De Schaatsenfabriek Co Lassche in Amstelveen 1955-1966

 

Auteur Bert Lassche
(mei 2017)

Nadat de samenwerking tussen Jaap Havekotte en Co Lassche in Amsterdam en Durgerdam in 1952 was stuk gelopen, is Co nog tot in 1954 als schaatsenmaker in Durgerdam doorgegaan en na een korte aanloopperiode ook in 1955 voor zichzelf begonnen in Amstelveen, om een oude boerderij om te bouwen tot schaatsenfabriek.

In het Amstelveensch/Ouderkerksch Weekblad van 6 december 1957 verschijnt een artikel dat de aandacht trekt met de kop:

                                   De Amstelveensche Hjälmarschaats flitst over het ijs
                                      De heer Lassche levert honderd paar per week af
                                                  Nieuw bedrijf in oude boerderij

Het klinkt wel vreemd natuurlijk, maar toch heeft het praktisch industrieloze Amstelveen een fabriek, die gladde ijzers vervaardigt. De fabriek lag wat achteraf in een oude boerderij/woning nabij het station in het oude dorp en werd geheel verbouwd tot industrieruimte. De eigenaar van de fabriek is de heer J.J. Lassche die zich in 1955 in Amstelveen vestigde. Hoewel hij al jarenlang in het vak had gezeten, is hij toen opnieuw weer voor zichzelf begonnen, met een geringe productie van plus minus tien paar per week. Die is sindsdien behoorlijk toegenomen, want er worden eind 1957 ongeveer honderd paar per week afgeleverd. Het zijn zgn. ‘Noren’, lange, snelle schaatsen, bijzonder geschikt voor het rijden van tochten. Behalve deze schaats fabriceert de heer Lassche ook nog een hockeyschaats, waarvoor hij grote exportorders kreeg.

In 1957 produceerde hij daar wel honderd paar ‘Hjälmar’ schaatsen per week, maar dan zonder schoen. Daarnaast experimenteerde hij nog met de fabricage van bestuurbare en opvouwbare sleetjes.

De schaatsenfabriek van Co Lassche, Dorpstraat 69 in Amstelveen:

Jan Roos bij linker auto; rechts het busje van Co Lassche

Feeling

Schaatsen vervaardigen is een kwestie van feeling. Het materiaal voor de bovenbouw, met o.a. de kegels waarop de metalen voetplaten zijn gemonteerd, bestaat uit rollen staalband van 0.8 mm (voor de voetrusten) en 1.25 mm dik voor het gedeelte van de schaats waarin het staal wordt bevestigd. De delen voor de bovenbouw worden door een pers met ongeveer 30 ton druk door middel van een matrijs uit geponst. Op deze wijze worden duizenden onderdelen voor de schaats vervaardigd. Dan worden deze elektrisch gepuntlast, gepolijst en geslepen. De clou bij de fabricage is om zo onzichtbaar mogelijk te solderen. Behalve dat de schaats goed moet rijden, moet het aanzien ook best zijn. Daar gaat vooral de heer Lassche prat op. Het moet een mooi schaatsje zijn zegt hij, terwijl hij zijn oog nog even over het glimmend staal van een paar schaatsen laat gaan, dat voor de verzending gereed ligt.

Na deze bewerkingen waaronder ook het dicht solderen van de gaatjes voor en achter in de buis wordt de schaats vernikkeld en daarmee voor inwerking van het sneeuwwater en ijsslijpsel behoed. Wanneer we zeggen dat Noren voor en achter wel eens gaatjes hebben in de schenkels, dan zegt de heer Lassche, dat de mooiste schaats helemaal dicht moet zijn. Dat is ook logisch, zo verklaart hij, er kan dan immers geen vocht bijkomen en het materiaal blijft onaangetast. De schoenen betrekt de heer Lassche van een fabriek in Brabant, die ze speciaal voor de schaatssport vervaardigde. Ze zijn van zeer soepel leer en met een speciale slanke leest. De kleinste maat is 32 en de grootste die eens door de heer Lassche werd afgeleverd: maat 50!

Rode haan

In de voorzomer van dit jaar heeft een stuk van de schaatsenfabriek in vlammen gestaan. Een emmer petroleum, waarin schaatsen werden ontvet, viel om en de inhoud vatte vlam. In een oogwenk stond de gehele zaak in lichter laaie. Dankzij spoedig en kordaat optreden van de Amstelveense brandweer kon de schade nog worden beperkt. De rode haan bleef dus een haantje.

Het gehele jaar worden de schaatsen, die wat de verkoop betreft een typisch seizoenproduct zijn, gefabriceerd en tegen september worden de winkels en de groothandel van schaatsen voorzien.
Hoewel er het vorig jaar geen noemenswaardig gebruik van de schaats kon worden gemaakt, heeft de fabriek toch heel veel schaatsen kunnen plaatsen. De heer Lassche hoopt nu op een goede schaatswinter, want als deze zou uitblijven, dan zou de verkoop wel eens kunnen stagneren. Maar is het niet zo, dat terwijl we dit schrijven, de vorst in het land is en de sloten en vaarten met een laag ijs zijn bedekt? Ook gaan onze gedachten al wel weer uit naar een gezellig baantje schaatsen of een heerlijke gezonde tocht door het Hollandse landschap, toch? Dan zal de Hjälmar-schaats zijn weg door Nederland zeker wel weer vinden!

Interieur schaatsenfabriek Co Lassche

 

Amstelveen aan de start!

Zoals al eerder vermeld is Co, nadat het compagnonschap met Jaap Havekotte in 1954 was stukgelopen, eerst nog zelfstandig schaatsenmaker geweest in Durgerdam.

In 1955 is hij gestart in Nieuwer Amstel, het huidige Amstelveen, met de verbouwing en inrichting van de schaatsenfabriek in het perceel aan de Dorpsstraat nr. 62. In deze voormalige boerderij was vanaf 1950 een plasticfabriek gevestigd van  J.H.K. Koerts-Meyer. Ook heeft het pand nog gediend als woonhuis voor de fam. F.A. Nieuwendijk. Het lag vlak achter het station van de Haarlemmermeer Spoorlijn, waar nu een museumtram over rijdt en was bereikbaar via het kerksplein, maar ook via een steeg dat de bijnaam had ‘de Prentensteeg’. De bijnaam was te danken aan de boekhandel ‘Gille’ , waar nu zaak is gevestigd van vd Togt. Co had het pand niet in eigendom, maar huurde het van hr. Burggraaf, die er pal naast woonde.

Toen de verbouwing klaar was en de fabricage van schaatsen goed op gang was gekomen, werd deze al snel opgevoerd en in 1957 maakte Co reeds 100 paar  Hjälmar schaatsen per week, zie de kop in het Amstelveensch / Ouderkersch Weekblad van december 1957.

Jan van Wiltenburg kwam vanaf eind 1960 bij het bedrijf van Co Lassche en was voorman bij de productie van schaatsen in de jaren 1960 tot 1966. Nadat Co Lassche in 1966 was overleden, is Jan van Wiltenburg eerst in dienst getreden bij IBM en heeft daar ongeveer 5 jaar gewerkt. Daarna is hij in Ouderkerk a/d Amstel zijn eigen Hya Racer schaatsenfabriek begonnen, die hij daar 4 jaren heeft gerund. Daarna is Jan naar Marrum in Friesland vertrokken en is daar zijn schaatsenfabriek begonnen voor o.a. de fa. Zandstra.

Toen Jan eind 1960 bij Co in dienst kwam, had Co reeds drie man in dienst, waarvan twee uit Haarlem, om het vele polijstwerk te verrichten. Co was toen ook al in bezit van hyper modern chrome-apparatuur en kreeg daarvoor veel werk binnen. Dit moderne chrome-bad was geleverd door de fa. Plating & Plastics Pop in Oisterwijk. Er werden  zuurstofbelletjes onder in het bad geblazen en tegen het vrijkomen van de dampen dreven er balletjes bovenop de vloeistof. Dat het vernikkelen en verchromen met veel spoelwerk gepaard ging, blijkt wel uit de 17 spoelbakken, die in de werkplaats waren opgesteld.

De zaken gingen zo goed, dat er naast de reeds aanwezige pers o.a. nog twee nieuwe persen en een puntlasapparaat werden aangeschaft.

Draaibank
De oude pers

 

Extra chrome en messing werk

Chroombaden

In die periode werd, naast het produceren van schaatsen, ook heel veel ander werk verricht, waaronder veel chromewerk voor diverse bedrijven. Voor o.a. het bedrijf ‘van Gogh’ te Amsterdam Sloterdijk werd medisch apparatuur verchroomd en veel bouten en moeren. Ander chromewerk bestond uit auto onderdelen van oa. ‘Old-Timers’ zoals, koplampranden, bumpers, spiegels beugels, bagagerekken en bv. buitenspiegels van vrachtwagens voor de fa. ‘Metron’ in Abcoude.

Ook machineonderdelen, Franse tafels en stoeltjes en niet te vergeten de exclusieve, verchroomde, in pilaar verwerkte vogelkooitjes voor de kapperszaken van o.a. ‘Wellaform’ behoorden tot het uitgebreide werkpakket. Handwielen van frees- en draaibanken werden vernikkeld voor iemand, die deze machines reviseerde.

Er werden ook producten, zoals drinkglashouders, bijzettafeltjes met formicablad, krantenbakjes, draadmandjes, brievenstandaards en rekjes voor onderzetters, vermessingd voor bv. de draadfabriek ‘Dravo’ in Maarssen of Maarssenbroek. Sommige van deze producten werden ook geheel in eigen beheer gemaakt. U ziet, dat men in geval van een slechte winter, de tijd wel kon doorkomen met andere activiteiten.

In de beginjaren werd er duidelijk twee soorten werk afgeleverd: schaatsen maken en chromen / vermessingen. Begin 1961 werd het schaatsen maken weer als het belangrijkste onderdeel gezien en kreeg dan ook alle prioriteit. Jan heeft in het begin veel werk verzet met het vermaken van de stempels. Deze waren te degelijk en te zwaar en werden nu lichter uitgevoerd, om zo de productie sneller te laten verlopen. Geloof het of niet, maar in een goed jaar als bv 1963 werd er zomaar  20.000 tot 30.000 paar schaatsen afgeleverd en had Co de toen reeds 20 man personeel zeer hard nodig. Dit waren echter wel ‘kale’ schaatsen dus zonder de schoenen.

Enkele bekende werknemers van Co uit die tijd waren naast Jan van Wiltenburg o.a. : Jan Roos, Arie Zeck, Jabco Verbrugge, Wessel Cirkel, Joop v/d Heuvel, Arie Roskam en ene Gerrit Dannenberg.

Losse kegels

Er werd constant gezocht naar verandering en verbetering in de schaatsenmakerswereld en nu kon het wel eens voorkomen, dat een kegelbevestiging in de voetplaat los ging. Bij de voorkegels was dit wel vaker gebeurd, toen deze in het begin door de voetplaat heen gemonteerd werden. Later is de kegel aan de onderzijde met de flens tegen de voetplaat aan gemonteerd. Dit was veel minder mooi, maar wel een stuk sterker.

Bij de achterkegels kwam dit probleem echter veel minder voor, door hun minder conische vorm en de schuine stand door de voetplaat. Deze kegels worden nu nog altijd door de voetplaat heen gemonteerd en om toch dit eventuele  ‘doorzakken’ nog te voorkomen kwam Jan Roos uit Amstelveen bij mij met het volgende verhaal.

Jan Roos stelde voor, om bovenaan in de zijkanten van de achterkegels van binnenuit twee kleine driehoekige indruksels of ‘moeten’ te slaan. Wanneer men dan de kegels door de voetplaten heen drukte, klikten deze als het ware vast in de voetplaat, zodat ze niet meer terug konden. Ook werd de geringe flens van de voetplaat ter hoogte van de ‘moeten’ van buitenaf enigszins ingedrukt. Daarbij werden de kegels in de voetplaten nog gepuntlast, doch niet meer gesoldeerd. Dit systeem heb ik teruggevonden bij een paar schaatsen van Co zonder merk, die ik via Jan van Wiltenburg in mijn bezit heb gekregen. De schaatsen zijn ook nog zonder schoen, dus zijn hier de ‘moeten’ van binnenuit goed te zien. Van buiten moet je echter heel goed kijken, om het te ontdekken. Volgens v Wiltenburg werd dit niet op grote schaal toegepast, maar was het een éénmalig gebeuren.

Dat dit systeem niet helemaal nieuw was, bleek uit een paar Noorse schaatsen van L.H.Hagen en Co, die ik in mijn verzameling heb aangetroffen met deze zelfde ‘moeten’ als borging in de achterkegel. Overigens is het wel het enige paar, want andere schaatsen van ‘L.H. Hagen en Co’ hebben deze ‘moeten’ niet.

Hjälmar schaats 1957 met een 'moet'
Achterkegel 
De 'moet' in de achterkegel

600 schaatsstalen per rol

Uit één rol staal haalde men in die tijd 600 schaatsstalen en toen ik laatst bij Jan van Wiltenburg op bezoek was, lagen daar zeker nog wel 35 rollen van die toen door hem opgekochte partij, dus u kunt wel nagaan hoe groot de leveranties toen waren. Tegenwoordig wordt weer betere kwaliteit staal gebruikt, zodat dit restant nog grotendeels bij Jan in voorraad ligt.

Ook al stond de schaatsproductie bovenaan de lijst, daarnaast bleef men toch ook nog ander werk aannemen en produceren. Er werden bijvoorbeeld ook nog opvouwbare metalen sleeën gemaakt al of niet bestuurbaar en metalen lampenkappen, waar Jan de uitslagen nog voor heeft gemaakt.

‘Hjälmar’-schaats (Type I en II, verchroomd en vercadmind)

De prijs van de schaats werd ook aanmerkelijk lager, wanneer er een order van bv. 10.000 paar werd geplaatst. De Hjälmar schaatsen werden verkocht tussen de f 22,00 en f 24,00 gulden, maar dan wel exclusief schoen en in een order van minimaal 10.000 paar. ‘Roveco’ was hiervan een bekende afnemer. (directeur was de hr. Frans Vial.) Als particulier moest men heel wat meer betalen voor de Hjälmar schaats, maar dan zat er voor het gemak wel een schoen op hoor.

Dat de naam Hjälmar door mijn vader gekozen werd, heeft mogelijk te maken met de Noorse hardrijder op de schaats Hjalmar Hjällis Johan Andersen, die 3 gouden medailles won in de zesde Olympische Winterspelen. Ook toen liep men echter best wel risico, wanneer je iemands naam ging gebruiken als schaatsmerk voor je eigen product, zonder vooraf daarvoor toestemming te vragen. Mogelijk was mijn vader daarvan best op de hoogte, omdat hij ook de naam Viking aan Havekotte had gelaten en dus niet meer mocht gebruiken op zijn schaatsen.

In Zweden echter ligt ten westen van Stockholm het grote Hjälmarmeer, dat mogelijk als vluchtroute voor mijn vader had kunnen dienen, wanneer hij moeilijkheden zou krijgen over de naam Hjälmar op zijn schaatsen. Dit werd ook gememoreerd in het Herdenkingsboek van de hr. Vial, directeur van Roveco. Ook in Canada blijkt het Lake Hjalmar al te bestaan, maar of mijn vader daarvan op de hoogte was, weet ik niet.

De hr. Ben van Veen was werkzaam bij Roveco Sport en was op 16 januari 2014 nog bij me op bezoek. Hij vertelde mij, dat hij mijn vader persoonlijk goed gekend heeft en heel veel schaatsen bij hem heeft gekocht. Het ging dan om de bekende ‘Hjälmar’ schaats, maar ook de ‘Oslo’ schaatsen gingen naar Roveco Sport. Zijn zwager Jan Lenior was loodgieter en heeft nog veel kegels voor mijn vader gesoldeerd, wat een precisie werk was, waarbij de exacte hoeveelheid tin gebruikt moest worden. Bij te weinig tin was de verbinding niet waterdicht en zwak en bij teveel tin liep het eruit, wat dan daarna weer verwijderd moest worden, met de kans op een beschadiging aan de schaats.

Hjälmar LENGDELØP SKØYTER 1, 1955
het merkteken

Dat de Hjälmar een goede schaats was, is gebleken, temeer omdat hij vandaag de dag nog na zoveel jaar op diverse plaatsen is opgedoken en wat ik bijzonder leuk vind, men rijdt er soms nog steeds op.

Deze LENGDELØP SKØYTER is nu ook in mijn bezit in diverse uitvoeringen. De reden waarom ik deze schaats graag wilde hebben, is dat de ‘Hjälmar’ de schaats is, waarmee mijn vader toen de productie in Nieuwer-Amstel is begonnen. Ook betreft de Hjalmar de grootste oplage.

Leuk was het, om te horen dat Co in die Amstelveense periode zeker10 merken op zijn schaatsen sloeg. Ook maakte hij schaatsen zonder merk, zodat iedere koper zijn eigen merk erop kon plakken of kon inslaan. Piet Tijsterman was een sportzaak in Amstelveen, die schaatsen van Co Lassche verkocht.

 

Schaatsmerken Co Lassche in Amstelveen

Hier volgen nog enkele andere schaatsmerken, die Co hanteerde in de Amstelveense periode.

Hjälmar              voor ‘Roveco’ te Amsterdam  (Hjälmar Andersen was een Noorse schaatsenrijder)
Super PB            deze schaats ging naar de Friese Schaatsenfabriek (F.S.F.) te Heerenveen. (Pier Bos)
Hamar                deze schaatsen werden vaak verzinkt of vertind, doch ook wel vernikkeld.
Merkloos            ook werden veel schaatsen gemaakt zonder merk.
Oslo                   deze schaats was hoogst waarschijnlijk voor V&D, maar ook voor Roveco.
NSA                    voor de schaatsenfabriek Nijdam in Akkrum (klein opschrift in hoek op de voetplaat)
                           Indien opschrift op de kegel: dan gemaakt door Nijdam zelf, met ingekochte oude stempels van J. Havekotte,
                           afkomstig van mijn vader Co.
Model Lassche   opschrift ‘model Lassche’ als handschrift aangebracht. ( slechts weinig van gemaakt)
the Winner          waarschijnlijk voor de fa. Reesink in Halfweg. (deze duurdere ‘Winner’ was verchroomd)

Ook de ‘Winner’ schaats van Co is in mijn bezit, deze schaats is verchroomd en ook nog steeds voorzien van de bekende ‘moeten’, waar ik het eerder over had. Blijkbaar heeft die oplossing toch goed voldaan aan de verwachtingen, want ook deze schaats werd op grote schaal gefabriceerd tot het jaar 1966.

Schaatsen werden en worden nog steeds gegalvaniseerd, vertind, vernikkeld of verchroomd, maar wat is nu het verschil tussen een vernikkelde en een verchroomde schaats en hoe kan ik dat zien.

Verreweg de meeste schaatsen zijn vernikkeld.
Een vernikkelde schaats is te herkennen aan de goud / gele gloed van de nikkel. (nikkel is echter zeer poreus) Een verchroomde schaats is te herkennen aan de blauwachtige gloed en is duurder, omdat chromen gebeurt na het vernikkelen, dus de schaats ondergaat dan nog een extra behandeling. De verchroomde ‘Winner’schaats is sinds kort in mijn bezit; ik vond ze bij toeval op de rommelmarkt.

Ook een NSA schaats uit Akkrum heb ik gevonden, doch deze heeft het opschrift niet op de voetplaat, maar op de kegel en dit betekent, dat deze schaats is gemaakt door Nijdam in Akrum zelf. Deze heeft oude afgedankte stempels van mijn vader via Jaap Havekotte overgekocht en daarmee zelf ‘noren’ gemaakt, doch niet op zo’n grote schaal. Je kunt het nog wel goed zien, het is een echte ‘Viking’schaats. Tevens is de NSA schaats uit Akkrum, eerder door Co Lassche gemaakt, ook in mijn bezit. Het opschrift is daar dan ook uitgevoerd op de voetplaat en niet op de kegel, die schaats is dus van eerdere datum.

Sluiting van de fabriek

De voormailge schaatsenfabriek van Co Lassche in Amstelveen ca.1980
 

Wegens een tragisch ongeval waarbij Co Lassche op 17 april 1966 overleed, moest de fabriek sluiten. Co Lassche werd slechts 46 jaar oud. Na de fabriekssluiting heeft van Wiltenburg enkele tientallen rollen staal en ander materiaal opgekocht om de schaatsproductie in eigen beheer voort te zetten. Hij begon eerst voor zichzelf in Ouderkerk a/d Amstel en verhuisde later naar Friesland, waar hij een moderne machinefabriek heeft gestart.

Het gebouw waarin de schaatsenfabriek van Co Lassche gevestigd was is later gesloopt ten behoeve van woningflats.

Bronvermelding

Kopieën van de toen benodigde Hinderwetvergunningen, platte gronden van de locatie als ook de indeling van de fabriek zelf, zijn mij ter hand gesteld door de hr J.L. van Velzen uit Amstelveen, die al heel veel zoekwerk voor mij heeft verricht, waarvoor ik hem heel dankbaar ben.

Zelfs een foto van de fabriek, genomen in plus minus 1980, is mij door iemand uit Amstelveen geschonken. Ik ben daar erg blij mee en dank die persoon daar hartelijk voor. Het bewijst ook, dat het pand er toen nog steeds stond.

De auto op de foto van pag. 15 van het blad ‘Amstelmare’, jaargang 25, nr.1, d.d. maart 2014 is een Ford Taunus 12M of 15M als er een grotere motor in staat en dat is niet van buiten zichtbaar. Vanwege de vorm van het merkembleem voorop wordt dit model ook wel aangeduid als type ‘Wereldbol’. Uit het kenteken is af te leiden, dat de wagen dateert uit medio 1955. De donkere personenauto op pag. 16 van het blad ‘Amstelmare’ is zeer exclusief nl. een Fiat 1900. Een type dat van 1952 tot 1958 is vervaardigd; het nummerbord is helaas niet te lezen.

Volgens mijn oom W.van Zanen reed Co vroeger op een motorfiets FM Sahara en bezocht mijn vader de garage ‘Smelt’ in de 1e Ringdijkstraat in Amsterdam-O. Ook de oud-medewerker van het Amstelveens Weekblad de hr. K. Prent uit Amstelveen ben ik dankbaar. Hij is met mij in het weekblad archief gedoken om oude gegevens naar boven te halen.

Ik wil alle mensen, die gereageerd hebben op mijn oproep in het Amstelveens Weekblad, van harte bedanken en mocht men ooit een keer besluiten, om afstand te doen van één van de Lassche-schaatsen, dan zou ik het fijn vinden, als u dan nog een keertje aan mij wilt denken.

Het was de hr. van Veen uit Amstelveen, oud-medewerker bij de hr. Vial van Roveco, die mij de aanvulling over de naam Hjälmar heeft aangereikt door het lezen van het ‘herinneringsboek’ van de hr. Vial.

Ik hoop, dat ik op deze manier iets uit de geschiedenis naar voren heb kunnen halen en heb kunnen belichten, wat verloren dreigde te gaan.

Co Lassche was op het gebied van schaatsen maken een  heel groot vakman, de grondlegger van het overbekende wereldmerk ‘Viking’ en heeft als zodanig recht van spreken en om genoemd te worden.
Dat is één van de redenen, waarom ik dit graag nu in 2017 ook op Schaatshistorie.nl heb willen zetten.

In de verzamelclub van winterse objecten waaronder schaatsen,  ‘de Poolster’, waar ik sinds begin jaren ’90 lid van ben, is men zeer goed op de hoogte omtrent de geschiedenis van de houten schaatsen en metalen onderbinders.
Over de herkomst van de stalen ‘Noren’ was daar binnen en eigenlijk ook bij zo velen daar buiten maar weinig bekend, maar dat is nu hoop ik wat veranderd.

Jan van Wiltenburg was mijn grootste leverancier en belangrijkste bron van gegevens uit deze, tot voor kort ook voor mij bijna onbekende periode ‘Nieuwer Amstel’. Omdat Jan gedurende lange periode de naaste en ik denk ook de belangrijkste medewerker van Co is geweest, was hij voor mij de aangewezen man, om mij van het nodige materiaal en kennis te voorzien, om zo mijn verhaal compleet te krijgen. Ik wil hem bij deze dan ook hartelijk danken voor zijn aandeel in dit verslag.

Bovenkant van de pagina