Elfstedentocht 1963

Enquête H.Meijerhof

Naam: H. Meijerhof
Woonplaats: Tuinbouwstraat 4 Leeuwarden
Leeftijd: 18
Beroep: constructief bankwerker
Start: 5.30 uur
Finish: 20.38 uur
Rijtijd: 14.53 uur

H. Meijerhof uit Leeuwarden was nog maar achttien jaar toen hij zich inschreef. Hij was constructie bankwerker. Voor de jonge Fries werd het uiteraard een debuut op het Elfstedenijs. Hij had zich voorbereid met steun van Jan Charisius, die in 1954 in de kopgroep meestreed voor de Elfstedenoverwinning. Meijerhof verkende het parkoers met tochten naar Dokkum, Oudkerk en Sneek, maar hij schaatste niet mee in toertochten. Wel oefende hij elke avond op de ijsbaan waar hij voortdurend rondjes in tempo reed. Hij reed de tocht op Friese noren en arriveerde omstreeks kwart over één in Bolsward, waarna hij bijna vijf uur nodig had om Dokkum te bereiken. Zodra het licht werd zette hij een bril op. Daardoor voorkwam hij sneeuwblindheid. Ook van andere ongemakken had hij geen last, maar de dag na de tocht was hij wat stijf wat hem niet verhinderde om zondags alweer naar de ijsbaan te gaan. Tijdens de tocht had hij het even moeilijk op het IJsselmeer tussen Hindeloopen en Workum en vlak voor Franeker, maar dat duurde maar even. De reactie op zijn prestatie was overweldigend. Steeds weer moest hij zijn verhaal vertellen.

Zijn verhaal:
Door de ervaring die ik opgedaan heb, heb ik nu al besloten dat  ik de volgende keer, of in de toer of in de wedstrijd, weer zal meedoen. Want die dag en alles wat er na komt: het is iets fantastisch.

’t Mooiste van alles was direct al op het van Harinxmakanaal. Ik zou hem met m’n broer rijden. Hij hield het geld wel even in z’n zak en ik nam z’n reserveschaatsen mee. ’t Was daar ineens zo’n drukte dat we elkaar direct al kwijt waren. Ik zat haast zonder geld en hij had geen reserve schaatsen. Hij kon al wegwezen of hij kon nog ergens tussen de mensenmenigte zweven. Nou, ik dacht laten we het wagen en ben maar weggegaan. Kwam al direct wedstrijdrijders tegen, nou eerlijk gezegd, als die Sneek haalden dan waren ze al een heel eind heen, zo sloegen die met handen en benen die de hele baan in beslag namen. En…

En dan die Hollanders; ze hadden nauwelijks een paar kilometer gereden of ze riepen maar:  'Hoe ver moeten we nog?'

De één schreeuwde het harder dan de ander, maar hier kwam na Sneek al snel een eind aan.

Mijn schaatsbandjes waren haast versleten; maar ik vond het een wonder want ondanks al die hindernissen hoefde ik er niet één keer aan te komen.

’t Mooiste waren ook al die gedachten die door mij heen gingen, toen men in Harlingen tegen mij zei dat ik de tweede toerrijder was en de eerste net weg was. Overal waar ik kwam ging een gejuich op.

Verder al die mensen die je soms dwongen te stoppen en dan alles toe stopten. In Dokkum waar ik licht bevroren ogen had die men zo voorzichtig mogelijk behandelde.

.... Dat ik van Dokkum vaar Bartlehiem hard reed en drie keer plat in de sneeuw kwam te vallen, wat me een stukje kies kostte.

.... Hoe leuk die enkele mensen op de Grote Wielen waren, zo hulpvaardig.

.... Die Oudkerkers die je de laatste kilometers begeleidden. Hulde aan deze mensen.

.... M'n moeder niet geloofde dat ik hem had uitgereden.

.... M'nn broer, die tot Bolsward was gekomen en het niet geloofde.

.... Niemand geloofde het eerst.

.... Op de fabriek liep men eerst van mij weg tot iemand het bevestigde.

.... Onze chef, de heer Jan Charisius, vader van die hardrijder, iedereen opbelde en zei: 'De kleinste en jongste heeft het gehaald.' En ik moest alles maar aanhoren.

.... Op onze zaak werd ik gehuldigd en de weddenschappen die waren aangegaan, werden prompt uitbetaald.

Ja, ik kan er haast een boek over schrijven hoe fantastisch ik die Elfstedentocht vond.

 

Bovenkant van de pagina