Schaatsmonturen

  1. Inleiding
  2. Oud Fries montuur
  3. Nieuw Fries montuur
  4. Hollands montuur
  5. Zuidhollands montuur
  6. Koninginnemontuur
  7. Schoenmontuur
  8. Touw, leertjes en schaatsenband
  9. Lees verder

Inleiding

Om de houten schaats goed stevig onder de voet te houden werd gebruik gemaakt van verschillende systemen van leerwerk. Het leerwerk bestond uit drie onderdelen: het teenleer, het hakleer en de leren veter, riemen of linten die het teen- en hakleer verbond. Een enkele keer treft men oude schaatsen aan waar het leerwerk is vervangen door palinghuid. Aan het leerwerk werden soms gespen en ringen (fournituur) gezet, die bijdroegen aan de sterkte van de bevestiging. Het leerwerk en het fournituur samen wordt het schaatsmontuur genoemd. In de loop der tijden zijn verschillende montuursamenstellingen ontwikkeld, die soms geografisch bepaald zijn. De volgende monturen kunnen onderscheiden worden:

Oud Fries montuur

Oud Fries montuur

Het oud-Friese montuur was zeer eenvoudig. Het bestond uit een teenleer en een hakleer. In het leer, dat door het teengat in de voetstapel werd gehaald, zijn 5 tot 10 mm van de uiteinden sneden aangebracht waardoor de veter kon worden getrokken.

In het hakleer, dat door de hakgleuf in de voetstapel ging, werd aan slechts één uiteinde een snede aangebracht. Het andere uiteinde werd door de snede gehaald, waarna aan de buitenzijde het leer in een knoop werd gelegd, zodat het uiteinde ervan niet terug kon schieten. Soms werd ook aan de binnenzijde een knoop gelegd om verschuiven te voorkomen, maar dat werd over het algemeen overbodig gevonden.
De veter, riem of lint werd nu door de sneden in het teenleer gehaald en bij de enkels om het hakleer gelegd, waarna de uiteinden boven de wreef door middel van een strik werden vastgebonden.

Nieuw Fries montuur

Nieuw Fries montuur

Na 1900 werden aan het oud-Friese montuur enkele verbeteringen aangebracht, die het uitscheuren van het leer moesten voorkomen. In het teenleer werden geen sneden aangebracht, maar de uiteinden van het leer werden omgezoomd, zodanig dat er door de zoom een veter getrokken kon worden. De zoom werd met sterk garen vastgenaaid of door middel van een roestvrije holniet of klink (rivets) vastgeklonken.

Het hakleer kon verschillend zijn samengesteld:

  • het hakleer bestond uit een breed rechthoekig stuk leer van circa 20 bij 4 cm. Aan de uiteinden waren sneden aangebracht. Door de  hakgleuf in de voetstapel werd een stevig leertje getrokken, waarvan de uiteinden door de sneden in het hak­leer gingen en aan de buitenzijden werd in het leertje aan elke kant een knoop gelegd.
     
  • het hakleer bestond uit dezelfde onderdelen als hierboven. De zomen werden niet dicht geklonken maar werden dichtgenaaid.

Hollands montuur

Hollands montuur of Groninger binding

Het oudhollands hakleer werd evenals het Friese hakleer vaak met een knoop bevestigd.

Het Hollands montuur kende ten opzichte van het Friese montuur enkele wijzigingen:

  • het teenleer bestond uit een lange riem van circa 1 meter. Deze verving in feite de veter. De riem was voorzien van een gesp. De riem werd eerst door de teengleuf gehaald en daarna schuin over de voet door het hakleer gelust. Vervolgens werd de riem over de wreef naar de andere kant door het hakleer gelust om tot slot weer schuin over de voet getrokken te worden naar de gesp aan het andere uiteinde van het teenleer. Beide uiteinden werden nu vastgegespt. Deze binding werd ook wel Groninger binding genoemd.39 De lange teenriem is nog lange tijd toegepast bij de houten- of Stheemannoor.
     
  • het lussen van het teenleer gebeurde door ringen die aan beide zijden van het hakleer waren bevestigd.
     
  • het hakleer bestond uit een breed rechthoekig stuk leer van circa 20 bij 4 cm en een gleufleer van circa 20 bij 2 cm. Over het brede stuk leer werd ter versteviging een smaller stuk leer van circa 1,7 cm genaaid. De uiteinden van het smallere hakleer en het gleufleer werden omgeslagen en met holnieten of klinken gezoomd. De ringen werden door de zomen van beide stukken leer gehaald voordat ze met de holnieten werden dichtgeklonken. Door de aanwezigheid van een langer stuk hakleer kwamen de ringen niet tegen de enkels.

Zuidhollands montuur

Met name de schaatsen uit het zuidelijk deel van Zuid-Holland hadden drie riemgaten in de voetstapel: het teengat, een wreefgat en een hakgat. Ten opzichte van de Friese schaats en de Noord-Hollandse schaats kwam er bij de Zuid-Hollandse schaats een wreefleer bij. Er waren drie types wreefleer:

  • het wreefleer bestond uit een soortgelijk leertje als het teenleer en is aan de uiteinden ingesneden of omgezoomd. In beide gevallen werd door dit wreefleer een veter gehaald.
     
  • het wreefleer bestond uit een riempje van circa 30 cm en was voorzien van een gesp om de uiteinden te verbinden.
     
  • het wreefleer en teenleer vormden samen één riem van circa 60 cm dat een gespsluiting had. De riem werd eerst door de teengleuf gehaald en werd daarna kruislings over de wreef door de wreefgleuf gehaald. Vervolgens ging het leer terug naar het andere uiteinde van het leer om vastgegespt te worden.

Het hakleer van de Zuid-Hollandse schaatsen uit de Alblasserwaard is niet zelden bewerkt door inkepingen en kartels aan de randen van het leer. Soms is zelfs het hele hakleer met decoratieve figuurtjes bewerkt. Voor deze bewerkingen werden leergutsen en -messen gebruikt.

Koninginnemontuur

Koninginnemontuur

Koninginnemontuur met stiksel in de vorm van een W

Nadat de Vissering-Ruiter- of koninginneschaats in 1890 op de markt was gebracht, ging het konin­ginnemontuur een eigen leven leiden. Het montuur bestond uit een breed teenleer dat aan het ene uiteinde uitgesplitst werd in drie leertjes. Aan het andere uiteinde zijn drie gespjes bevestigd, waarin de drie leertjes konden worden vastgezet. Vanzelfsprekend moest de breedte van het teengat in de stapel aan de breedte van het teenleer worden aangepast. Het hakleer van het koninginnemontuur was Hollands met ringen, maar er liep ook nog een leertje voor de voet langs, van de ene ring naar de andere.

Bij sommige koninginneschaatsen is een W (van Wilhelmina) in het leer genaaid.

Tegelijkertijd werd de W in het hout van de voetstapel gekerfd.

Schoenmontuur

Schoenmontuur

Al in de 17e eeuw kwam men op het idee met schroefjes een complete schoen op de schaats te bevestigen.Het voordeel hiervan was dat de gehele voet stevig vast zat en men doofbinden kon voorkomen.Dit schoenmontuur wordt door alle eeuwen heen toegepast, zij het in incidentele gevallen.

Ook werden wel delen van de schoen op de schaats bevestigd, met name de hak- en neusdelen. Deze vinding breekt in Nederland pas door in de 20e eeuw op houtloze schaatsen als kunstschaatsen en noren, die metalen voetplaten hebben.

Touw, leertjes en schaatsenband

Om verbinding te maken tussen het teenleer en het hakleer kan verschillend materiaal gebruikt zijn. De goedkoopste manier was het gebruik van touwtjes. Vroeger werd in elk geval het hakleer met de stapel verbonden door middel van touw. Het gebruik van touw in de verbinding van het teenleer met het hakleer was trouwens af te raden, omdat het in de voet ‘sneed’ en daarom vrij gemakkelijk aderen afknelde, het zogenaamde doofbinden. In mindere mate deed zich dat voor bij leren veters, omdat deze enige rek vertoonden.

Kinderschaats met oranje lint

Nog beter was het om schaatsenbanden te gebruiken. Schaatsenband- of lint werd al gebruikt in de 17e eeuw. Ook in de 18de eeuw werd de voorkeur gegeven aan banden in plaats van leren riemen. Van Geuns legde in 1812 uit dat schaatsenband was samengesteld uit vijf keper geweven wol en linnen met een breedte van ruim 2,5 cm en een lengte van 30 cm. Het lint kwam in verschillende kleuren voor. Oranje was vaak een vaste steunkleur. Hoe fijner het materiaal geweven, des te sterker was het lint. De linten werden op rol in de handel gebracht. In 1915 kostte een rol schaatsenband van 50 meter bij de groothandel tussen ƒ 1,70 en ƒ 2,-.

Na 1900 werden touw en leer langzamerhand vervangen door het geweven bandmateriaal. Wel bleven de leren veters tot in de jaren zestig van de 20e eeuw nog in gebruik vooral onder oudere schaatsenrijders, die de vroegere traditie trouw wilden blijven.

Lees verder

Bovenkant van de pagina