Lidy Stoppelman

Eerste Nederlandse Kampioene Kunstrijden 1951-1953

Auteur Ad de Boer

Lidy Stoppelman in haar gloriedagen

Het kunstrijden wilde in Nederland heel lang niet goed van de grond komen. Meer perspectieven rezen pas toen in 1934 in Amsterdam een kunstijsbaan werd geopend en in 1937 één in Den Haag. Er kwamen toen mogelijkheden voor deze categorie schaatsers om voldoende te trainen. Een lange intensieve trainingsperiode is voor deze tak van de schaatssport namelijk een eerste vereiste om een acceptabel niveau te bereiken en dat was in ons land met zijn vaak kwakkelende winters op natuurijs niet mogelijk. De belangstelling voor kunstrijden nam in deze jaren toe, vooral van de zijde van de dames. Er werden in de veertiger jaren zo nu en dan ook nationale kampioenschappen gehouden, maar deze hadden nog geen officiële status.

Pas in 1951 werden door de KNSB officiële kampioenswedstrijden kunstrijden georganiseerd. Bij de dames werden deze gewonnen door Lidy Stoppelman. Zij is dus de eerste officiële Nederlandse kampioene kunstrijden. Voor deze kampioene ga ik in dit artikeltje aandacht vragen.

Alida Elisabeth Stoppelman werd op 3 juli 1933 in Amsterdam geboren. Haar ouders hadden daar een stoffenzaak. Het schaatsen werd haar met de paplepel ingegeven. Al op vierjarige leeftijd kreeg zij van haar ouders een paar schaatsen.
Achter een krukje krabbelde zij haar eerste meters op de Kromme Waal tussen de rijnaken die daar ingevroren lagen. Zij had duidelijk aanleg voor schaatsen. Dat had zij trouwens niet van vreemden, want ook haar ouders waren goede schaatsers. Lidy reed op de kunstijsbaan in de Apollohal in Amsterdam.

Maar toen de oorlog uitbrak en ook de Jeugdstorm en de Hitlerjugend op het ijs verschenen was dit voor vader Stoppelman, die van joodse afkomst was, onverteerbaar en was het met schaatsen afgelopen. Maar na de oorlog werd de draad weer opgenomen en wordt zij lid van de Kunstrijders Club Amsterdam. Zij wordt in die jaren getraind door Harry Monas en door Sonja Henie, de Noorse die jarenlang de grote figuur was bij het kunstrijden. Zij werd zelfs tienmaal wereldkampioen. Naast de ijstrainingen worden ook  balletlessen gevolgd. Er volgt nu een periode waarin Lydy aan verschillende nationale wedstrijden kunstrijden meedoet. Het begint met de voor het eerst georganiseerde wedstrijd kunstrijden voor junioren-dames, die in Amsterdam in februari 1947 wordt gehouden.

Ze wint de eerste prijs en wordt daarmee Nederlands kampioene kunstrijden junioren. De prijs bestaat uit een handgeschilderd tegeltje. De keiharde training resulteerde in 1948 ook in een Nederlands kampioenschap bij de senioren in Den Haag. Het jaar 1949 ontbreekt wegens blessures op de erelijst, maar in 1950 wordt de draad weer opgepakt en haalt zij een derde prijs. In dat jaar wordt zij wegens het sluiten van de Apollohal in Amsterdam lid van Hokij (Haagse Overdekte Kunstijsbaan) en traint daar verder. Haar gymnasiumopleiding houdt zij voor gezien om zich fulltime met het kunstrijden te kunnen bezig houden. Dan volgen de jaren 1950,  1951 en 1952 waarin ze driemaal achtereen Nederlands Kampioene wordt. Pas in 1951 krijgt dit kampioenschap zoals hiervoor al gememoreerd een officiële status. Zij ontvangt hiervoor een wisselprijs, die bestaat uit een zilveren schaats. Deze was gemaakt van omgesmolten dubbeltjes en kwartjes.

Na 1950 volgt ook een periode waarin ze ook aan Europese kampioenschappen meedoet. In de jaren 1951 tot 1954 wordt ze uitgezonden naar de Europese kampioenschappen respectievelijk in Zürich, Wenen, Dortmund en Bolzano. En in die zelfde periode neemt ze deel aan de wereldkampioenschappen in Milaan, Parijs en Davos, in 1954 samen met Sjoukje Dijkstra, Joan Haanappel en Nelly Maas. Hoewel geen ereplaatsen, behaalt zij daar toch telkens eervolle klasseringen. Een hoogtepunt in haar carrière is ook de deelname aan de Olympische spelen in 1952 in Oslo. Zij was de enige Nederlandse vertegenwoordigster voor deze tak van de ijssport. Ze werd vergezeld door haar moeder, die tegelijkertijd haar trainster en coach was. Haar moeder was ook degene die al haar schaatskostuums maakte. Supervisie over de Nederlandse schaatsploeg had Klaas Schenk. Kennelijk had die niet zoveel op met een kunstrijdster in de ploeg, want toen zij verzocht om door de masseur van de mannelijke schaatsers te worden behandeld werd dit botweg geweigerd.

Lidy eindigde als 22ste, maar haar optreden werd wel beloond met een Olympisch diploma. Ook heeft zij in die jaren deel genomen aan de prestigieuze wedstrijden om de Richmond Trophy, die vanaf 1949 elk jaar bij het begin van het schaatsseizoen werden verreden in The Richmond Ice Rink te Twickenham, het in die jaren bekende centrum voor kunstrijden in Engeland. Bij haar vierde deelname eindigde zij als tweede, en dat zou zeker een eerste plaats geweest zijn ware het niet dat bij zo’n gelegenheid een Engelse als eerste moest eindigen. Naast deelname aan wedstrijden gaf ze ook veel demonstraties kunstrijden. Niet alleen in Nederland, maar ook in het buitenland, zoals in Dortmund, Londen, Luik en Parijs. In die periode legde ze met succes ook alle tests vierde, derde, tweed en eerste klas kunstrijden af. Omdat in Engeland de trainingsfaciliteiten veel beter waren, week ze al vroeg in haar carrière uit naar Engeland, naar The Richmond Ice Rink, waar zij trainde bij de bekende Zwitser Arnold Gerschwiller. Kosten noch moeiten werden gespaard om goed beslagen op het ijs te komen om dit ijsgezegde eens te gebruiken. Een groot deel van die kosten moesten door de familie Stoppelman zelf betaald worden.

Er moest zuinig omgesprongen worden met het beschikbare geld. Het sprak dan ook vanzelf dat Lidy tijdens haar verblijf in Engeland haar eigen potje kookte en haar eigen kleren verzorgde en waste. In 1955 zou Lidy aanvankelijk als trainster bij Hokij gaan werken. Maar toen kwam er een aantrekkelijk aanbod uit Davos en ging zij daar samenwerken met haar eerdere trainer Gerschwiller.Tot zover dit relaas over Lidy Stoppelman. Na haar kwamen sterren als Sjoukje Dijkstra en Joan Haanappel. In de periode daarvoor heeft Lidy Stoppelman evenwel een dominante plaats ingenomen bij het kunstrijden in Nederland.

Door haar grote inzet heeft zij er ongetwijfeld toe bijgedragen dat de belangstelling voor deze tak van de schaatssport in Nederland in die jaren belangrijk is toegenomen.

Bronvermelding

Auteur Ad de Boer, verzamelaarskring Stichting De Poolster
Kouwe Drukte, Jaargang 5 – nummer 14 – april 2002, blz.33-35

Bovenkant van de pagina