Elfstedenrijder mr. Anton G.A. ridder van Rappard

De ridder van het ijs, 1933-1956

Auteur Ron Couwenhoven

A.G.A.ridder van Rappard achter zijn bureau jaren 30
als burgemeester van Olst

'Het was een unieke beleving, dit schaatsen over de in nevelen gehulde Gouwzee. Van Volendam ging het met de matige wind achter in vliegende vaart naar Monnickendam. Een mooi besluit van deze onverwachte winter.'

Met die woorden eindigt het buitengewone dagboek dat mr. Anton G. A. ridder van Rappard vanaf 1933 liefst 21 jaar lang nauwgezet bijhield, zodra het begon te vriezen. De oud-burgemeester van het Overijsselse Olst en het Noordhollandse Heemstede, die in 1970 overleed, bleek een schaatsenrijder in hart en nieren.

Als schaatsenrijder bleef  Ridder van Rappard, die vijf  keer de Elfstedentocht voltooide, altijd in de schaduw, maar in de roerige jaren zestig werd hij een nationale bekendheid doordat hij cabaretier Sito Hoving verbood in zijn gemeente Heemstede grappen over het Koninklijk Huis te maken, wat tot een nationale rel leidde.

Zijn zoon Willem, in de jaren '90 burgemeester van de gemeente Noordoostpolder, schonk het bijzondere dagboek van zijn vader al jaren geleden aan het Eerste Friese Schaatsmuseum in Hindeloopen.

'Vader was een burgemeester die nog aan de regentenkant stond,' zegt hij. 'Rechtlijnig en rechtvaardig. Maar als het begon te vriezen dan vergat hij alles: dan schaatste hij.'

'In duizelingwekkende vaart de gouden ondergaande zon tegemoet'

Laat in de middag van 8 februari 1947 arriveerde mr. A.G.A. ridder van Rappard aan de stempelpost van Sloten tijdens de negende Elfstedentocht. Dat jaar konden de toerrijders zelf hun startplaats bepalen en Anton van Rappard, de 40-jarige burgemeester van het Overijsselse Olst, had gekozen voor Harlingen om ‘fris en monter’ eerst het moeilijke stuk naar Dokkum te schaatsen. Een ijzige storm gierde over Friesland en de burgemeester kon slechts met de grootste moeite Sloten bereiken. Even voor vijf uur stond hij met een glas hete melk in de hand uit te hijgen bij een koek-en-zoopie.

Kopie van de Elfstedenstempelkaart van de ridder in 1947. Hij ging in Harlingen van start, maar moest in Sloten opgeven omdat het ijs onberijdbaar en te gevaarlijk was geworden.
(collectie Eerste Friese Schaatsmuseum, Hindeloopen).

'Amper was ik gearriveerd of er werd bekend gemaakt dat voor diegenen die nog verder moesten dan Sloten de tocht werd stop gezet, omdat door kistwerking de Fluessen levensgevaarlijk waren. Wat nu? Zou ik werkelijk moeten opgeven zonder dat ik lichamelijk daartoe gedwongen werd? De route naar Stavoren leidde weer terug langs de oostelijke oever van het Slotermeer, naar Woudsend, Woudsender Rak, Heegermeer en Fluessen. Dus in het begin de storm weer tegen, maar eenmaal op het Heegermeer zou ik de wind pal achter hebben tot Stavoren! Ik dronk mijn glas melk uit en startte gedreven door de alles beheersende gedachte dat ik deze tocht koste wat kost wilde beëindigen. Een half uur ploeterde ik voort tot ik eindelijk het Woudsender Rak opreed en toen was spoedig alle leed geleden. Weldra lagen de onafzienbare ijsvlakten van Heegermeer en Fluessen voor mij met tot ver in het verschiet een kronkelend lint van sporen van hen die dien morgen deze route hadden gereden. Ik vloog voorwaarts in duizelingwekkende vaart. De gouden ondergaande zon tegemoet. Nimmer heb ik zul een prachtige belichting gezien. Nimmer zo snel gereden. Nimmer zo intens genoten van de schoonheid van het winterse landschap tot … tot ik enige honderden meters voor mij uit een onderbreking zag in het sporenlint! ‘Een kistwerk,’ flitste het door mij heen, ‘Gevaar!’. Ik poogde te remmen, maar de storm joeg mij voort. Schrikbarend snel naderde ik de zogenaamde kist. De felle noordooster storm had het ijs doen werken en een scheur van ruim een meter open water doen ontstaan! ‘Probeer er over heen te springen. Alleen volle vaart kan je redden.’ Flitsende gedachten, die flitsend werden uitgevoerd. Ik vloog over de geul heen, verloor mijn evenwicht en kwakte neer op het ijs, waarover ik zeker vijftig meter werd voort gesleurd. Diep besefte ik in die ogenblikken hoe onverantwoordelijk deze eenzame tocht over de meren was geweest en dat als mij een ongeluk was overkomen ik hoogstwaarschijnlijk was doodgevroren!'

Zo beschreef mr. A.G.A. ridder van Rappard één van de meest dramatische momenten uit zijn lange carrière als schaatsenrijder in het dagboek, waarin hij in december 1933 zijn eerste aantekeningen maakte en nauwgezet de routes uittekende, die hij vanuit Olst door de kop van Overijssel en Friesland reed. Dat hield hij nauwgezet vol tot het einde van de winter van 1954, toen hij al 47 jaar was en inmiddels burgemeester van Heemstede in Noord-Holland. In het dagboek beschrijft Anton van Rappard onder andere de 54 schaatstochten die hij in de winters van 1940 tot 1942 reed en waarin hij liefst 3720 kilometer aflegde. Een afstand van Amsterdam naar

Ridders in dienst van Oranje
Hij stamde uit een voornaam geslacht, dat al generaties lang bestuurders van formaat voortbracht. Zo was zijn voorvader A.G.A. ridder van Rappard, de invloedrijke directeur van het kabinet des Konings onder koning Willem I, II en III en van december 1856 tot 1858 minister van Binnenlandse Zaken in welke functie hij de wet op het lager onderwijs introduceerde. Oud-oom W.F. van Rappard was in 1907 minister van oorlog in het kabinet De Meester. En broer mr. Louis ridder van Rappard was net als Anton burgemeester. In de jaren zestig maakten zij furore door hun onverzettelijke houding tegen de onstuitbare opkomst van linkse vernieuwers en streden zij tegen de verloedering van Nederland, zoals zij dat noemden. Vooral Louis ridder van Rappard, burgemeester in Gorkum, was een voorman van rechts Nederland in de strijd tegen de opkomst van het ‘rode gevaar’ in de roerige jaren zestig. Hij was het middelpunt van spraakmakende rellen, richtte de ultra-rechtse partij Nederlands Appèl op en liet de verkiezingsaffiches van zijn eigen partij van alle borden en muren in Gorkum verwijderen, toen hij er op gewezen werd dat de pamfletten te vroeg waren opgehangen. Bovendien gaf hij de politie de opdracht de daders op te sporen.

Zo extreem was Anton ridder van Rappard niet, maar ook hij joeg links Nederland in de gordijnen toen hij in december 1966 bepaalde dat Sito Hoving met zijn bekende Tingel Tangel-cabaret uitsluitend in Heemstede welkom was indien hij zich in zijn programma zou onthouden van teksten over het koninklijk huis. Een nationale rel was geboren, want Hoving liet weten: 'Ik hou niet van censuur. En daarom kom in niet naar Heemstede.'

De burgemeester hikte noch verschrikte en deelde de toegestroomde pers mee: 'Het enige criterium van mij is dat het nu maar eens afgelopen moet zijn met dat vuilspuiten op ons koninklijk huis. Ik vind dat voor een goed cabaret trouwens niet noodzakelijk. Er zijn ook andere manieren om het publiek te amuseren. Er zijn grenzen aan de scherts.'

Er werden zelfs kamervragen over het opmerkelijke besluit van de burgemeester gesteld, maar dat veranderde zijn standpunt niet. Het Heemsteedse publiek moest het zonder Hoving doen.

'Vader baseerde zich op een toen nog bestaande wet,' zegt mr. Willem ridder van Rappard, die burgemeester van de gemeente Noordoostpolder is. Onlangs schonk hij het bijzondere dagboek van zijn vader aan het Eerste Friese Schaatsmuseum in Hindeloopen. 'Hij was een onvoorwaardelijke orangist en bovendien een burgemeester, die grote moeite had met de enorme veranderingen in de jaren zestig en vooral met de politikisering van het ambt, waar hij zo aan verknocht was. Ik was toen zelf student en heb er menig pittige discussie met hem overgevoerd. Vader zat nog aan de regentenkant. Hij was in 1937 burgemeester van Olst geworden, een vriendelijk, prettig dorp, waar de burgemeester in hoog aanzien stond. Maar zodra het begon te vriezen werd hij schaatsenrijder. Dan gooide hij alles neer. Zijn barnstenen sigarettenpijpje ging aan de kant en zijn borrels liet hij staan. Dan was zijn voorbereiding op de Elfstedentocht gestart.'

Groot feest in Dokkum
Talloze keren schaatste hij dan naar Zwolle waar hij zijn vriend Jaap Breen ophaalde, die per trein uit Dordrecht kwam om soms dagenlang met Anton van Rappard Friesland op de schaats te doorkuisen. Overdag verslonden de heren kilometers alsof het niets was. En ’s avonds kon het er gezellig aan toe gaan. Zo schaatsten ze in de strenge oorlogswinter van 1942 op 8 januari van Heerenveen naar Ternaadt, ver boven Dokkum bij de dijk van de Waddenzee.

'In Dokkum nog niet moede, reden wij tegen de inmiddels krachtige noordenwind. Achter ons aan kwam de jeugd. In Ternaadt was het ijs onder gestoven. Afgebonden, snoep gekocht voor de jeugd en hen laten grabbelen. Oranje boven!! In vliegende vaart terug naar Dokkum. Intrek genomen in hotel De Beurs en vriendschap gesloten met vele Dokkummers. Groot feest. Tot twaalf uur ’s nachts allergenoeglijkst samenzijn en vele, vele borrels. Volgende ochtend kater! Jaap gaat naar de kapper tegenover de beurs, komt ingezeept terug om mijn scheermes te halen, moet zichzelf scheren en nog betalen ook…'

Om half twaalf vertrokken de mannen weer. Dit keer naar Stavoren, 97 kilometer naar het zuiden.

'Vader genoot op die tochten. Hij was een enorm natuurmens,' zegt zoon Willem. 'In Heemstede kreeg hij wel eens het verwijt dat er geen boom gekapt mocht worden en als er ’s winters sneeuw gevallen was mocht ik geen sneeuwpop in de tuin maken. Dat vond hij zonde van het gazon dat er onder die witte deken zo schitterend uitzag. Ik heb later zelf veel tochten met hem gereden. Zoals in de winter van 1963 toen ik samen met hem van Enkhuizen naar Stavoren en terug reed over het bevroren IJsselmeer. Hij hield van de geweldige mentaliteit van de mensen op het ijs. ‘Dan is Nederland op zijn best’, zei hij altijd, ‘En wat is het dan een mooi land.’'

Anton ridder van Rappard was een onverzettelijk man met een enorm doorzettingsvermogen. Dat bleek wel toen hij op 16 januari 1942 zich niet langer kon inhouden en besloot de Elfstedentocht alvast te rijden. Van kwart over vijf ’s ochtend tot tien uur ’s avonds stonden Van Rappard en Breen op de schaats, maar dat weerhield hen er niet van de volgende dag op de schaats nog even de 106 kilometer van Leeuwarden naar Zwolle te rijden en vijf dagen later van start te gaan in de officiële Elfstedentocht.

Op 10 april 1953 leidde Anton ridder van Rappard de snertactie voor het door de watersnood zwaar getroffen Puttershoek.

De burgemeester van Heemstede was ook een onkreukbaar man. Toen de gemeente besloot dat er bij de Dreefschool een beeld moest komen, koos Ridder van Rappard persoonlijk de toen nog onbekende Zandvoortse beeldhouwer Kees Verkade uit voor de eervolle opdracht. Deze maakte een beeld van twee bokkie springende jongens. Maar toen de burgemeester gevraagd werd het beeld te onthullen, weigerde deze dat tot stomme verbazing van iedereen.

'Het halve land viel over vader heen,' weet Willem van Rappard nog. 'Verkade maakte er gelijk landelijk naam door. Maar vader was niet te vermurwen. ‘Dan kies ik te veel partij voor één kunstenaar’, zei hij. Hij had van die waanzinnig principiële dingen. Albert Heijn opende zijn eerste supermarkt volgens een nieuwe formule in Heemstede. Vader verrichtte de opening met een opmerkelijk speech, waarin hij verkondigde dat ‘supermarkten de nekslag voor de kleine zelfstandigen’ betekende. Maar de Albert Heijn-directie liet zich niet kennen en liet een enorme mand met levensmiddelen bij ons thuis bezorgen. Moeder en ik stonden al verlekkerd te kijken naar al die delicatessen. Ma vond het een aanwinst voor de provisiekast, want een burgemeester in de jaren vijftig had het echt niet breed. Maar toen vader thuis kwam zei hij maar één woord: ‘Terug!’ Daar deed Albert Heijn wel moeilijk over, maar hij weigerde pertinent dit geschenk te accepteren. Hij adviseerde de mand naar het bejaardentehuis te brengen en dat gebeurde ook.'

Mr. Anton ridder van Rappard had die karaktertrekken van huis uit meegekregen. Zijn moeder stamde af van een eeuwenoud adellijk geslacht uit Silezië, de Duitse landstreek, die na de tweede wereldoorlog bij Polen werd gevoegd. Zij hechtte net als de Van Rappard’s aan oude normen en waarden.

'Met Hollandse namen kon zij niet overweg. Daarom kregen al haar kinderen silezische troetelnamen. Zo kenden iedereen vader als Tutty en oom Louis, de burgemeester van Gorkum, noemde zij Rolly. Hun eigen namen werden eigenlijk nooit gebruikt,' zegt kleinzoon Willem. 'Grootmoeder had ook excentrieke kanten. Zo hield zij van grote galadiners met luisterrijke tafels. Eens liet zij een grote zinken bak maken bij de smid in Tiel. Deze stond gevuld met water midden op de tafel. Er zwommen tot stomme verbazing van de gasten allemaal jonge eendjes in. Het was een enorm succes, maar helaas wist grootmoeder niet dan pulletjes af en toe aan land moeten, omdat ze nog geen vet genoeg op hun lijfje hebben. Bij het nagerecht begonnen steeds meer eendjes met hun pootjes omhoog in de bak te drijven. Ze waren tijdens het diner gewoon verdronken.'

De dramatisch Tocht van '56
Het bijzondere dagboek van zijn vader bevindt zich nu in de bibliotheek van het schaatsmuseum in Hindeloopen. Ook de replica van het tegeltje met de beeltenis van mr. A.G.A. ridder van Rappard, dat in de Elfstedenbrug bij Oudkerk is aangebracht, zal naar het museum verhuizen.

'Maar het meest dramatische verhaal kon hij niet op papier krijgen,' zegt mr. Willem. 'In 1956 behaalde hij zijn vijfde elfstedenkruis. Alleen in ’47 haalde hij de finish niet. Maar die laatste tocht was ook de meest dramatische. Al na 40 kilometer verloor hij het gezelschap van Jaap Breen, die in de duisternis ten val kwam, waarna een andere rijder met zijn schaats zijn halsslagader raakte. Hij moest in vliegende vaart naar het ziekenhuis gebracht worden. Vader bleef bij hem tot de ambulance kwam. Hij raakte daardoor enorm achter en moest in het donker naar Dokkum schaatsen. Even voorbij Bartlehiem kwam hij zwaar ten val. Hij lag meer dan een kwartier voor aap op het ijs, zoals hij zelf altijd zei. Hij kwam weer bij zijn positieven, voelde zich wel behoorlijk beroerd maar reed de laatste veertig kilometer toch uit.'

Zijn echtgenote was voor het eerst mee om hem onderweg te verzorgen. Zelf schaatste zij niet, want dat had haar man haar gewoon verboden met de woorden: 'Als jij je been breekt, heb ik geen eten.' Zijn talloze schaatsvrienden keken ’s avonds hun ogen uit, toen Van Rappard warme melk in plaats van zijn gebruikelijke borrel bestelde en zeiden: 'Tutty, je kunt je vrouw in het vervolg beter thuis laten.'

Maar drie dagen later bleek wat er werkelijk aan de hand was. De jonge Willem bracht zijn vader een ontbijtje op bed.

'Op zijn hoofdkussen lag een grote plas bloed,' zegt de zoon. 'Hij had een schedelbasisfractuur. Op zijn enorme wilskracht had hij toch de tocht uitgereden. De medici spraken van een wonder. ‘Een normaal mens was dood geweest,’ zeiden ze. Vader was maandenlang uitgeschakeld en zou altijd last van hoofdpijn houden. Uiteindelijk is dit toch zijn dood geworden. In februari 1970 stootte hij zijn hoofd erg hard bij het instappen in een auto. Hij ging nog op vakantie naar Joegoslavië, maar pappie kwam erg ziek terug. Hij kon de vliegtuigtrap niet meer aflopen. Tot tweemaal toe moest zijn schedel gelicht worden, wat toen nog een erg experimentele ingreep was. Maar vader doorstond dat met zijn ijzeren gestel fantastisch. Begin augustus kreeg hij nog een bloedtransfusie. Achteraf  bleek dat afkomstig van iemand met geelzucht.  Op 11 augustus waren mijn ouders 25 jaar getrouwd. Er was een groot feest georganiseerd. Maar een dag eerder was iedereen er al. Op zijn begrafenis. De geelzucht had hem binnen een week geveld. Het was vreselijk triest.'

Kopie van het certificaat dat Anton van Rappard ontving nadat hij in 1956 zijn vijfde Elfstedenkruisje behaalde.
(collectie Eerste Friese Schaatsmuseum, Hindeloopen)

 

 

Bronvermelding

Auteur Ron Couwenhoven, begunstiger (lid) van De Poolster

Het originele dossier van het schaatsleven van Anton G.A. ridder van Rappard wordt bewaard in het archief van het Eerste Friese Schaatsmuseum in Hindeloopen.

Bovenkant van de pagina