Schaatstoertochten in Nederland

 

De schaatstoertochten worden in Nederland georganiseerd door diverse organisatie waaronder met name ijsclubs.
De Koninklijke Nederlandse Schaatsenrijders Bond heeft Nederland voor de organisatie van de schaatstoertochten verdeeld in de volgende acht gewesten.
Klik op een gewest voor meer informatie.

1. Friesland
2. Groningen
3. Drenthe
4. Overijssel
5. Gelderland
6. Noord-Holland en Utrecht
7. Zuid-Holland
8. Noord-Brabant, Limburg en Zeeland

Binnen deze gewesten zijn er voor diverse regio's aparte organisaties die met de ijsclubs (en soms ook de VVV) binnen hun regio de schaatstoertochten organiseren.

Zo kent het gewest Friesland diverse IJswegencentrales en het gewest Noord-Holland districten.

Toertocht

Een toertocht is een georganiseerde schaatstocht over een van tevoren uitgezette route, die binnen een bepaalde tijdslimiet moet worden afgelegd. De organiserende partij staat in voor de betrouwbaarheid van het ijs en de veiligheid  van de schaatser. In principe worden tochten in de diverse gewesten van de KNSB  vooraf goedgekeurd door aparte organisaties zoals de ijswegencentrales van de Friesche IJsbond en de districten in Noord-Holland. Zij meten de dikte van het ijs en controleren of de organisatoren voldoende veiligheidsmaatregelen hebben getroffen. Vervolgens geeft de desbetreffende centrale advies aan de gemeente(n) waarin de tocht zal plaatsvinden. Het advies van de ijswegencentrale is in de praktijk doorslaggevend voor het al dan niet verlenen van de vergunning door de gemeente. Hierbij gaat het niet alleen om de veiligheid op het ijs, maar ook om zaken als openbare orde en verkeerscirculatie.

Men kan onderscheid maken tussen toertochten naar het aantal deelnemers:

  • Een kleine tocht met minder dan 500 deelnemers;
  • Een middelgrote tocht, tussen de 500 en 1500 deelnemers;
  • Een grote tocht met meer dan 1500 deelnemers.

Ook is een onderverdeling te maken afhankelijk van de lengte van de tocht:

  • Een kleine tocht tot 25 km;
  • Een middelgrote tocht van 25 tot 75 km;
  • Een grote tocht van meer dan 75 km.

Dan zijn er ook nog toertochten met én zonder wedstrijd. Toertochten met een wedstrijd kwamen vroeger veelvuldig voor.  In de loop der jaren heeft in het land een aantal toertochten de status van officiële marathonwedstrijd gekregen, de zogenaamde natuurijsklassiekers.

Soorten toertochten

Klassieke toertochten
Deze zijn vaak in de winters van 1940, 1941 en 1942 van start gegaan. Ze hebben de volgende kenmerken:

  • Ze vormen de centrale toertocht van een ijswegencentrale (Friesland), district (Noord-Holland) etc..
  • Ze zijn in een reeks van jaren herhaald.

De lengte van klassieke toertochten is minimaal 50 km.

Rondentochten
Rondentochten zijn tochten die zich beperken tot  één meer of water. De route wordt dan uitgezet op dat meer, vaak ook omdat men geen verdere verbinding met andere ijswegen maakt of kan maken. Dikwijls is het rondje niet langer dan 10 km.  De schaatsers moeten een veelvoud van de ronde rijden, voordat ze een medaille krijgen. Rondentochten kunnen tot 100 km gaan.

Familie-, gezins- of kindertochten
Familietochten kenmerken zich in de eerste plaats doordat de afstand beperkt is tot ongeveer 30 km. Mede daardoor zijn ze geschikt voor kinderen vanaf plusminus zes jaar. De achterliggende gedachte is dat met name jonge  kinderen samen met hun ouders de tocht rijden. Oudere kinderen, vanaf 10 jaar, kunnen de tocht ook zelfstandig volbrengen. Gelet op het aantal kilometers zou je kunnen zeggen dat elke Rondentocht een Familietocht is. Toch afficheren de Rondentochten zich niet altijd als Familietocht omdat men ook aantrekkelijk wil zijn voor volwassenen.

Wilde tochten
Wilde tochten zijn toertochten die zonder toestemming van een ijswegencentrale / district en/of zonder vergunning door een gemeente worden verreden.  Wilde tochten kwamen vroeger meer voor. Particulieren of ook ijsclubs organiseerden zulke tochten veelal vanwege de te verwachten geldelijke opbrengst.  Soms ook uit meer ideële overwegingen omdat een dorp niet aan de route van een tocht lag. Voor de organisatoren bood zo’n wilde tocht het voordeel dat men geen financiële afdracht aan de ijswegencentrale c.q. bond hoefde te voldoen. Tegelijkertijd ageerden de ijswegencentrales (Friesland), districten (Noord-Holland) etc. om diezelfde  reden tegen die tochten: wél gebruik maken van de gebaande ijswegen en daar niet voor willen betalen. Tegenwoordig zijn er eigenlijk geen wilde tochten meer. De gemeente vraagt tegenwoordig altijd advies aan de ijswegencentrale omtrent de veiligheid van het ijs en aan de politie of er geen verkeerstechnische bezwaren zijn.

Dobbeltochten
Bij een dobbeltocht moet de schaatser met behulp van een dobbelsteen zijn volgend doel bepalen. De stempelplaatsen zijn genummerd en de schaatser moet in zo weinig mogelijk worpen bij het einddoel aankomen. Een variant op de dobbeltocht is de knobbeltocht, waar bij de schaatser puzzelvragen moet oplossen voordat hij verder mag (komt van het werkwoord ‘uitknobbelen’) . Ze worden hier buiten beschouwing gelaten omdat toeval en behendigheid voorop staan.

Fakkeltochten
Een Fakkeltocht is een schaatstocht die in het donker wordt gereden, waarbij de route wordt verlicht door de deelnemers die een fakkel of een lantaren bij zich dragen. Ook worden wel waxinelichtjes langs de route geplaatst. Fakkeltochten zien er over het algemeen feeëriek uit. Wij hebben deze tochten niet opgenomen omdat de sfeer centraal staat en niet het rijden van een tocht..

Bedrijfs- of scholentochten
Bedrijfstochten zijn tochten die worden georganiseerd door een bedrijf, soms in samenwerking met een ijswegencentrale en/of ook met districten of afzonderlijke ijsclubs. Tot dezelfde categorie rekenen we de schaatstochten van sportverenigingen en tochten die door scholen worden georganiseerd. We laten verder ook bedrijfstochten buiten beschouwing, omdat aan die tochten meestal alleen medewerkers van het bedrijf, de leden van een sportclub of de scholieren van een specifieke school  kunnen meedoen.

Mini-Elfstedentochten
Een fenomeen dat na de Elfstedentochten van 1985 en 1986 opgang deed, zijn de zogenaamde mini-Elfstedentochten, met name gericht op kleine kinderen. Het parcours is vaak uitgezet op de plaatselijke ijsbaan en beperkt zich qua afstand meestal  tot een halve c.q. hooguit enkele kilometers. Er zijn meestal elf controleposten, die de elf Friese steden symboliseren. Ook deze tochten laten we buiten beschouwing omdat daaraan slechts een bepaalde groep kan meedoen.

Bovenkant van de pagina