1890. Vissersschuiten uit Zaandam spoorloos

 

Op 1 februari verscheen er een ernstig bericht in de Zaanlandsche Courant. De visserschuiten ZA 5 van W. Prins, ZA 12 van J. Abbink en ZA 25 van C. Op den Velde uit Zaandam werden vermist op de Zuiderzee. Gevreesd werd dat ze waren ingevroren en dat de bemanning bij gebrek aan voedsel zou verhongeren. Het waren bovendien open schuiten, zodat het bij de heersende matige en strenge vorst bijna onmogelijk was te overnachten op de boten.

Er werd groot alarm geslagen bij burgemeester Calkoen van Edam, die belast was met het toezicht op de Zuiderzee-visserij. Hij stuurde de sterke stoomsleepboot van de Volendammer loodsdienst op onderzoek uit. Dit was de "Heemskerck" van de firma Rutgers, die de Zaandamse botter van Prins voor Uitdam in ijsveld aantrof. Hij kon geen kant meer op. De  twee andere schepen waren gezonken. Vermorzeld door het kruiende ijs. De “Heemskerck” nam de ZA 5 van Prins op sleeptouw en bracht hem veilig naar de haven van Volendam.

De ongerustheid over het lot van de opvarenden van de andere twee schuiten was groot. Niemand had meer iets van ze gehoord, nadat ze hun schip verlaten hadden en gevreesd werd dat ze door het ijs gezakt waren. Het ijs was lang niet overal even sterk. De Zuiderzee was nu eenmaal onderhevig aan eb en vloed en dat kon altijd zwakke plekken in het ijs veroorzaken. Maar de volgende doken de vermiste vissers plotseling weer op. Ze waren over het ijs naar de wal gegaan in Uitdam en daar vandaan lopend naar Amsterdam, waar ze de volgende ochtend  aan boord van de Alkmaarse Packetboot gingen, die hen weer in Zaandam bracht.

Ze vertelden dat ze waren vast komen te zitten in het ijs en vreesden dat hun schuitjes elk moment door het ijs vermorzeld konden worden. Daarom hadden ze de gevaarlijke tocht naar de veilige wal over het broze ijs toch maar gemaakt.

Of ze niet bang waren geweest er door te zakken?

"Welnee," zeiden ze, "Waar een meeuw over kan, kan een visser ook over. Hij houdt zijn adem in, hij schuift met behulp van planken en haken langzaam vooruit, wetende dat bij de minste opwaarstse beweging van het been het ijs bezwijkt."

Er braken voor de vissers duistere tijden aan. Prins kreeg een rekening van 150 gulden wegens sleeploon van de Volendammers en hij had niets gevangen. De anderen waren hun boot kwijt en zaten eveneens op zwart zaad. "Ze hadden nog geen 150 centen," meldde de verslaggever. Het nieuws-en advertentieblad was begaan met het lot van de arme stakkers en stelde zijn lezers voor een inzameling te houden. De eerste week werd daarop 38 gulden gestort op rekening van de krant. De tweede week na het drama werd er nog eens 53 gulden en vijftig cent gebracht. Daarna werd het stil. Veel medeleven was er dus niet met de vissers.

Bovenkant van de pagina