Vrouwen in de Elfstedentocht 1890-1933

 

Auteur Ron Couwenhoven

Het duurde tot 28 december 1890 voor er voor het eerst vrouwen op het Elfstedenijs verschenen. Die dag schaatsten Lijsbeth en Akke Sipkes Swierstra de 200 kilometerlange tocht. Zij kwamen uit Irnsum en waren eerst naar Leeuwarden geschaatst. Daar vertrokken zij om half zes ’s ochtends om er ’s avonds om 22.00 uur weer terug te kregen. Ze waren dus 16 uur en 30 minuten onderweg.

Lijsbeth was op 20 juli 1860 geboren en dus dertig jaar. Haar zuster Akke was tien jaar jonger. Zij waren dochters van landbouwer Sipke Barteles Swierstra en Geiske Wiegers Wynia uit Poppingawier, waar ze ook geboren werden. Dit was een gezin waarin tussen 1852 en 1864 liefst twaalf kinderen werden geboren: achtzoons en vier dochters. Beide zussen waren getrouwd toen zij hun Elfstedentocht reden. Lijsbeth was op 2 september 1880 in het huwelijk getreden met Hessel Sjoerds Hoekstra uit Irnsum. Toen zij in 1890 haar tocht reed was zij al moeder van drie kinderen: Geiske, die op 12 november 1881 werd geboren, Jantje, die van 26 juni 1883 was, en Sjoerd die als derde werd geboren in 1887.

Akke Swierstra, de zus van Lijsbeth, trouwde op 16 mei 1889 met de 25-jarige timmerman Klaas Cornelis Reitsma uit Hardegarijp. Hij was een zoon van Ype Ates Reitsma en Trijntje Hoekstra. Een half jaar voor Akke haar Elfstedentocht reed was zij op 2 juni1890 bevallen  van een zoontje dat Ypeus werd gedoopt. Twee jaar later werd Sypko op 14 februari geboren. Het gezin zou in 1893 naar de Verenigde Staten emigreren.
Lijsbeth en Akke werden tijdens hun tocht vergezeld door hun echtgenoten.

In de lange winter van 1890 – 1891 schaatsten meer vrouwen de tocht. Op nieuwjaarsdag ging mevrouw E. van der Ende uit Oosterend samen met haar echtgenoot I. van der Ende echtgenoot rond. De Leeuwarder Courant maakte er een bericht van. Catharina A. Veeninga ging op 3 januari met haar broers Jan en Wieger J. Veeninga rond. Jan kwam uit Leeuwarden. Catharina en Wieger uit Rijperkerk. Zij gingen om 5 uur van start in Leeuwarden en waren om 20.15 uur terug. Rijtijd 15.15 uur.

De elfde januari stonden er weer twee vrouwen op het ijs. Joukje Deelsma en Njiske Deelsma schaatsten samen met hun mannen. Joukje kwam uit Oosterend. Njiske uit Tirns. Zij vertrokken uit Dokkum om 6.30 uur en kwamen daar om 18.00 uur weer terug. Hun erg snelle rijtijd was 11.30 uur.

In deze winter van 1890-1891 hield kastelein Heslinga uit IJlst hield een lijst bij van Elfstedenrijders die bij hem hun controlebriefje lieten aftekenen. Hij noteerde 202 namen, maar van hen kan niet worden vastgesteld of zij de tocht ook allemaal volbrachten. 110 mannen en vijf vrouwen deden dat in elk geval wel. Zij werden allemaal in de Leeuwarder Courant vermeld. Heslinga meldde de vijf vrouwen die in de Leeuwarder Courant werden vermeld,  ook op zijn lijst. Hij noemde ook M. Strikwerda en vrouw uit Sneek. Dit echtpaar kwam in de registratie van de Leeuwarder Courant niet voor. Vermoedelijk haalde Strikwerda en zijn vrouw de eindstreep niet.

1917: Kruisje voor vijf dames

1917 Janna van der Weg en broer Jan
(Collectie Eerste Friese Schaatsmuseum, Hindeloopen)

Janna van der Weg uit Leeuwarden wordt algemeen erkend als de eerste vrouw die een officiële Elfstedentocht volledig uitreed. Zij schaatste in 1917 samen met haar broer Jan aan de stok. Maar er gingen 108 deelnemers van start in de tocht en 83 haalden de finish. Onder hen waren ook Geiske de Boer - Hoekstra, haar zuster Jantje Hoekstra die met hun broer Sjoerd en J. Rozendaal reden.

Geiske en Jantje waren dochters van Lijsbeth Hoekstra – Swierstra die op 28 december 1890 met haar zuster Akke de eerste vrouw was die de 200 kilometertocht door Friesland volbracht.  Ook Sjoerd Evert, de zoon van Lijsbeth, schaatste met zijn zusters mee. De dames waren in gezelschap van Anne de Boer, de echtgenoot van Geiske, en J. Rozendaal. Zij woonden toen in Deventer.

Ook Berendina Cath, de vriendin en later echtgenote van Sjoerd, haalde een kruisje. Zij was apothekeres in Deventer. Haar man was fabrikant. Het echtpaar vestigde zich op 11 september 1819 in Voorst, waar Berendina van tee dochter beviel: Liebeth (1919) en Fokjen (1920). Evertje Dijkstra - Soldaat uit Leeuwarden was de vijfde vrouw die de tocht van 1917 uitreed. Naar Janna van der Weg werd in Amsterdam een straat vernoemd. De vijf vrouwen ontvingen allemaal een gouden broche van het Elfstedenbestuur.

In 1912 was Jikke Gaastra als eerste vrouw in een officiële tocht gestart, maar zij moest samen met enkele andere tochtrijders, onder wie Pim Mulier, in Sneek van het ijs omdat er op de trekvaart richting Leeuwarden iemand door het ijs was gezakt. Zodoende arriveerde Jikke per trein in Leeuwarden, maar zij ontving wel een kruisje.

1912 Wandbord Jikke en Jelle Gaastra
(Collectie Fries Scheepvaartmuseum, Sneek)

1929 en 1933

In de Tolhuster Elfstedentocht, die door drie kroegbazen werd uitgeschreven in 1929, ging Tjitske Swierstra van start. Zij was de enige vrouw tussen 48 mannen. Tjitske kwam ook uit de schaatsenrijdersfamilie uit Poppingawier. Haar vader was Sybren Doitzes Swierstra, veehouder in het dorp. En haar grootvader was Doitze, een broer van Lijsbeth en Akke Swierstra die in 1890 de Elfstedentocht reden.

Sjoerd Swierstra in Hindeloopen tijdens de tocht van 1917
(Collectie Ron Couwenhoven)

Bovendien was Sjoerd Swierstra uit Offingawier, die in 1912 derde en in 1917 tweede in de Elfstedentocht werd, een halfbroer van haar vader.

Tjitske zou de eerste vrouw worden die twee keer de Elfstedentocht reed, want in 1933 was zij er ook bij en haalde zij een kruisje. Zij woonde toen in Bakkeveen. Tjitske werd op 25 oktober 1907 geboren als tweede dochter in het gezin van Sybren Swierstra en Tietje Smeding dat uiteindelijk uit zes dochters en drie broers bestond. Op 25 oktober 1939 trouwde zij met Hendrik van der Wielen, de leider van de Volkshogeschool in Bakkeveen. Hij was toen 36 jaar. Van der Wielen (1903 – 1990) raakte via het onderwijs betrokken bij de eerste Volkshogeschool Allardsoog in Bakkeveen, waar zijn toekomstige vrouw huishoudster werd. In 1931 was hij mede-opsteller van het rapport Dietschers en Friezen, waarin een pleidooi werd gehouden voor het Fries als zelfstandige taal en voor onderwijs in het Fries. Van der Wielen was ook jarenlang bestuurslid van de Fryske Academie.

Bovenkant van de pagina