1940. Vuren op de kust

 

“IJsdrama op de Waddenzee. Zes Groningers vermist” kopte De Telegraaf op zaterdagochtend 3 februari 1940. “Over de bevroren Waddenzee tusschen het eiland Schiermonnikoog en Groningerland klinkt het naargeestige geluid van toeterende scheepshoorn,” schreef de krant.

Een reddingsploeg van vijftien man was vanaf Schier op zoek gegaan naar zes inwoners van Zoutkamp en de omliggende dorpen, die vrijdagmiddag over de bevroren zee naar Schiermonnikoog waren gegaan. Het waren de weduwe Zetsema, het echtpaar K. Beukema, de heer Hospters en zijn dochter en de heer K. Sterkenburg. De vijftien redders trokken in een lange linie over het woeste ijs, zodat zij nog net oogcontact met elkaar konden houden en in de invallende duisternis bliezen zij voortdurend op hun scheepstoeters in een poging zo de aandacht van de verdwaalde wadlopers te trekken. Ze waren voor de veiligheid bovendien uitgerust met touwen, haken, eerste hulpmiddelen, lantaarns en sleden, waarop al deze spullen vervoerd werden. Ook leden van de familie Toxopeus, de strandvoogd van Rottumeroog, zochten mee op het uitgestrekte Oostgroningse wad. Maar laat in de avond moest de zoekactie gestaakt worden. Er was niemand gevonden. Ook werd door burgemeester H.W. van den Berg van Schiermonnikoog een verzoek ingediend bij de luchtmacht om met een vliegtuig uitgerust met schijnwerpers het duistere wad af te zoeken, maar dit werd geweigerd omdat het verboden was om ’s nachts te vliegen. Een verbod dat verband hield met de oorlog, die inmiddels tussen Duitsland en Engeland en Frankrijk was uitgebroken.

Om toch te proberen de aandacht van de vermisten te trekken werden op de dijk bij Hornhuizen en op de kust van Schiermonnikoog grote vuren aangetrokken, zodat de wandelaars een richtpunt zouden hebben.
De vermissing baarde extra zorgen, doordat Sterkenburg, een geboren en getogen Zoutkamper, zeer goed vertrouwd was met het wad. “Hij kende elke stroming en elke geul op zijn duimpje,” berichtte de krant.

Het zestal was geïnspireerd door vier jongemannen, die er donderdag als eersten in waren geslaagd te voet over het ijs naar Schiermonnikoog te gaan. Een tocht, die ongeveer drie tot vier uur duurde. De zes waren ’s middags omstreeks twaalf uur vertrokken uit Hornhuizen, vlakbij Zoutkamp. Ze zouden de nacht op het eiland doorbrengen en de volgende dag terug keren. In de strenge winter van 1929 hadden zij de overtocht ook gemaakt. Toen was de groep van Sterkenburg de eerste die op 18 februari van de vaste wal over het ijs op het eiland kwam.

Midden op het bevroren wad ontmoetten de twee groepen elkaar. De vier waren inmiddels weer op weg naar Groningen. Zij waren de laatsten die de zes zagen.

Bovenkant van de pagina