Rodenhuis-Kingmaschaats

Oorsprong

De Rodenhuis-Kingmaschaats is de Nederlandse houten variant van de metalen noor met schoen. De laatste had rond 1887 zijn intrede gedaan op het Nederlandse ijs.

Het ontwerp is tot stand gekomen door de samenwerking van de hardrijders Marten A. Kingma uit Grouw en Y. Rodenhuis jr. uit Apeldoorn. Kingma handelde reeds in Noorse schaatsen, die hem werden toegezonden vanuit Noorwegen. Beiden bereden wel Noorse schaatsen. Toch moeten beiden gedacht hebben dat in Nederland een eigen Noorse schaats op de markt moest komen. Vandaar dat zij een Noorse schenkel met buis voorzagen van een houten voetstapel.

Zij vonden de Friese fabrikant D.G. Minkema in Oosterlittens in 1895 bereid de schaats in productie te nemen.

Nadat enige hardrijders zich prijzend hadden uitgelaten over deze schaats, waaronder de medeontwerper Rodenhuis zelf, is ook de Zwolse fabrikant H.J. Gorter in 1896 de Rodenhuis-Kingmaschaats gaan maken. Rodenhuis onderhield regelmatig contact met Gorter. Het model werd tot het begin van de 20ste eeuw op beperkte schaal gemaakt.

Sommigen beviel de Rodenhuis-Kingmaschaats blijkbaar goed, want Han Haag uit Amsterdam reed er nog op tijdens de Europese kampioenschappen op 6 en 7 februari 1925 in St. Moritz. In 1954 brengt de firma Nooitgedagt in IJlst nog een variant van de Rodenhuis-Kingmaschaats op de markt onder de naam combinoor.

Omschrijving

De Rodenhuis-Kingmaschaats kent evenals de hoge noor een buis, waarin de schenkel is gelast. De buis is vervolgens aan de houten stapel bevestigd door twee schroeven en bouten zoals dat gebruikelijk is bij houten noren.

Doordat de buis tussen schenkel en voetstapel is geplaatst wordt de schaats hoger en staat de schaatser net als bij de hoge noor verder van het ijs. De voetstapel heeft de lengte van de maat van de voet, zodat zowel voor als achter sprake is van een kale doorlopende schenkel.

Bron

Van Glis tot Klapschaats, 2001