50 jaar Zaanse IJskronieken

Inleiding

Tijdens de strenge winter van 1929 maakte ik er een gewoonte van om in dagboekvorm alle  bijzonderheden van het winterweer te noteren. Daarmee begon ik zodra de vorst inviel en zolang het ijs bleef, hield ik mijn winter-aantekeningen bij. Tot op een gegeven dag de dooi inviel en een einde maakte aan zovele ijsgenoegens, wanneer het tenminste een flinke winterinval betrof.

Waarom ik daarmee begon, zal wel veroorzaakt zijn door het feit dat ik zulk een hartstochtelijk liefhebber ben van de ijssport en het schaatsenrijden in het bijzonder. Dat heb ik van niemand vreemd, ’t zit nu eenmaal in onze familie; grootvader, vader en broers – en nu ook de kinderen en kleinkinderen – waren en zijn allen grote liefhebbers van schaatsenrijden.

In mijn "IJskronieken” komen dus ook diverse ijstochten en wat al niet meer ter sprake, waarmee ik tevens getracht heb te voorkomen, dat dit boek een droge inhoud van uitsluitend winterweer beschrijving zou krijgen.
In de eerste plaats heb ik wel willen bereiken dat men zich een zo getrouw mogelijk  beeld kan vormen van  iedere omschreven winter. En in de tweede  plaats, dat men precies kan nagaan, wanneer een vorstperiode begon, hoe het verloop daarvan was en wanneer deze eindigde.

Mijn waarnemingen zijn echter als leek verricht en  kunnen derhalve nimmer worden vergeleken met officiële weerkundige gegevens, welke trouwens voor verschillende delen van ons land lang niet alle van gelijke aard zijn. Voor zover wel sprake is van officiële gegevens, dan staat dit bij de tekst gelijktijdig aangegeven.

En tenslotte worden ook  alle persoonlijke belevenissen vermeld: niet  omdat die zo daverend zijn geweest maar wel om hetgeen wat men zelf heeft meegemaakt, het beste kan worden omschreven.

Zo denkt men tijdens een flinke vorstperiode bijvoorbeeld graag terug aan vorige strenge winters, toen vroor het nog eens hard! Maar wanneer of zelfs welk jaar dat nu precies gebeurde, weten velen  onder ons niet meer. Dan wordt het gissen, soms goed maar ook wel eens fout!

Vanzelfsprekend zal  ik zelf ook wel eens iet  vergeten hebben om te vermelden. Met deze "IJskronieken" is een begin gemaakt toen ik een jongen van veertien jaar was en daarom zullen er, vooral in de eerste jaren van de kronieken stellig enige hiaten in voorkomen. Maar voor het geheel is dat van weinig betekenis. Het voornaamste is dat men direct kan naslaan hoe streng of ook hoe slap een winter was in de omschreven periode.

In die periode van vijftig jaar kwamen een aantal strenge winters voor waarvan natuurlijk het meeste valt te vertellen.
Met uitzondering van 1917, welke winter niet in de ‘IJskronieken kon worden opgenomen om de eenvoudige reden dat ondergetekende toen nog niet kon schrijven (!), waren er in totaal zes strenge winters, t.w. 1929, 1940, 1941, 1942, 1947 en 1963.
Rangschikken we deze winters volgens de methode Hellmann (zie blz.1 Verklaringen) dan ontstaat van een twintigtal winters het volgende beeld, mede bedoeld als vergelijkingsmateriaal ten aanzien van vroegere strenge winters:

Winter van:                          Karakter- of koudegetal   (Dit getal heeft betrekking op De Bilt, in het midden van Nederland gelegen).
1789                                      - 359
1947                                      - 343
1963                                      - 337
1942                                      - 332
1830                                      - 325
1838                                      - 320
1795                                      - 317
1823                                      - 315
1740                                      - 313
1845                                      - 312
1799                                      - 302
1940                                      - 295
1891                                      - 273
1855                                      - 272
1929                                      - 228
1871                                      - 206
1880                                      - 180
1917                                      - 162
1895                                      - 161
1941                                      - 158

 

Uit deze niet volledige lijst blijkt duidelijk welk een belangrijke plaats ‘onze’ strenge winters uit de twintigste eeuw innemen.

1789 spant de kroon (rangnummer1) maar het heeft heel weinig gescheeld of dit cijfer werd achterhaald door de winter van 1947 met een karaktergetal van – 343, direct daarop gevolgd door de winters van 1963 en 1942.

Ook zien we uit dit cijfermateriaal dat de destijds zoveel besproken winter van 1891 lang niet zo streng geweest is als onze ouders of grootouders zich wisten te herinneren. Die winter begon wel heel vroeg (26 november), maar vóór eind januari dooide het al behoorlijk.

Twee foto's "uit de oude doos":

Priksleeën in Krommenie, 1917
IJsvermaak bij Koog aan de Zaan in de winter van 1917

Wel zullen er toen veel lagere temperaturen geregistreerd zijn dan bijvoorbeeld in 1947, welke winter veel langer duurde.

Rangschikken volgens de laagste temperaturen – hetgeen ook mogelijk is – zou in deze inleiding te ver voeren.

Ik wil volstaan met nog de volgende bijzonderheid.
Dr. A. Labrijn vermeldt in zijn proefschrift ‘Het klimaat van Nederland gedurende de laatste twee en een halve eeuw’ dat de winter van 1940, 1941 en 1942 tot de koudste drie opeenvolgende winters van de laatste 750 jaar gerekend dienen te worden.
Dit feit op zichzelf is al heel merkwaardig en toont voldoende aan, welk een koude wij nog betrekkelijk kort geleden hebben meegemaakt.

Voeg hierbij de rampzalige Oorlogswinters, vooral de beruchte van 1945e zgn. ‘Hongerwinter , dan zal men begrijpen dat er voor iemand die deze winters van het begin tot het einde heeft opgetekend, stof voldoende is om een boekdeel te vullen.

En ook voor het nageslacht kan het interessant zijn te lezen, of die winters van 1929, 1940, 1941, 1942, 1947 en 1963 nu wel werkelijk zo streng waren als hun later bij overlevering zal worden naverteld.

Wanneer ook zij tot de slotsom komen dat het toch wel aardig is om daar eens kennis van te nemen, dan is mijn werk niet voor niets geweest.

 

Westzaan, juni 1978                                                                                                   N.A.Grootes
Zaandam

Bovenkant van de pagina