De dag van kapelaan Nieuwenhuizen

18 januari 1963

Auteur Ron Couwenhoven

'Bij Stavoren hield de ijsbaan gewoon op'
Bijna plechtig sprak schipperskapelaan C. Nieuwenhuizen op dinsdag 22 januari 1963 voor de KRO-microfoon zijn wekelijkse praatje voor de schippers uit.

'Vrijdag jongstleden, beste varenden,' preekte kapelaan Nieuwenhuizen, 'was ik nummero 8446. Dat betekende een donker gele kaart. Dat betekende starten om tien minuten over acht. Inderdaad u hebt het al geraden. Alle wijze raadgevingen van mijn omgeving ten spijt ben ik aan de verleiding van mijn schaatshartstocht bezweken. Ik heb aan de Elfstedentocht deelgenomen.'

Die vrijdag 18 januari 1963, de dag van de twaalfde Elfstedentocht, staat menig Nederlander nog vers in het geheugen gegrift. Het werd de dag van Reinier Paping. Dat dag van de meest historische sportwedstrijd ooit in Nederland gehouden. Zijn indrukwekkende overwinning in Siberische omstandigheden maakte de bescheiden schaatsenrijder uit Ommen in één klap tot één van de grootste sporthelden, die ons land kent.

Slechts 58 wedstrijdrijders en 69 tochtrijders haalden de eindstreep op tijd. Kapelaan Nieuwenhuizen was er niet bij. Hij meldde zijn luisteraars, die overal in Nederland met hun schepen lagen ingevroren: 'Voor mij is het een zesstedentocht geworden. Na vijfenzeventig kilometer ijsgeploeter heb ik, vlakbij Hindeloopen, de schaatspijp aan Maarten gegeven. Even buiten Stavoren hield de ijsbaan gewoon op. Samen met een Hilversumse student heb ik toen op gymschoenen – schaatsen onder de arm – kilometers door de sneeuw gebaggerd.

De eindeloze witte woestijn van de tocht van ‘63 met nauwelijks rijders in de baan
 

Toen er eindelijk weer ijs was, waarop viel te schaatsen, konden we de schaatsen niet meer onder krijgen. Ze waren stijf bevroren. We zochten toevlucht onder een schutse van een Friese boerderij.

'Wilt u warme melk?' vroeg de boerin. Het goeie mens kwam binnen met een blad, waarop twee glazen meet een heerlijk dampend glas koeienvocht. Van alteratie struikelde ze over de drempel, waardoor alles over de vloer ging. Zonde van die heerlijke melk. We hadden – gelijk het poesgedierte – de melk wel van de grond willen likken. Zo’n dorst krijg je van het schaatsen.

Koud heb ik het tijdens de tocht niet gehad. Dit dank ik aan de buurman van mijn slaapadres. Een man van achtendertig jaar. Vader van acht kinderen. Reeds vijfmaal de Elfstedentocht gereden en nu getraind en voorbereid op de barre tocht tot in de toppen van zijn vingers.

'Laat de kapelaan vanavond eerst even bij mij komen,' had ie gezegd. Ik voldeed braaf en graag aan zijn verzoek. 'Weet u wat ik aan heb als ik ’s morgens vertrek?' zei de man.

'Luister!'

'Allereerst een hemd. Daarover nog een hemd met lange mouwen. Dan een flanellen overhemd. een trui, die ik van binnen vol heb geregen met papieren servetjes. Daar overheen mijn schaatstrui. Verder een zwembroek. Een lange onderbroek. Een groot stuk zeemleer om het onderlichaam te beschermen. Een mannenmaillot, die ik speciaal uit Duitsland heb laten komen. Een schaatsbroek. Op het hoofd een schaatsmuts. Daar overheen een bivakmuts, die alleen ogen en mond vrijlaat. in de zak nog een reserve-muts. Voor de ogen een motorbril. voor de handen twee paar wanten over elkaar. En verder vet ik het hoofd, de handen, heet onderlichaam en de voeten in met een dikke laag vaseline. Aan diezelfde voeten nog een paar dikke sokken, dan plastic zakjes. Dan weer sokken en dan de schaatsen.'

Het zal u duidelijk zijn, beste varenden, dat half Leeuwarden heeft moeten helpen om mijn uitrusting een beetje op peil te brengen. Als schipperskapelaan krijg je echt wel vreemde problemen op te lossen. Maar om in de avond van de zeventiende januari van het jaar 1963 in Leeuwarden - een bijna buitenlandse stad – een lange onderbroek te veroveren, was toch wel een heel moeilijke opgave.

George Schweigmann was één van de 69 tochtrijders die de finish haalde. George ging negen keer van start in de Elfstedentocht en is daarmee recordhouder.

Zoals gezegd heb ik het einde van de tocht niet gehaald.. Op geen stukken na. Molkwerum heet de plaats, waar een boerin ons tweemaal melk in schonk om het eenmaal te kunnen geven.

De man, die mij zo voortreffelijk raad gaf, heeft het wel gehaald. We hebben ’s avonds op hem gewacht. Die spanning. Van telefoontjes wisten we dat hij Dokkum om acht uur was gepasseerd. Het werd tien uur. Elf uur. Alsmaar niets. Half twaalf, twaalf uur. en toen – vijf over twaalf – het juichende telefoontje. 'Ik ben tien minuten gleden als laatste tochtrijder nog net op tijd binnen gekomen!

Om één uur werd hij thuis gebracht door de bus. O, U had dat moeten mee maken! Al zijn jongens roetsten het bed uit. In hun witte pyamatjes klaar wakker en trots als een pauw naast pa op de canapé genoten ze mee van de hulde van de buurt.

De man was moe en dat mag ook wel als je tweehonderd kilometer geschaatst hebt onder zulke omstandigheden. Met zijn armen om de schouders van zijn trotse jongens was het enige wat hij wel duizend keer zei: 'Ik ben toch zo blij, dat ik het gehaald heb. Ik ben toch zo verschrikkelijk blij, dat ik het gehaald heb!'

Sommige koukleumende cigarettenverslindende sportjournalisten aan de kant hebben gezegd: 'Dit is gekkenwerk.' En menigeen in het land, die het hoorde, heeft in dit sombere koor meegezongen.

Ik ben het niet met hen eens. Die man op de canapé, temidden van zijn jongens, was een levende demonstratie van enorme wilskracht. Ik vond het verschrikkelijk mooi.

Tot de volgende keer, varenden. Tot zo lang. Volaan Vooruit! In Gods Naam.'

De man, waarover schipperskapelaan C. Nieuwenhuizen het had was George Schweigmann uit Leeuwarden. Op 4 januari 1997 – 34 jaar na zijn superprestatie – reed hij de Elfstedentocht voor de achtste keer uit. Vanaf 1942 had hij alle tochten volbracht, zodat hij op die vierde januari toetrad tot het uiterst selecte groepje van absolute recordhouders.

Bronvermelding

Auteur van dit artikel: Ron Couwenhoven, begunstiger en (lid) van De Poolster

Dit artikel is eerder gepubliceerd in: "18 januari 1963 – De dag van de Elfstedentocht"
Dit boekje werd door Ron Couwenhoven in 2003 uitgegeven ter gelegenheid van de reünie die toen voor de Elfstedenrijders die in 1963 de tocht hadden volbracht, in Hindeloopen werd gehouden.

Bovenkant van de pagina