's Amsterdammers winter [1650 / 1657]

Auteur Jan [Johan] Six van Chandelier
Jaar 1657
Plaats Amsterdam
Talen Nederlands
Land Nederland
Beschrijving Via de herfst en kwakkelweer beschrijft Six vanaf versregel 349 de winter in Amsterdam en omgeving in al zijn facetten. IJssporen, schaatsen, baanveger, kolfspel, ijshaak, valpartijen, arrensleden, ijsschuit, ijsherbergen en koek-en-zopietent komen aan bod. Evenals het bijten van het ijs vanwege het risico op vijandelijke invallen en brand. De ijsbreker moet het ijs openbreken voor de schuiten met vers water uit Weesp. Het bedelverbod wordt opgeheven. Het gedicht eindigt met dooi.
Opmerkingen Het gedicht ''s Amsterdammers Winter' werd geschreven als tijdverdrijf, en mogelijk ook een vleugje heimwee, tijdens een reis van Rome naar Venetië in december 1650. Zeven jaar later werden de ruim 850 versregels gepubliceerd in de bundel 'Poësy'. ''s Amsterdammers winter' van Six van Chandelier is niet als zelfstandig drukwerk verschenen en de bundel 'Poësy' werd nooit herdrukt. Het gedicht is onder andere opgenomen in een bloemlezing van G.A. van Es (1953). In 1988 verscheen een uitgave van ''s Amsterdammers Winter' door Maria A. Schenkeveld-van der Dussen in moderne spelling en met een uitgebreide toelichting. Het gedicht verscheen tevens in deel 2 van 'Joannes Six van Chandelier, Gedichten' door A.E. Jacobs (1991).

Fotogalerij

Titelpagina. Bron: KB, Nationale Bibliotheek van Nederland (original from Leiden University Libraries); Google Books Project
Openingspagina. Bron: KB, Nationale Bibliotheek van Nederland (original from Leiden University Libraries); Google Books Project
Bovenkant van de pagina