1940 - Twee Bussummers dingen mee in de Elfstedenwedstrijd

De broers Herman en Ton van Putten

Uit de Bussumsche Courant van donderdag 1 februari 1940

Twee Bussummers dingen mee in Elfstedenwedstrijd

Het verhaal van de heeren van Putten

Een ontmoeting met C.J.J. de Koning in den trein

Een sportieve maar zware prestatie

HET ONDERSCHEIDINGS-KRUIS VERWORVEN

BUSSUM. - De klassieke strijd op de schaats, de beroemde Elfstedentocht, die herinneringen oproept aan grootsche prestaties, is Dinsdag voor den vijfden keer en wel onder zeer slechte omstandigheden verreden. De deelnemers, onder wie tal van Bussummers, hebben een waren titanenstrijd gestreden.

Wij bezitten geen volledige opgave van de Bussumsche ingezetenen, die voor den wedstrijd of den tocht hadden ingeschreven. Zoo vernamen wij, dat de heeren K.H.G Abma en G.F.C van der Laan het tot Franeker hebben gebracht en toen den strijd moesten opgeven, terwijl de heer J.J. Scheepmaker zelfs tot Vrouwbuurstermolen bij Dokkum kwam en zoo het kruis verdiende.

Een tweetal andere ingezetenen de architect H. van Putten en zijn broer de tandarts A.C. van Putten hadden voor den wedstrijd ingeschreven. Na een tocht van bijna 200 km hebben zij even vóór Dokkum den kamp gestaakt, omdat het bestuur der organiseerende vereeniging verder rijden verboden had. Beide heeren behooren in ieder geval tot de weinigen, die het kruis van den Elfstedenwedstrijd
hebben verworven.

Onderhoud met de heeren van Putten
Gistermiddag na hun thuiskomst, hebben wij een onderhoud met de beide kranige rijders gehad, die op enthousiaste wijze verhaalden van hun belevenissen.

,,Wij zijn heel tevreden met het bereikte resultaat. De technische omstandigheden, waaronder wij moesten rijden, waren heel zwaar en wij hebben groot respect voor de mannen die tenslotte het eindpunt in Leeuwarden nog hebben bereikt.”
,,Hebt u voor dezen wedstrijd speciaal getraind?”
,,Och neen. Wij hadden Zondag aan den Molenwedstrijd in de Zaanstreek deelgenomen, maar zooals u weet is van dezen kamp niet veel terecht gekomen, omdat schier overal op het traject de sneeuw voetenhoog op de baan lag. Wij hadden voor den Elfstedenwedstrijd ingeschreven meer met het doel eens te zien hoever wij ’t wel zouden brengen.

,,Maandagochtend namen wij den trein naar Friesland en in Zwolle, waar we moesten overstappen, hadden wij een heel aardige ontmoeting. Wij stapten een coupé binnen van den trein naar Leeuwarden en in een hoekje zat een oud heertje met een bril op. ,,Zoo heeren, gaat u ook aan den Elfstedentocht deelnemen?’’ begroette hij ons. ,,Dat is een heele onderneming.” Wij, raakten in gesprek en daaruit merkten wij, dat hij wel heel goed op de hoogte was van dit groote sportgebeuren. Toen wij daarover een opmerking plaatsten, zei hij lachend: ,,Och ja, ik heb ook aan den wedstrijd deelgenomen en twee keer ben ik overwinnaar geworden.” Het oude heertje haalde daarop twee medailles voor den dag en toen bleek, dat wij zaten tegenover den beroemden schaatsenrijder C.J.J. de Koning, die in1912 en in 1917 als eerste uit den Elfstedenkamp tevoorschijn was gekomen. Je zou ’t dat oude heertje van over de zestig zeker niet aangezien hebben.

,,Als een loopend vuurtje ging daarop de mededeeling rond: ,,de Koning zit in den trein” en al spoedig verzamelden zich veel reizigers voor den ingang van onze coupé. De Koning vertelde toen dat hij nu aan den tocht zou deelnemen en dat hij er erg op gebrand was, weer het eindpunt te halen. Hij gaf ons alle mogelijke adviezen over de kleeding die wij moesten dragen tijdens den wedstrijd, wat wij moesten drinken en vooral ook hoe wij rijden moesten”.

,,Blijkens de berichten heeft de heer De Koning den strijd toch moeten opgeven”, merkten wij op.
,,Ja, dat zal voor hem wel een groote teleurstelling zijn geweest. Wij hadden ’t eerlijk gezegd niet gedacht en onder weg hebben wij bij iedere controle geïnformeerd of hij al gepasseerd was. Overal kregen we echter een ontkennend antwoord.
,,Toen wij in Leeuwarden aankwamen, was alle logie-gelegenheid propvol en wij waren wat blij ergens in een klein hotelletje een kamer met twee bedden te vinden. De organisatie was overigens puik in orde.

De aftocht
,,Den volgenden morgen om 5 uur was de start. De deelnemers aan den wedstrijd kwamen in de groote zaal van ,,de Harmonie” bijeen en het was opmerkelijk dat alle menschen van zichzelf beslist overtuigd waren den strijd te zullen winnen. We kregen allemaal onze kaarten en klokslag 5 uur werd het sein voor vertrek gegeven. De deuren van de theater-zaal werden opengegooid en toen viel het ons op , dat de beste rijders, de ,,keien”, zich vlak bij de deur hadden opgesteld om toch maar ’t allereerste weg te zijn. We moesten bijna anderhalven kilometer door Leeuwarden loopen eer wij de schaatsen konden onderbinden en toen wij om half zes afreden waren de favorieten al op weg. De groote strijd was begonnen!

De wedstrijd begonnen
,,Wij reden op Noren. Rustig en regelmatig met groote slagen schoten wij in stikdonker over het ijs, recht op Sneek aan met den krachtigen Noord-Oosterwind in den rug. De aankomst in Sneek was alleraardigst. De waterpoort was feeëriek verlicht en ’t was bepaald indrukwekkend toen de stroom van schaatsenrijders daaronder door schoot. Er was ontzettend veel publiek op de been.
,,’t Moet gezegd, dat de bevolking zich overal op voortreffelijke wijze had uitgesloofd om ’t den rijder naar den zin te maken. Zoo b.v. in Sneek, waar we moesten overstappen. De inwoners hadden langs de trottoirs in de straten water gesproeid en zoo was als ’t ware een ijsbaan door de stad aangelegd zoodat wij niet behoefden af te binden. En op de plaatsen waar we loopen moesten en waar de controle niet op het ijs was, had men stroo neergelegd, opdat we de schaatsen konden aanhouden.

,,De bevolking van de Friesche steden verdient een eere-saluut voor al haar goede zorgen. In Harlingen b.v. waar we twintig minuten door de stad moesten loopen, schoten de menschen toe om te helpen de schaatsen af te binden. En in Woudsend was het heel grappig. Daar moesten wij onder een laag bruggetje door, de inwoners hadden vóór dit bruggetje een platte slee gelegd met aan weerskanten lange touwen. We behoefden nu niet anders te doen, dan ons plat op de slee te laten vallen: daarop trok men aan den andere kant de slee onder de brug door. In Hindeloopen boden meisjes in Hindelooper kleederdracht ons reepen chocolade aan, in Bolsward kregen we kouwgummi - kortom, alle hulde voor het meeleven der bevolking!

Het verloop van den tocht
,,En hoe is ’t verloop van den tocht geweest”, vroegen wij onze beide gastheeren, die heel bescheiden sportmen zijn en weinig over zichzelf willen vertellen.
,,Tot Stavoren is ’t een prachttocht geweest. Onze Noren hielden zich uitstekend. Er waren deelnemers die ..…. op kunstschaatsen meereden. Die hadden geen flauw idee wat een tocht over 200 k.m. beteekent. Vóór Sneek lagen zij er al uit. Wij hebben ‘s avonds in Leeuwarden deelnemers ontmoet van wier schaatsen de ijzer geheel krom gebogen waren.
,,Van Stavoren naar Harlingen kregen wij niet alleen den fellen noordoosten wind tegen, maar op dit traject waren de banen dik ondergestoven. Dat viel niet mee, maar eerlijk gezegd hebben wij dit traject wel het beste gereden. Van Stavoren naar Harlingen is niemand ons voorbij gereden. Heel belangrijk is een juiste tijdsindeling”.

,,Is zoo’n tocht niet erg eentonig op den duur?” waagden wij de opmerking.
,,Oh neen, daarentegen!” klonk het enthousiast terug. ,,Toen het daglicht begon te breken, was ’t een prachtig gezicht: die nafzienbare weilanden, die uitgestrekte meervlakten van Sloten naar Stavoren. Onvergetelijke vergezichten over weiden en beemden, die typische oude Friesche stadjes naast de liefelijk gelegen dorpen. Scherp teekenden torens, boerderijen en boomen zich tegen den horizon af. Wat is Gaasterland mooi!
,,Om ongeveer 2 uur waren wij in Harlingen. Je denkt dan: nu nog een rukje maar…. het zwaarste gedeelte moest nog komen. Wij hadden uitgerekend om plm. 7 uur in Dokkum te zijn. Wij verzamelden alle energie en zetten door naar Franeker. Een ijskoude wind blies ons recht in het gelaat en toen ervoeren wij dat ondanks alle voorzorgen nog niet voldoende gekleed waren. Wij hadden bij het vertrek een beetje op dooi gerekend, maar dat heeft anders uitgepakt!’’

En dan verteldt de tandarts Van Putten ons, hoe hij tot zijn schrik tot de ontdekking kwam , dat een van zijn
vingers bevroren raakte. ,,Verbeeld u! Zooiets kan een tandarts toch zeker niet hebben!”
,,Met goeden moed zetten wij door” aldus gaat het verhaal verder, ,,maar toen wij bij een boerderij bij Barthlehiem kwamen, werd ons meegedeeld dat de tocht niet verder mocht worden voortgezet. Dat was om kwart over vijf. We hadden dus net zoowat een eemaal gereden. Het bestuur van de Vereeniging voor den Elfstedentocht had laten weten, dat ’t niet langer verantwoord was, de deelnemers naar Dokkum door te laten gaan. Zij die tot dit punt waren gekomen, werden beschouwd den tocht te hebben volbracht en zouden het kruis krijgen.
,,We werden met auto’s opgehaald en togen naar Leeuwarden. Zoo ongeveer moet de terugtocht van Napoleon uit Rusland geweest zijn …..”

Het verhaal van den titanenstrijd is uit.
,,En zoudt u beiden een volgenden keer weer mee doen?’’ vroegen wij lachend.
,,Een elfstedentocht onder de omstandigheden als die van gisteren? Neen Dat is geen genoegen meer op den duur. Zeker, wij krijgen nu weliswaar het begeerde onderscheidingsteeken, maar 100% voldoening hebben wij toch niet. De tocht was zwaar. Och, vermoeid zijn we niet, zeker niet in de beenen, meer in het bovenlichaam van het voorover buigen en het optornen tegen den wind in. En ook de oogleden doen wat pijn. Overigens voelen we ons heel fit.”

Wij namen afscheid van twee heel bescheiden kranige sportmenschen, die zich vol vuur in den strijd geworpen hadden, die gedaan hebben wat in hun vermogen lag — niets meer, maar ook niets minder — doch die ten slotte den kamp moesten opgeven doordat de elementen tegenwerkten.

Een eere-saluut !

Aanvullende informatie Elfstedentocht 1940

Ton
Herman

De broers Herman en Ton van Putten waren sportliefhebber. Ze schaatsten niet alleen maar speelden ook goed tennis. Ze hockeyden bij de hockeyclub Befair in Hilversum.

Begin 1940 hadden zij flink veel schaatskilometers op natuurijs gereden en beschikten over een hele goede conditie zodat zij op het laatste moment besloten zich in te schrijven voor de Elfstedentocht van 30 januari 1940, en ook nog eens als wedstrijdrijder.

Zij werden beiden ingeschreven onder de naam K. van Putten (waarom niet als H. en T. is onduidelijk) en kregen het startnummer 806 en 807. Herman en Ton waren respectievelijk 35 en 30 jaar oud toen zij in 1940 hun eerste Elfstedentocht reden. In 1942 deden ze weer mee en reden hem dit keer uit.

Voor de Elfstedentocht van 1940 schreven zich in totaal 688 schaatsers in voor de wedstrijd, waarvan er maar 124 over de eindstreep kwamen; en van de 2716 tochtrijders arriveerden er slechts 27 (!) in Leeuwarden. Uiteindelijk werden er liefst 342 deelnemers van de wedstrijd in de uitslag opgenomen, want ook iedereen die Franeker was gepasseerd voordat de tocht om half zeven ’s avonds door het noodweer moest worden afgeblazen, kreeg een plek op deze ere-lijst. Hetzelfde gebeurde bij de tochtrijders. Na een onderzoek dat liefst een jaar in beslag nam, werden 927 Elfstedenkruizen uitgereikt.
Zie ook Elfstedentocht 1940, een moordende tocht van auteur Ron Couwenhoven.

De broers van Putten hebben dus ook een jaar inspanning gezeten of ze het zo fel begeerde Elfstedenkruisje - ondanks de toezegging van het bestuur van de vereniging De Friesche Elf Steden - wel zouden krijgen.

Op 8 januari 1941, een maand voor de Elfstedentocht van 1941, ontvingen zij een brief van de voorzitter, de heer M. Hepkema waarin hij antwoordde op hun brief van 2 januari 1941. Hij vroeg hen nog even geduld te hebben en gaf aan spoedig tot het uitreiken van het XI-steden-insigne te kunnen overgaan.


 

Bovenkant van de pagina