1940. Wagens raken vast in de sneeuw

 

Tijdelijke autostrada tussen Kampereiland en Urk

Reeds tussen Kerstmis en Oudejaarsdag 1939 verscheen er zo veel ijs op het IJsselmeer, dat de vaart met zeilvaartuigen en kleine motorschepen bij de intrede van het nieuwe jaar al totaal onmogelijk was geworden. Slechts de sterke stoomboten van de rederij Koppe konden nog varen, maar die moesten dan óf worden voorafgegaan door een ijsbreker, óf zelf van een ijsbrekende boeg zijn voorzien. Twee weken later verscheen er echter tot het einde van de winter geen schip meer op het IJsselmeer.

Wel verschenen er… auto’s! De eilanden Urk en Marken konden het met het oog op de voedselvoorziening niet zonder een regelmatige verbinding met de vaste wal stellen. Op 25 januari werd de autoweg van Kampen naar Urk over het ijs geopend. Het was een plechtigheid met een officieel cachet. De VVV van Kampen had het initiatief genomen voor het maken van een autobaan van het Kampereiland naar Urk. Aan deze baan was gedurende drie dagen hard gewerkt met een sneeuwploeg, onder leiding van B.J. Stoel, pachter van het Kampereiland. De eerste rit naar Urk geschiedde in tegenwoordigheid van de burgemeester van Kampen, H.M. Oldenhof.

De burgemeester vertrok om half elf in gezelschap van enkele anderen. De tocht had een vlot verloop. De baan was voor de lichte auto met een gewicht van 820 kilo (in totaal met de vijf inzittenden ongeveer 1250 kilo) uitstekend berijdbaar. Slechts op enkele plaatsen was er een scheurtje of een moeilijke plek door opeen geschoven schotsen. Maar deze plaatsen passeerde het gezelschap zonder al te veel moeite. Over deze plekken werden naderhand nog planken gelegd. Na een tocht van ruim een uur kwam men op Urk aan, waar de bezoekers een hartelijke ontvangst ten deel viel.

Vlugger nog dan de heenreis verliep de terugtocht. Soms kon gemakkelijk met een snelheid van 50 kilometer worden gereden. Zo was men al na drie kwartier terug op het Kampereiland. Diezelfde dag nog maakten ook enkele fietsers de tocht naar het eiland.

Vijf dagen later opende de Urker Stoombootmaatschappij een vrachtautodienst op Kampen. Tot het einde van de ijsperiode bleef er drie maal per dag een vrachtauto heen en weer rijden voor het vervoer van voedsel, brandstof en post.

Ook tussen Lemmer en Urk ontstond al snel een geregeld autoverkeer. Natuurlijk zag men ook veel sleden en ijsvletten. Schaatsenrijders verschenen er echter weinig op het IJsselmeer; wel was het ijs op vele plaatsen goed berijdbaar. Maar het feit dat kort na elkaar zes personen in wakken reden en verdronken, bracht bij de schaatsenrijders flink de schrik erin. Zij waagden zich niet ver uit de walkant.

Voetgangersverkeer was er wel. Een merkwaardige tocht te voet maakten 35 militairen, die kort voor de stremming van de vaart naar hun familieleden op Urk waren overgestoken en daar enkele weken tegen wil en dank moesten blijven. Zodra het ijs betrouwbaar was, vertrokken zij echter onder leiding van een onderofficier over het ijs naar Lemmer, vanwaar allen hun kantonnementen weer konden bereiken. Een van de soldaten raakte onderweg door de kou bevangen.

Wekenlang kon de verbinding per as met Urk worden onderhouden. Zonder moeilijkheden ging dat echter niet altijd. Want toen er tegen het einde van januari veel sneeuw begon te vallen, terwijl bovendien een ijzige oostenwind dagen lang de kou nog vinniger maakte dan zij al was, raakten de goed gebaande en zorgvuldig onderhouden autostrada’s over het ijs onberijdbaar. Tal van automobilisten raakten op 30 januari op weg van en naar Kampen in moeilijkheden.

Een van de automobilisten, die het erop had gewaagd, vertelt: ’’Wij waren met een personenauto uit Kampen vertrokken achter de vrachtauto, die volgeladen met 3000 kg goederen in opdracht van de Urker Stoombootmaatschappij de tocht naar Urk ondernam. De heenreis verliep vlot, vergeleken althans met de terugtocht, waarop de moeilijkheden spoedig begonnen. De gure wind, die het verblijf op het ijs schier onmogelijk maakte, had toen hoge sneeuwbanken opgeworpen, waarin de wagens herhaaldelijk vast raakten.’’

’’Tussen Urk en Schokland ontmoetten wij twee personenauto’s, die op weg naar Urk waren ingesneeuwd. Met vereende krachten gelukte het na ruim een half uur van hard werken de wagens te keren. Men had besloten gezamenlijk naar Kampen terug te gaan, omdat de baan tot Schokland intussen geheel was dicht gesneeuwd en nauwelijks meer zichtbaar was. Nog herhaalde malen bleven de vijf auto’s in de sneeuw steken.’’

’’Tot overmaat van ramp werd de chauffeur van een van de wagens, die voor zaken naar Urk wilde, door de kou onwel, zodat hij achter het stuur door een ander moest worden vervangen. Nog waren we er niet. Een van de auto’s bleek niet voldoende koelwater te hebben en dreigde daardoor in brand te raken. De wagen werd op het ijs achtergelaten en de passagiers moesten in de andere auto’s worden gepropt, waarna de tocht werd voortgezet. Pas na vier uur van hardnekkig worstelen tegen de sneeuwmassa bereikten we eindelijk het Kampereiland. De chauffeur, die onderweg onwel was geworden, werd op het eerstvolgende erf van het Kampereiland afgezet. Het bleek dat de man een beroerte had gehad en dat hij onmiddellijk naar het ziekenhuis moest worden vervoerd.’’

De vrachtauto met de goederen voor de ’Urker Stoombootmaatschappij arriveerde ‘s avonds om half zeven eveneens terug in Kampen, met een taxi die onderweg was blijven steken op sleeptouw. De op het ijs achtergebleven auto werd later met paarden naar het Kampereiland gesleept.

Nadat de storm was gaan liggen, werd de weg op het ijs weer schoongeveegd. Het verkeer kon worden hersteld. En het werd onderhouden tot in de tweede helft van februari.
Het verkeer vond zelfs uitbreiding. Tientallen fietsers en automobilisten staken het ijs over van Andijk naar Stavoren. Dat waren overigens - in tegenstelling tot de dagelijkse ritten naar Urk - tochten van louter sportieve aard. Een economische of andere noodzakelijkheid was er niet aan verbonden.
Het rijden met de auto naar Urk was overigens deze winter niet nieuw. In de winter van 1929 kwamen voor het eerst auto’s over het ijs naar Urk.

Bovenkant van de pagina