De 48 deelnemers aan de Hardrijderij 25 januari 1805 te Sneek

 

Auteur Ron Couwenhoven

Hardrijderij 25 januari 1805 te Sneek
Prijs: paar fraaye zilveren schoengespen
Premie: Gouden hoedenspeld
Aantal deelnemers: 48
Keurmeesters: Bauke Feenstra, Jan Johannes Olij, Gabe Annes Koopmans, Gerrit Hyltjes

Startlijst en uitslag

Dit is de oudst bekende deelnemerslijst met wedstrijdverloop van een schaatswedstrijd in Nederland.

Bron: Fries Museum, Leeuwarden.

De kop van de Startlijst Hardrijderij 25 januari 1805 te Sneek
Collectie Fries Museum, Leeuwarden

1. Douwe Ypes Bruinsma, Poppingawier
Over Douwe Ypes uit Poppingawier zijn geen gegevens te vinden, maar over Douwe Ypes Bruinsma uit Irnsum, nog geen vijf kilometer van Poppingawier, wel. Beide dorpen liggen in de voormalige gemeente Rauwerderhem en onder die gemeente is uitsluitend Douwe Ypes uit Irnsum geregistreerd in de administratie. Vermoedelijk was de man die onder startnummer 1 vertrok in de hardrijderij van Sneek dus Douwe Bruinsma. Hij was 25 jaar toen op 25 januari 1805 het eerste ien, twa, dreije, fuort klonk. Na de eerste omloop was het voor Douwe gelijk afgelopen want Minne de Vries was te snel voor hem.

Douwe Bruinsma bleef zijn hele leven vrijgezel. Hij was schipper van zijn schip en woonde volgens de volkstelling van 1839 in Rauwerderhem in zijn schip. Bruinsma overleed op 11 oktober 1859. Hij was toen tachtig jaar en woonde in Irnsum, het dorp waar hij werd geboren.

2. Minne Minnes de Vries, Beetgum
Minne Minnes de Vries uit Beetgum was op 25 januari 1805 één van de 48 deelnemers aan de hardrijderij in Sneek. Hij was een meer dan gewone hardrijder, want hij haalde de vierde reed. Eerst reed hij Douwe Ypes uit Poppingawier van de lijst en vervolgens sneuvelden Binnert Hendriks uit hetzelfde dorp en Hotze Adams uit Deersum, een zoon van Adam Ruurds, de bekende Hurdrider. Minne stond toen bij de laatste zes en daarin moest hij het afleggen tegen Lambertus Jelles uit Sneek.

Daarna zijn er tot 1823 geen berichten meer over Minne Minnes, maar op 23 januari 1823 schreef hij in voor de parenrijderij van Leeuwarden. Voor het eerst sinds 1809 kwamen er weer vrouwen op de hardrijdersbanen in Friesland. Minne verscheen met zijn dochter Grietje als achterrijdster. Hij was volgens de deelnemerslijst al 44 jaar, maar die leeftijd werd fout gelezen door de drukker van de deelnemerslijst. Dat bleek aan het eind van dat jaar toen Minne op 30 december overleed. Volgens de overlijdensacte was hij toen 49 jaar.

Overigens kwam de familienaam niet voor op de deelnemerslijst, maar Minne Minnes en Grietje Minnes, die 23 jaar was, kwamen uit het kleine Beetgum en daar werden hun namen in de burgerlijke stand gevonden.

Vader en dochter vormden een bijzonder koppel, want Grietje was slechts twee maanden eerder bevallen van haar eerste kind dat op 30 november 1822 werd geboren. Het werd een meisje dat Lijsbert werd gedoopt naar de moeder van Grietje. Zij was op 14 maart 1822 getrouwd met Job Sytzes Sytsma, een 22-jarige arbeider die oorspronkelijk uit Sint Jacobiparochie kwam maar inmiddels onder Hallum woonde.

Op de hardrijdersbaan van Leeuwarden moesten Minne en Grietje in de eerste omloop tegen Jelle Jans Dijkstra en Neeltje Sjirks Cnossen uit Boxum rijden. Hoe dat afliep is niet bekend, maar als vader en dochter deze rit hebben gewonnen dan stonden ze in de tweede reed tegenover Atze Geerts Atsma en Trijntje Reidinga. Dat was een topkoppel dat deze dag geschiedenis zou schrijven door de rijderij te winnen. Grietje de Vries was 22 jaar toen zij in Leeuwarden aan de start verscheen. Zij werd op 12 september 1800 in Beetgum geboren.

3. Rimmert Hendriks de Boer, Poppingawier
In de eerste omloop won Rimmert Hendriks van Douwe Beerents uit Oppenhuizen, maar in de tweede reed ging hij er aan tegen Minne Minnes de Vries uit Beergum. Rimmert was 28 jaar toen hij aan de start kwam. Hij was op 24 april 1776 geboren als boerenzoon. Hij zou zijn hele leven landbouwer blijven. Hoewel hij als zijn woonplaats Poppingawier opgaf aan de keurmeesters was hij in Terband geboren. Op 20 december 1811 koos hij de familienaam de Boer die door de regenten van Aengwirden werd ingeschreven voor Rimmert en zijn drie kinderen Hendrik (10), Neeltje (8) en Grietje (6). Later zou Ype er nog bij komen. Hij gaf op dat hij toen in Gersloot woonde, maar in hetzelfde jaar verhuisde hij naar Tjalleberd.

De Boer woonde daarna in Winsum, Britsum en tenslotte in Terzool waar hij zich met zijn echtgenote Minke Foppes Bergsma op 4 februari 1827 liet inschrijven in het lidmatenregister van de Nederlandsch Hervormde Gemeente van Sijbrandaburen/Terzool. Minke zou kort daarna op 14 september 1829 overlijden. Zeven jaar later hertrouwde Rimmert met de 39-jarige Gritye Coenraads Gerstmaijer. Hij was zelf toen al zestig jaar.

In 1849 kocht het echtpaar een huis en erf in Sneek voor f. 1100,- van Gritje Messing, maar al drie jaar later deden ze dit weer van de hand voor f. 2000,-. Een mooi winstje dus. Het huis werd gekocht door Hans van Wieren. Toen Rimmert deBoer op 25 april 1856 overleed was hij 80 jaar. Hij liet een kapitaaltje van f. 7974,99 na aan zijn erfgenamen.

4. Douwe Beerents, Oppenhuizen
Geen antecedenten gevonden.

5. Hotze Adams Boer - Deersum
Hotze Adams was al 37 jaar toen hij op 25 januari 1805 in Sneek van start ging. Hij bleek nog best uit de voeten te kunnen op het ijs, want hij haalde de derde reed en zat dus bij de beste twaalf hardrijders. Hotze schakelde eerst Ype Berents uit Poppingawier uit en vervolgens rekende hij af met Meije Sjoerds uit Hommerts, maar in de derde reed moest hij het afleggen tegen Minne Minnes de Vries uit Beetgum. Maar Hotze had de familiereputatie waargemaakt, want hij was een zoon van Adam Ruurds Boer en dat was de befaamde Hurdrider uit akkrum en later Deersum.

Net als zijn vader werd Hotze boer. Hij werd op 27 april 1767 in Deersum geboren als zevende kind van Adam Ruurds. Uit het tweede huwelijk van zijn vader met Jeltje Hotzes uit Oldeboorn was hij het vijfde kind. Jeltje zou daarna nog vijf keer bevallen. Ook Pieter, een jongere broer van Hotze, stond in 1805 in Sneek aan de start. Hij reed onder nr. 48.

Toen moeder Jeltje op 8 augustus 1811 overleed duurde het nog tot 8 april 1812 voor haar boedel werd verdeeld. Dat bleek uit de zogenaamde minuutacte die notaris Jan Jacobus Wiersma uit Sneek die dag opmaakte. 'In leven weduwe van Adam Ruurds' meldde de notaris erbij. Hotze en Pieter werden bij de erfgenamen genoemd. Net als hun zuster Jeltje, die met Minne IJsselstein uit Rauwerd was getrouwd. Haar zoon Ruurd Minnolds IJsselstein zou ook een goed hardrijder worden. Het nageslacht van Adam Ruurds werd dankzij de vondst van de startlijst van Sneek 1805 dus met twee hardrijders uitgebreid, terwijl er al kampioenen als Ulbe van Dijk en Hessel Haarsma op voorkwamen. Van Dijk was vanaf de jaren '60 jarenlang de beste hardrijder van Friesland. Hij won 99 prijzen en premies en was daarmee de meest succesvolle schaatsenrijder uit de negentiende eeuw.

Hotze Boer trouwde op 4 mei 1799 met Trijntje Thomas Boersma uit Terzool. Hoe nauw de connecties van de schaatsenrijders waren bleek zes dagen na de hardrijderij van Sneek toen Trijntje Pieters Westra de beroemde hardrijderij voor vrouwen in Leeuwarden won. Zij was een schoonzuster van Hotze Adams Boer, want zij was getrouwd met IJsbrand Boersma, een broer van Trijntje.

Hotze en zijn vrouw zouden zes kinderen krijgen, vier dochters en twee zoons. Maar net als hun vader na 1805, kwamen zij nooit voor op de hardrijderslijsten. Hotze Adams Boer overleed op 13 juni 1814 in Leeuwarden. Hij zat daar in de gevangenis nadat hij op 27 mei van dat jaar was veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en te pronkstelling op het schavot.

Wat was er gebeurd?

In de nacht van zaterdag 11 op zondag 12 december 1813 was hij in Scharnegoutum naar het land van Eeltje Cornelis Schiphof gegaan en had daar een paar kolen en een stel wortelen uit de grond getrokken. Hij had het kennelijk niet erg breed in deze periode, waarin de economische nood als gevolg van Napoleontische overheersing van Europa nog bijzonder nijpend was. Eeltje was er achter gekomen wie zijn groente had gepikt en had Hotze aangegeven bij de politie. Prompt werd hij opgepakt en in Leeuwarden opgesloten. De Napoleontisch gezinde regering was weliswaar afgezet en het koninkrijk der Nederland gevestigd, maar nog nooit was er zo'n bikkelharde straf voor zo'n gering vergrijp uitgesproken. Nog geen maand later maakte de ongelukkige zoon van de Hurdrider in de Leeuwarder bajes een einde aan zijn leven.

Zijn echtgenote Trijntje Thomas bleef achter met zes minderjarige kinderen: IJttje (15), Jeltje (13), Janke (11), Baukjen (8), Thomas 6) en Adam (4). Het was wel duidelijk dat het gezin in diepe ellende was geraakt, maar Trijntje zou niet hertrouwen wat in deze periode wel gebruikelijk was. Hotze Adams Boer werd maar 47 jaar.

6. Ype Berents Cingelsma, Poppingawier
Ype Berents werd op 11 april 1778 i Poppingawier geboren als zoon van de boerenknecht Beerent Tetmans en Wypke Ypes. Hij was de helft van een tweeling. Zijn zusje werd Pytje gedoopt, maar zij zou de wieg niet overleven. In het gezin werden elf kinderen geboren. Zijn vader koos in 1811 de familienaam Cingelsma. Ype Beens Cingelsma dook later in de volkstelling van 1829 in Medum op als vijftigjarige boer. Hij was getrouwd met Klaaske Olferts Odinga die uit Wirdum kwam. Het echtpaar was in 1811 al in Oudkerk. Op 17 augustus van dat jaar werd dochter Wytske geboren Uit dit document bleek ook dat Ype in Poppingawier was geboren. In Tietsjerkstradeel werd hij met het patroniem Beernds vermeld. In 1824 vertrok het echtpaar naar Lekkum/Miedum, wat blijkt uit het lidmatenregister van de Hervormde Gemeente Oudkerk/Roodkerk.

Ype startte zijn maatschappelijk leven als boerenknecht, maar zou in Oudkerk zelfstandig boer worden. Hij zou niet zijn hele leven in het boerenbedrijf blijven, want 13 mei 1847 huurde hij voor f. 275,- per jaar een huis met herberg en stalling in Beetgum voor twee jaar van Jentje Wybrandi uit Leeuwarden. Zijn familienaam werd toen als Singelsma geschreven. Ype overleed op 7 maart 1853 in Beetgum. Singelsma was toen 74 jaar.

Tijdens de hardrijderij van Sneek in 1805 was Ype Berents 26 jaar. Hij woonde toen dus nog in Poppingawier. Zijn deelname aan de schaatswedstrijd bleef overigens beperkt tot de eerste omloop, want hij werd er gelijk afgereden door Hotze Adams Boer, een zoon van de beroemde Hurdrider Adam Ruurds Boer uit Deersum.

7. Johannes Cornelis, Sneek

8. Meije Sjoerds van Dijk, Hommerts
Meije Sjoerds van Dijk, zoals zijn familienaam luidde, was 19 jaar toen hij in Sneek van start ging. Hij was in 1785 in Hommerts geboren en een boerenzoon. Hij zou zijn hele leven in dat bedrijf actief blijven. Op 25 januari overleefde hij de eerste omloop van de hardrijderij door Johannes Cornelis uit Sneek van de lijst te rijden, maar in de tweede reed was Hotze Adams Boer te snel voor hem.

Meije van Dijk trouwde met Folkertje Folkerts. Het echtpaar vestigde zich in Jutrijp, het tweelingdorp van Hommerts. Van Dijk breidde zijn bezit in de loop der jaren fors uit. Zo had hij veel land bij Oppenhuizen, maar ook in IJlst kocht hij percelen. Hij zou op 21 augustus 1850 in Jutrijp overlijden. Op de hardrijderslijsten kwam zijn naam na 1805 niet meer voor.

9. Teunis Tietes Bloksma, Sneek
Teunis Tietes was blokmaker van zijn vak en daar verwees ook zijn familienaam naar: Bloksma. Hij werkte bij zijn vader Tjitte Teunis Bloksma die meester-blokmaker was. Teunis trouwde op 30 augustus 1812 met Sjieuwke Jans Terpstra. Zij kregen op 17 mei 1813 hun eerste kind, een dochtertje dat Trijntje werd gedoopt. Teunis was 31 jaar bij de geboorteaangifte.

Toen hij in 1805 meedeed aan de hardrijderij in zijn geboortestad was hij dus 24 jaar. Hij kwam in de eerste omloop tegen Hylke Jelles uit Woudsend die hij van de lijst reed. Vervolgens trof Teunis Marten Hiddes uit Gauw. Ook die klopte hij, zodat hij was doorgedrongen tot de laatste twaalf. In die derde reed moest hij aantreden tegen Lambertus Jelles, die net als hij uit Sneek kwam. Lambertus was uurwerkmaker van zijn vak en luisterde naar de naam Veltman. Hij won van Teunis Bloksma en zou tot de eindrit doordringen, waarin hij het moest afleggen tegen Sybren Hyltjes Wiarda uit Deersum.

Toen in 1832 het eerste kadaster in gebruik werd genomen, werd Teunis als mastmaker vermeld. Hij had twee percelen in eigendom. Een huis en erf met een oppervlakte van 120 m2 en een schuur van 158 m2, waarin hij ongetwijfeld zijn bedrijf had.

Teunis overleed op 26 oktober 1862. Hij werd 81 jaar oud.

10. Hylke Jelles Zoethout, Woudsend
Voor Hylke Jelles hield de hardrijderij op na de eerste omloop, waarin hij van Teunis Tietes Bloksma verloor. Zijn zwager Jan Wybes Bootsma uit IJlst stond ook aan de start. Hylke was in 1781 geboren en zou later gebruik maken van de familienaam Zoethout. Tijdens de hardrijderij was hij 23 jaar. Hij trouwde al op 28 april 1799 met de 25-jarige Sybrigje Gerlofs Visser uit Ypecolsga. Zelf woonde hij in Woudsend. Hylke werd schipper. Het eerste kind van het echtpaar werd in 1801 in Sloten geboren. Vermoedelijk lagen zij daar toen met hun schip, want als woonplaats van het echtpaar werd lang Woudsend aangegeven. Maar de geboorte van de kleine Gerlof werd in Sloten aangegeven.

Op 22 mei 1811 leende Hylke 1250 gulden van zijn moeder Liskjen Ages Tromp, die al weduwe was van Jelle Reinders Zoethout. Waar het geld voor nodig was is niet bekend. Zoethout verkocht op 5 maart 1816 een schip aan Reinder Ages Yntema uit IJlst, waar hij toen zelf ook woonde. Het was maar een kleine boot, want Reinder hoefde er maar 250 gulden voor te betalen.

In deze jaren dook ook de familienaam van Hylke Jelles op. Dat gebeurde toen hij op 8 januari 1815 de geboorte van zijn zoontje Gerrit aangaf in IJlst. De vreugde in het gezin werd al een maand later weggevaagd door dat de baby op 27 februari overleed.

Toen moeder Liskjen op 12 oktober 1826 in Woudsend overleed was Hylke visser in Sneek. Hij stierf zelf jong, pas vijftig jaar oud. Op 11 mei 1831 sloot hij voor eeuwig de ogen . Hij woonde toen nog steeds in Sneek.

11. Marten Hiddes Zijlstra - Terhorne
Eén van de jongste deelnemers was Marten Hiddes, waarvan de familienaam Zijlstra was. Op 25 januari 1805 was hij nog maar zestien jaar en woonde hij in Gauw. Hij stond in de eerste ronde tussen de touwen tegen Tjeerd Wattes Zijlstra uit Oppenhuizen en die was maar een jaar ouder. Marten won, maar moest in reed nummer twee afleggen tegen Teunis Tietes uit Sneek.

Zeven jaar later was hij ook present in Sneek. Toen werd hij aangekondigd onder de familienaam de Groot. Hij ging onder nummer 2 van start in deze hardrijderij van 24 december 1812 in Sneek, maar onder de naam De Groot zijn geen antecedenten van hem te vinden. Marten was volgens de startlijst 23 jaar en haalde de laatste twaalf. Toen moest hij tussen de touwen tegen Atze Geert Atsma uit Terzool en dat fenomeen was te sterk voor hem. Atze zou de hardrijderij trouwens winnen.

Onder de familienaam De Groot komt geen enkele Marten Hiddes voor in Terhorne. Er werd wel een Marten Hiddes geboren in Gauw. Dat gebeurde op 10 januari 1788. De ouders waren Hidde Botjes of Botes en Ybeltje Douwes die later in Terhorne woonden. Hidde stierf daar op 3 januari 1823. Zijn zoon Marten was toen acht jaar getrouwd. Hij trad op 10 juni 1815 in het huwelijk met Wiggeltje Wybes Woudstra. Met de namen werd nog al gerommeld. Marten Hiddes heette in de trouwacte Marten Heddes en zijn familienaam werd als Zielstra genoteerd. Marten was toen slager. Drie jaar later werd op 6 januari 1818 zijn dochtertje Ybeltje geboren. Daarbij werd vermeld dat hij 29 jaar was, wat correspondeerde met zijn geboortejaar. Dat was trouwens ook het geval met de registratie van de leeftijd van Marten Hiddes de Groot op de deelnemerslijst van Sneek in 1812.

Het ziet er dus naar uit dat Marten Hiddes de Groot en Marten Hiddes Zijlstra één en dezelfde persoon waren. Wellicht maakte hij in Sneek gebruik van de familienaam van zijn moeder, maar uit de stukken blijkt dat niet. Ybeltje Douwes werd altijd zonder haar achternaam genoteerd.

Marten Hiddes uit Gouw vinden we terug op de startlijst van de hardrijderij die op 25 januari 1805 in Sneek werd gehouden. Hij bereikte de tweede omloop via een overwinnnig op Tjeerd Wattes Zijlstra uit Oppenhuizen, maar er vervolgens afgereden door Teunis Tiettes Bloksma uit Sneek. Er stonden 48 rijders aan de start.

Hij overleed op 6 maart 1875 toen hij 87 jaar was. Marten woonde nog steeds in Terhorne.

12. Tjeerd Wattes Zijlstra, Oppenhuizen
Voor Tjeerd Wattes duurde de hardrijderij maar één omloop. Hij moest het afleggen tegen Marten Hiddes uit Gauw. Dat was niet zo vreemd, want Tjeerd was met zijn zestien jaar de jongste deelnemer van de 48 mannen die zich hadden aangemeld. Hij luisterde naar de familienaam Zijlstra. Toen hij op 29 mei 1855 overleed was hij visser in Terhorne en 67 jaar oud. Tjeerd was drie keer getrouwd. Eerst met Deliaantje Thewes Hettinga, vervolgens met Loekjen Taedes Walma en tenslotte met Hotske Haven met wie hij in Delfstrahuizen woonde. Zij beviel op 2 augustus 1839 nog van een dochterje dat Tettje werd genoemd. Tjeerd was toen 51 jaar. Hij had een erg wisselende carrière achter de rug. Hij was boer, in 1846 was hij koemelker in Rotsterhaule en in 1852 werd hij bij de volkstelling als slager in Oppenhuizen vermeld, en bij zijn overlijden als visser.

13. Pals Geerts Bleeksma, Deersum
Pals Geerts luisterde naar de familienaam Bleeksma. Hij werd samen met zijn 28-jarige vriend Pals Andries Visser, een schipper uit Baard, een legende doordat hij in  januari 1809 de elf steden van Friesland per schaats bezocht. De twee mannen waren de eerste Elfstedenrijders, waarvan de namen bekend raakten, maar hun tocht kwam pas honderd jaar na dato (!) in de publiciteit. Er werd in 1809 geen melding van gemaakt in de pers. Pals Geerts Bleeksma was toen 24 jaar oud. Het duo vertrok vanuit Deersum. Ze schaatsten eerst naar Leeuwarden en volgden daarna de gebruikelijke route om de noord via Dokkum. Om half zes ’s ochtends stonden de jongens op het ijs en om zeven uur ’s avonds stapten ze in Sneek het latere logement Het Hoogerhuis van hospes Bouwe binnen ‘om even te pleisteren’.

Startlijst Hardrijderij 25 januari 1805 te Sneek
Nummer 13: Pals Geerts Bleeksma, zie Eerste Reed, linker kolom
Collectie Fries Museum, Leeuwarden

J. M. Bleeksma, een familielid van Pals Geerts, meldde de historische tocht van de beide Palsen op 12 januari 1909 in de Leeuwarder Courant. Hij had het uit de eerste hand vernomen van de 94-jarige zoon van Pals Geerts: 'Vroeger waren daarvan aantekeningen aanwezig, zodat de vertrouwbaarheid kan worden aangenomen.'

J.M. Bleeksma vernam ook nog wat bijzonderheden over de eerste Elfstedenrijders, die met name genoemd werden. Hij schreef: 'Aangezien de reis bijna was volbracht besloten ze even te pleisteren bij hospes Bouwe. Hier vond men een gezellige kring van burgers gezeten rond de haard, allen liefhebbers van het schaAtse nrijden. Toen hen bekend werd welke tocht deze personen hadden gemaakt, werd hun ieder een halve liter boerekoffie door het gezelschap vereerd. Dat was destijds een geliefde volksdrank op het ijs. Na gebruik daarvan arriveerden zij ’s avonds om 8 uur weer op de plaats van vertrek. Niemand van het gezelschap had vroeger van zulk een tocht gehoord en allen beschouwden dien als de eerste.'

Visser en Bleeksma kikkerden van de boerenkoffie weer lekker op. Dat was trouwens niet vreemd, want het brouwsel was samengesteld uit bruin bier, wat brandewijn voor de krachtigheid, nootmuscaat en een paar geklutste eieren. En dat alles warm geserveerd. Sommige kasteleins in de Friese ijsherbergen waren zo vermaard door de boerenkoffie die zij schonken dat men bereid was er urenlange tochten voor te maken.

Pals Geerts was een echte schaatsliefhebber. Dat zat in de familie, want zijn zuster Geertje stond in 1805 op de deelnemerslijst van de beroemde vrouwenrijderij in Leeuwarden. Zelf was hij op 25 januari present toen 48 rijders zich in Sneek meldden voor een hardrijderij. Onder startnummer 13 stond hij op de deelnemerslijst.. Hij moest in de eerste omloop aantreden tegen Lambertus Jelles Veltman. Dat trof hij niet, want Lambertus was een prima hardrijder die er in de eindrit met de premie vandoor ging. Pals lag er dus gelijk uit.

Op 18 januari 1809 stond Pals weer op de startlijst van de hardrijderij in Sneek. Geerts kwam in de eerste ‘reed’ in de baan tegen Pieter Hanzes uit Terhorne die hem er gelijk afreed. 'Ausdauer' had hij wel, maar snelheid niet.

Pals was timmerman van zijn vak. Hij werd op 8 augustus 1784 in Deersum geboren als zoon van de dorpsonderwijzer Geert Pieters Bleeksma en Neeltje Pals, zodat hij vernoemd was naar zijn pake van moederskant. Bleeksma trouwde op 29 mei 1811 met de 23-jarige Froukje Martens Jelgersma uit Wirdum, van wie net als van Pals de familienaam pas later opdook. Froukje was net als Pals een liefhebber van de hardrijderijen. Onder nummer 126 stond zij op 1 februari 1805 op de deelnemerslijst van de beroemde vrouwenrijderij in Leeuwarden, waarin zij het tot de vijfde ronde bracht.

Hoewel Pals in 1811 pas 24 jaar oud was werd hij toch al als meester timmerman in de trouwacte vermeld. Het jonge echtpaar woonde in 1813 in een klein huisje dat Pals Geerts van de kerkvoogden van de Hervormde Kerk in Deersum huurde. Kennelijk ging dat niet geheel van een leien dakje, want donderdag 13 mei  van dat jaar hielden de kerkvoogden in de herberg van Poppingawier een openbare verhuring ‘aan de meest biedende ten overstaan van de keizerlijke notaris mr. H., Cannegieter uit Grouw van een kamer cum annexis, staande en gelegen tot Deersum, nu bij Palts Geerts Bleeksma in gebruik.’ De Elfstedenrijder moest dus zijn huis uit.

Als timmerman stond Pals Geerts goed bekend. Dat bleek op 7 juni 1817, toen in de school van Oppenhuizen de aanbesteding plaats vond van de afbraak van de oude en de bouw van een nieuwe toren voor de Hervormde kerk. Notaris mr. Petrus Noyon maakte de acte van aanbesteding op, Hij noteerde dat de bouw van de toren voor 5500 gulden gegund werd aan aannemer Reinder Sjoerds van der Molen uit IJlst en dat de bouw van de spits aan Pieter en Pals Geerts Bleeksma werd gegund. De spits moest met best lei belegd worden. Net als Pals Geerts was de zoon van Reinder Sjoerds hardrijder. Hij stond ook op 18 januari 1809 in Sneek aan de start en werkte later ongetwijfeld mee aan de bouw van de kerk van Oppenhuizen.

Pals Bleeksma werkte samen met zijn broer. De opdracht werd voor 1865 gulden aangenomen. Dat was opmerkelijk, omdat Harmen Jelles Schuitje, een timmerman uit Balk, het voor nog 50 gulden minder wilde doen. Maar de notaris schreef: 'Na eenige overweging de kerkvoogden besloten hebbende de door den persoon van Harmen Jelles Schuitje gedane verlaging als niet gedaan te beschouwen.'

Pals'  echtgenote Froukje Martens Jelgersma overleed begin 1850. Pals liet toen een staat van inventaris maken van zijn boedel. Notaris P. Boltjes uit Grouw deed daarom een oproep aan schuldeisers zich te melden. Bleeksma was wel een man van enige betekenis, want twee jaar eerder werd hij aangesteld als rijksschatter voor het district Sneek. Pals overleed zelf op 23 augustus 1878. De oersterke Elfstedenrijder van 1809 was 94 jaar en 15 dagen oud geworden.

Bleeksma was net als zijn zoon een sterke man, die een hoge leeftijd bereikte. En nooit gaf hij zijn passie voor het schaAtse nrijden op. Op 21 februari 1870 werd op de ijsbaan in Rauwerd een hardrijderij voor mannen en vrouwen gehouden. Sikke van der Wal en zijn zuster Aafke wonnen de eerste prijs van 60 gulden, maar de belangrijkste mededeling over deze wedstrijd in de Leeuwarder Courant luidde: 'Als een bijzonderheid kan van hier gemeld worden dat bij de hardrijderij voor mannen en vrouwen gisteren de baan ook nog eens vlug werd langs afgereden door de ruim 86-jarige Pals G. Bleeksma van Deersum.'

14. Lambertus Jelles Veltman, Sneek
Lambertus Jelles bereikte op 25 januari 1805 de laatste drie van de hardrijderij in Sneek. Toen trof hij Sybren Hyltjes Wiarda uit Deersum die hem er af reed, maar toen had hij wel getoond dat hij een prima hardrijder was. Er stonden 48 rijders aan de start onder wie zijn broer Jochem, die onder nummer 24 van start ging en die het ook tot de laatste zes zou brengen, maar toen sneuvelde tegen Sybren Hyltjes. Lammert - zoals hij ook werd genoemd - stond samen met zijn broer Jochem bij de laatste zes. Deze reed onder nummer 24 en zou ook van Sybren Hyltjes verliezen.

In de eerste omloop reed Lambertus Pals Geerts Bleeksma uit Deersum van de lijst. Die zou in 1809 nog naam maken door de Elfstedentocht te rijden. Hij was de eerste Elfstedenrijder, waarvan de naam bekend werd. Lambertus klopte vervolgens Tiette Harmens uit Tersool, Teunis Tiettes uit Sneek en Minnie Minnes de Vries uit Beetgum.

Vier jaar later was Lambertus Veltman, zoals zijn familienaam luidde, er uiteraard weer bij in Sneek. In de tweede omloop van de hardrijderij op 18 januari 1809 stuitte Lambertus Jelles op Anske Bouwes van Dijk en die was te sterk voor hem.

Lambertus trouwde op 9 januari 1808 met Petronella Pieters Franken uit Oldeboorn en verdiende de kost als uurwerkmakersknecht, een vak dat hij van zijn vader leerde. Hij werd in 1783 geboren en was dus tijdens de hardrijderij van 1809 25 jaar. Twee jaar na de hardrijderij kregen Lambertus en Petronella een dochtertje dat Regina werd genoemd. Toen bleek ook dat Lambertus Jelles de familienaam Veltman droeg. Vanaf 1811 was het verplicht zo'n familienaam te hebben.Op 19 december van dat jaar had zijn vader de naam laten registreren. Er zouden daarna nog twee zoontjes worden geboren van wie Jelle met Trijntje Hotzes Zijlstra uit Heeg trouwde. Jelle zou ook uurwerkmaker worden. Zijn schoonvader Hotze Berends Zijlstra schaatste in 1838 mee in de stadsrijderij van Sneek.

Veltman sr. bleef niet altijd uurwerkmaker. Toen Lambertus op 27 oktober 1833 overleed was hij schipper. Wanneer hij dat beroep koos is niet bekend. Veltman was 49 jaar toen hij stierf.

15. Tiette Harmens de Boer, Terzool
Eén van de oudste deelnemers aan de hardrijderij van 25 januari 1805 in Sneek was Tiete, zoals hij altijd in de stukken stond, Harmens. Hij werd in 1765 geboren en was dus al 39 jaar toen de wedstrijd werd gehouden. Tiete nam later de familienaam De Boer aan. Hij woonde zijn hele leven in Terzool, waar hij als boer werkte. Vermoedelijk gebeurde dat op een gehuurd boerderijtje, want toen hij op 11 oktober 1828 overleed werde een zogenaamde memorie van successie opgemaakt, waarin zijn bezittingen werden vastgelegd voor de belastingdienst. In deze memorie werd geen onroerend goed gemeld.

Toen Tiete van start ging in Sneek stond hij tussen de touwen tegen Luitzen Johannes uit Tjalleberd. De boer uit Terzool bleek de sterkste, maar toen hij in de tweede reed de baan in moest tegen Lambertus Jelles Veltman uit Sneek was het afgelopen. Zijn tegenstander zou deze dag met de premie naar huis gaan, zodat hij tweede werd.

Na 1805 vernemen we niets meer over Tiete Harmens de Boer. Zijn schaatscarrière in wedstrijdverband was dus kort maar hevig. Na zijn overlijden bleef zijn echtgenote Aaltje Sjoerds actief als boering. Zoon Homme (1800) werkte ook altijd op de boerderij. De andere kinderen van het echtpaar waren Sietze (1794), Tjipken, (1810), Aafke (1806), Harmen (1804) en Bartele, die bij het overlijden van zijn vader nog minderjarig was. Hij was dus jonger dan 25 jaar, want op die leeftijd werd men pas meerderjarig. Tenzij men eerder in het huwelijk trad.

16. Luitzen Johannes Jager, Tjalleberd
Luitzen Johannes was 22 jaar toen hij in Sneek naar de startstreep ging.. Hij vloog er tegen Tiete Martens de Boer gelijk uit. Johannes was in 1782 in Tjalleberd geboren als oudste zoon van Johannes Luitjens en Johanneke Sijbrens. Hij zou op 30 augustus 1809 met Zuster Wybes Brouwer trouwen die net als hij uit Tjalleberd kwam. Het echtpaar verliet het dorp en vestigde zich in Wartena. Toen het kadaster in 1832 in gebruik werd genomen bleek Luitzen, die inmiddels de familienaam Jager had aangenomen, nog grote stukken land in zijn geboortedorp te hebben: in totaal 15.420 m2. Zijn levenlang bleef hij zeer actief met het kopen en verhuren van land en ander onroerend goed. Zijn zoon Wytze woonde en werkte altijd bij zijn vader. Toen hij in 1844 overleed werd de zathe De Saiter, gelegen aan de Langesloot bij Wartena en Eernewoude, te koop aangeboden. Ook een zathe met landen met watermolen aan De Wijd bij Wartena ging in de verkoop. Vader en zoon waren samen eigenaar.

Luitzen Jager trok zich dat jaar terug uit het boerenbedrijf, want op 8 mei liet hij ook de boedel van de zathe aan het Wijd veilen. Hij had 24 koeien, een geldrier, een bul, zeven hokkelingen, een enter en een zwart merriepaard op stal. Ook het hele interieur en alle gereedschappen werden verkocht.

Dat Luitzen een sterke vent was bleek, want hij werd 94 jaar. Op 11 mei 1896 overleed hij 's avonds om half zeven in Wartena.

17. Wabe Jacobs Bergsma, Baard
In 1805 woonde Wabe Jacobs volgens zijn opgave in Baard, een dorpje op de zuidoever van de Bolwardertrekvaart bij Oosterlittens dat tegenwoordig in de gemeente Leeuwarden ligt. Maar lang verbleef hij daar niet, want hij werd geboren in Poppingawier en zou daar ook weer terugkeren. Zijn bruid Neeltje Douwes Venema, die in Eernewoude werd geboren, en tijdens hun huwelijk op 6 mei 1810 dienstmeid in Warga was, nam hij wel mee uit de omgeving van Leeuwarden. Van zijn verblijf in Baard zijn geen sporen te vinden. Dat de Wabe Jacobs van de deelnemeerslijst uit Poppingawier kwam, kan haast niet anders. Alle rijders kwamen uit de omgeving van Sneek en Wabe Jacobs was in 1805 achttien jaar, want hij werd op 11 juni 1786 geboren.

Op 25 januari 1805 was zijn optreden in de hardrijderij van Sneek van korte duur. Wabe werd er in de eerste omloop afgereden door Anne Carolus uit IJlst. Toen in 1811 de burgerlijke stand werd ingevoerd koos Wabe de familienaam Bergsma. Hij was altijd timmerknecht, maar op het eind van zijn leven werd hij bij de volkstellingen ook als koemelker vermeld. Hij woonde tot zijn dood op 18 december 1866 in Poppingawier. Wabe werd tachtig jaar.

18. Anne Jelles  Carolus, IJlst
Anne Carolus was 26 jaar toen hij op 25 januari van start ging in de hardrijderij van Sneek. Hij ging voortvarend van start door Wabe Jacobs uit Baard van de lijst te rijden en klopte vervolgens Hans Folkerts uit Rauwerd, maar in de derde omloop was Jochem Jelles uit Sneek te sterk voor hem. Anne had wel de laatste twaalf van de 48 deelnemers bereikt.  Daarna kwam hij niet meer voor op de deelnemerslijsten, maar zijn jongere broer Jelle zou op 24 december 1812 in Sneek van start gaan en daar ook in 1821 nog actief zijn. Anne was de oudste zoon van Jelle Pieters Croles en Jeltje Annes Cnossen uit IJlst. Zijn vader was scheepstimmerman en hij zou dat met zijn broer Jelle jr. dat ook worden.

Anne bleef tot zijn dood scheepstimmerman in IJlst maar hij stierf op 9 maart 1857 in Lemmer. Hij was toen tachtig jaar. Een jaar eerder had hij de scheepstimmerschuur aan de Geeuw bij IJlst samen met het woonhuis dat er bij stond en een bleekveld voor f. 2254,- verkocht aan boerenknecht Gosse Klases Bosma uit Oosthem. Anne's broer Jelle, zijn zwager Tieke Jans de Wint, die een zaagmolen in Deinum had en met zus Trijntje Carolus was getrouwd, en zus Jeltje waren de medeverkopers. Het ging hier ongetwijfeld om het huis en de werf waarmee zijn vader ook al actief was geweest.

Dat Anne scheepstimmerbaas was bleek voor het eerst op 13 mei 1811 toen hij samen met Jelle een kofschip van 48 voet lang voor f. 1300,- verkocht aan Klaas Pietersz de Jong, een timmermansmaat uit IJlst. Sporadisch doken er nog andere transacties van de broers op. Fokke rineses Dijkstra uit IJlst huur op 24 juli 1824 een turfschip van hen. Daarvoor betaalde hij 100 gulden per jaar en Piet Aukes Piersma uit Oppenhuizen huurde op 15 augustus 1845 een open praam met de fraaie naam De Goede Verwachting voor slechts f. 40,- per jaar.

Anne Jelles Carolus bleef zijn hele leven vrijgezel.

19. Hans Folkerts Postma, Rauwerd
Hans Folkerts Postma, zoals zijn familienaam lauidde, overleefde de eerste omloop in Sneek door een overwinning op Douwe Fokkes uit Flansum, maar in de tweede reed moest hij het afleggen tegen Anne Carolus uit IJlst. Postma was meester-schoenmaker in Rauwerd. Op 9 januari 1818 gaf hij de geboorte aan van zijn dochter Grietje. zijn echtgenote was Pyttje Egberts uit Schillaard in Baarderadeel. Later werd zij overigens als Pietje Gerrits Strikwerda in de stukken vermeld. Zij was 38 jaar toen zij op 19 mei 1816 met haar Hans trouwde. De schoenmaker was vier jaar jonger. Hij was dus 22 jaar toen hij op 25 januari 1805 in Sneek naar de startlijn ging.

Hij was eerder in 1804 getrouwd met Grietje Annes uit Deersum, zodat zijn dochtertje uit het tweede huwelijk naar zijn eerste vrouw werd vernoemd. Hans Postma overleed op 22 april 1824. Hij was toen pas 42 jaar oud.

20. Douwe Fokkes, Flansen (Flansum)

21. Foeke Gelkes Boschhakker - Hommerts
Op 25 januari 1805 stond Foeke Gelkes met 47 andere hardrijders aan de start van de stadsrijderij van Sneek. Hij reed in de eerste omloop Sijbren Pieters uit Nijland van de lijst, maar sneuvelde zelf in de tweede reed tegen Jochem Jelles uit Sneek. Vier jaar later was hij er weer bij. Foeke startte onder nummer 25 van de startlijst van de hardrijderij die op 18 januari 1809 in Sneek werd gehouden Hij eindigde de hardrijderij in de derde reed tegen Oepke Bouwes van Dijk uit Poppingawier die het tot de laatste vier zou brengen. Foeke luisterde naar de familienaam Boschhakker, maar bij zijn huwelijk werd hij als Boschhakke in de trouwakte vermeld.

Hij was 27 jaar toen hij in Sneek van start ging. In de eerste omloop reed hij Geert Folkerts uit Tjerkgaast er af om vervolgens ook anne Tjeerds uit Jutrijp van de lijst te rijden. Anne kende hij waarschijnlijk wel, want Foeke woonde in Hommerts.

Maar hij werd op 29 april 1782 in Boornzwaag bij Langweer geboren als zoon van de arbeider Gelke Foekes en Hylkje Sikkes. Toen hij op 31 mei 1817 met de 26-jarige Antje Reitzes de Boer uit Goënga trouwde, woonde hij inmiddels in Folsgare vlakbij Sneek, waar hij zelfstandig boer zou worden. Zoals met zoveel hardrijders uit Friesland moest het huwelijk snel gesloten worden, want Antje was al vijf maanden zwanger. Op 5 november zou zij een dochtertje ter wereld brengen dat Japikje werd genoemd. Met Antje kreeg Foeke vier kinderen. Symon werd op 8 december 1825 als jongste geboren. Ruim een jaar later werd het gezin getroffen door een ramp. Het nieuwe jaar 1827 was nog maar een uur oud toen Antje overleed.

Foeke bleef vijftien maanden alleen. Op 18 mei 1828 hertrouwde hij met Klaaske Jacobs van Kampen, de weduwe van stalhouder Rients van der Stal uit Sneek. Klaaske was een flinke vrouw, want na de dood van haar eerste echtgenoot had zij zijn bedrijf voortgezet. Toen zijn zoon Reitze in mei 1848 trouwde was Foeke niet langer boer. Hij was toen kastelein in Sneek. Boschhakker werd 79 jaar. Hij overleed op 27 december 1861 in Sneek.

23. Jan Wijbes Bootsma, IJlst
Net als zijn zwager Hylke Jelles Zoethout, die onder nr. 10 van start ging, vloog Jan Wijbes Bootsma er in de eerste omloop gelijk uit. Hij was toen 24 jaar, want hij werd op 15 mei 1780 geboren. Jochem Jelles uit Sneek was te sterk voor hem. Jan Wijbes was op 11 januari 1801 met Geertje, de zuster van Hylke, getrouwd. Zij vestigden zich in Sneek waar Bootsma steeds als koopman werd vermeld. Maar op 18 augustus 1810 kocht hij een half part in het beurtschip IJlst - Amsterdam. Het was een forse boet van 61 voet lang. De verkoper was Klaas Pietersz de Jong uit IJlst. Jan Wijbes betaalde er liefst 6000 gulden voor. Dat geld leende hij van zijn schoonmoeder Lisken Ages Tromp uit Woudsend, die heel wat zaken financierde. Haar echtgenoot was Jelle Zoethout. Of Bootsma toen zelf met de beurtvaart aan de slag ging of dat hij louter een investering in het bedrijf had gedaan is niet bekend.

Het huwelijk van Jan Bootsma en Geertje Zoethout bleef kinderloos. Dat bleek toen Geertje op 24 november 1829 overleed. Zij was 53 jaar toen zij stierf. Uit de memorie van successie die voor de belastingdienst werd opgemaakt, bleek dat er geen kinderen waren en dat Jan Bootsma toen  mastenmaker was. Hij erfde f. 3392,43 van zijn vrouw.

Drie jaar later trouwde Jan met Trijntje Annes Osinga. Zij was pas 32 jaar, maar al weduwe. Het echtpaar zou in 1837 nog een dochter krijgen die Baukje werd genoemd en op 4 januari 1860 met Sybren Hofstra uit Olterterp zou trouwen. Jan Bootsma werd in de trouwakte vermeld als beurtschipper.

Dat hij een sterke vent was bleek, want Jan Wybes Bootsma werd maar liefst 97 jaar. Hij stierf op 3 november 1877 in het Drentse Havelte.

24. Jochem Jelles Veltman, Sneek
Net als zijn broer Lambertus, die op de 'drie' zou komen, was Jochem Jelles een prima hardrijder. Hij kwam op de laatste zes en verloor daar van Sybren Hyltjes Wiarda, die daarna zijn broer zou uitschakelen. Jochem reed Jan Wijbes Bootsma van de lijst en klopte vervolgens Foeke Gelkes Boschhakker uit Hommerts. In de derde reed moest hij tussen de touwen tegen Anne Carolus, die net als Bootsma uit IJlst kwam. Ook dit keer was Jochem Jelles de sterkste. Hij had toen dus minimaal zes ritten gewonnen.

Jochem was net als zijn broer uurwerkmaker in Sneek. Toen zijn vader Jelle Huibertus op 19 december 1811 de familienaam Veltman liet registreren was hij 25 jaar. Jochem was dus in 1786 geboren en negentien jaar toen hij in Sneek van start ging. Hij trouwde met Oeke Jochums met wie hij zes kinderen kreeg. Na haar overleden trad hij op 25 september 1836 opnieuw in het huwelijk. De bruid was Marijke Douwes Dijkstra, de 30-jarige weduwe van Gerben Sybrens Slager. Dit tweede huwelijk eindigde al snel in een drama. Marijke beviel in augustus 1837 van een dochtertje dat Oeke werd genoemd naar de eerste vrouw van Jochem. Tien maanden later overleed moeder Marijke op 7 juni en drie maanden later - op 15 september - stierf ook de pas dertien maanden oude Oeke.

Jelle Veltman overleefde zijn tweede vrouw twaalf jaar. Hij overleed op 9 april 1850 en benoemde zijn zuster Jetske tot zijn enige erfgenaam. Jetske had een winkel op het Achterom die zij lang samen met haar zus Grietje had, maar Grietje was al in 1844 overleden. De dames waren net als broer Jochem ongehuwd. Jochem liet zijn zuster en de kinderen van drie al overleden broers f. 589,37 na. Zijn horlogemakerij had hem dus niet tot grote welstand gebracht.

25. Haede Isacks - Hidde Isacks Kuijper, Tjerkwerd
Hidde Isacks Kuijper uit Tjerkwerd stond als Haede Isacks op de startlijst. Hij was een meer dan gemiddelde hardrijder, want hij overleefde de eerste twee omlopen. Eerst reed hij sietze Ruurds uit Wartena van de lijst en vervolgens moest Germen Jans uit Terzool er aan geloven. Hidde had toen in elk geval vier ritten gewonnen, maar in reed nummer drie stond hij tegen over Sijbren Hyltjes en dat was een te sterke partij. Sijbren zou de hardrijderij winnen.

Hidde had in 1811 de familienaam Kuijper aangenomen. Hij was toen boer in Allingawier en getrouwd met Aaltje Sijslings. Het echtpaar had toen twee zoontjes van vier en twee jaar. Het huwelijk was op 27 april 1806 voltrokken. Hidde Kuijper was in 1778 geboren en dus 26 jaar toen hij in Sneek inschreef voor de hardrijderij. Zijn vrouw overleed jong op 27 apruil 1822, waarna Kuijper twee jaar later op 2 oktober hertrouwde met Martzen Ruurds Weidema, een 39-jarige weduwe uit Exmorra.

Het boerenbedrijf van Hidde Kuijper was toen al uitgegroeid tot een zeer grote veehouderij. In de omgeving van Makkum was hij eigenaar van zeer veel land. De schaatscarrière van Hidde was kort maar krachtig. Na 25 januari 1805 kwam hij niet meer voor op de startlijsten. Hij stierf  jong op 26 mei 1832 toen hij nog maar 54 jaar was.

26. Sijtse Ruurds, Wartens

27. Germen Jans, Terzool

28. Hinne Pietters, Terzool
Van Hinne Pietters uit Terzool zijn maar weinig gegevens gevonden. In de hardrijderij van Sneek werd hij er in de eerste omloop gelijk afgereden door German Jans, die ook uit Terzool kwam. Acht maanden na de schaatspartij in Sneek moest Hinne ijlings trouwen met dorpsgenote Tjitske Gerrits. Dat gebeurde op 22 september. Tjitske was in verwachting en schonk op 19 november 1805 het leven aan een zoontje dat Pieter werd genoemd naar de vader van Hinne.

29. Folkert Annes de Groot, Deersum
Folkert Annes was 25 jaar toen hij zich aanmeldde voor de hardrijderij van 25 januaril in Sneek. Dat bleek toen hij in 1811 de familienaam de Groot aannam. De ambtenaar in Rauwerderhem noteerde hem toen als een 32-jarige boer. In Sneek had Folkert geen succes. Hij werd er in de eerste omloop gelijk afgereden door Harmen Freerks uit Heeg. Vier jaar later woonde hij in Hommerts en ging hij op 18 januari opnieuw naar Sneek om mee te doen aan de hardrijderij.  Onder nummer 92 werd hij weer zonder familienaam ingeschreven. En ook dit keer haalde hij de tweede ronde niet. Dit keer was Ulbe Siedses Siedsma uit Goënga te sterk voor hem.

Folkert Annes de Groot was getrouwd met Anne Oenes Syperda. Het echtpaar had twee dochters - Hieke en Corneliske - en kwam in Bolsward terecht, waar Folkert het prima deed. Hij kocht op 14 oktober 1847 een half part in een zathe en landerijen van Wybe Steensma, die hij f. 10.000,- betaalde. Drie jaar later nam hij het andere halve part voor f. 14.000,- over van Tjepke Mulder.

Toen hij op 17 augustus 1858 overleed, werd er een memorie van successie opgemaakt voor de belastingdienst, waaruit bleek dat hij nog steeds eigenaar van onroerend goed was, maar waar zijn bezittingen toen uit bestonden werd niet vermeld. Waterschade had de acte onleesbaar gemaakt. De overlijdensacte vermeldde dat Folkert 78 jaar was en een zoon van Anne Gerbens de Groot en Corneliske Folkerts. Hij was dus vernoemd naar zijn pake van moederskant. Hij overleed thuis in Bolsward 's ochtends om zes uur. Zijn dochter Hieke, die met Tiberius Buringa was getrouwd en in Bozum woonde, plaatste een rouwadvertentie in de Leeuwarder Courant: 'Moesten wij voor ruim acht weken te Bolsward het treurige afsterven van onz geliefde Moeder beweenen, heden ook ging onze beste Vader Folkert Annes de Groot, haar na in de eeuwige ruste, in het vertroostend vooruitzegt op een zalig wederzien, in eenen gezegenden ouderdom van 78 jaren en 8 maanden.'

30. Harmen Freerks, Heeg
Twee jaar na de hardrijderij van Sneek stierf  Harmen Freerks uit Heeg een tragische dood in Londen. Hij was stuurman op één van palingschuiten van zijn geboortedorp, waarmee al zeer lang handel met Engeland werd gedreven. Hij was in juli 1807 overboord gevallen op de Thames, verdronken en in Londen begraven. Pas op 8 mei 1818 werd er een notariële acte over zijn dood opgemaakt, waarin zijn overlijden werd bevestigd door de palingschippers Age Lourens Wildschut en Roelof Lourens Bovenkamp.

Harmen was op 25 januari 1805 negenentwintig jaar toen hij in Sneek aan de start verscheen. Hij werd in 1775 op 22 december geboren. In de eerste omloop moest hij tegen Folkert Annes de Jong uit Deersum aantreden. Die rit won hij, maar in de tweede omloop kwam hij tussen de touwen tegen Sybren Hyltjes, die ook uit Deersum kwam en naar de familienaam Wiarda luisterde. Dat was een te sterke partij, want Sybren zou als overwinnaar van deze hardrijderij naar huis gaan.

Toen hij overleed was Harmen pas drie jaar getrouwd. Op 15 januari 1804 hadden Froukje Klases Jellema en hij elkaar het ja-woord gegeven. Froukje, die ook wel als Vroukjen voorkwam in de stukken, werd geboren in Tjalhuizem, maar woonde in Heeg. Zij was drie jaar jonger dan haar man en nam de familienaam van haar moeder aan. Op 8 januari 1805 beviel zij van een zoontje dat Klaas naar haar vader werd genoemd, maar van dit jongetje zijn verder geen sporen te vinden. Een jaar later werd het gezin uitgebreid met een dochtertje dat Riemke werd gedoopt. Zij werd op 18 oktober geboren en was dus pas negen maanden toen haar vader ini Londen verdronk.

Froukje trok in bij haar schoonzuster Antje Freerks en haar man, de scheesptimmerman Haring Tibles. Antje stierf in 1815 na een langdurige ziekte, waarna Froukje de zorg voor haar man en drie kinderen helemaal overnam. Dat leidde tot de relatie die op 13 mei 1818 tot de geboorte van zoon Jan leidde. Een maand later trouwde het stel op 6 juni. Haring had inmiddels de familienaam Van der Zee aangenomen en onder die naam zou ook Riemke, het dochtertje uit het eerste huwelijk van Froukje, door het leven gaan.

Froukje werd 56 jaar. Zij overleed op 21 oktober 1834.

31. Bouwe Uiltjes de Jong, Oppenhuizen
Onder nummer 31 ging Bouwe Uiltjes uit Oppenhuizen van start. Hij was een broer van Anne Uiltjes de Jong die onder nummer 40 was ingeschreven. Bouwe was 21 jaar toen hij in 1805 in Sneek aan de start kwam. Zijn optreden op de ijsbaan van Sneek was van korte duur, want Sybren Hyltjes Wiarda uit Deersum reed hem gelijk van de lijst. Dat was overigens geen schande, want Sybren zou de wedstrijd winnen.

Bouwe was boer. Hij trouwde met Tjitske Annes Gerbensma met wie hij zeven kinderen zou krijgen.  Op 4 januari 1846 kwam De Jong tragisch om het leven. Zijn overlijdensakte vermeldde dat hij om elf uur 's ochtends in het water was gestorven. Bouwe was dus verdronken. In elk geval was dit geen ijsongeluk, want de winter van 1846 stelde niets voor, zodat er nooit voldoende ijs lag om op te schaatsen. Hij was landbouwer en had bij Oppenhuizen grote stukken land. Ook had hij voor f. 3000,- een huis en land gekocht van Luits Gerrits de Jong. Dat alles duidde er op dat Bouwe de Jong succes had gehad in zijn leven. Bij zijn overlijden was hij al weduwnaar. Zijn broer Anne was als voogd aangesteld over zijn minderjarige kinderen Gerrit en Antje. Gerrit was in 1821 geboren. Zijn tweelingbroer Atze had de wieg niet overleefd. Antje kwam zes jaar later ter wereld. Naar de gebruiken van de tijd werd men toen pas meerderjarig als men 25 jaar werd of eerder als er sprake van een huwelijk was. Bouwe de Jong was 62 toen hij overleed.

32. Sybren Hyltjes Wiarda – Deersum
Op 25 januari 1805 ging Sybren Hyltjes uit Deersum van start in de hardrijderij van Sneek, waarin om een paar fraaye zilveren schoengespen en een gouden hoedengesp werd gereden. Hij schakelde Bouwe Uiltjes uit Oppenhuizen, Harmen Freerks uit Heeg en Haede Isacks uit Tjerkwerd uit. Toen stond hij in de vierde omloop, waarin hij Jochem Jelles van de lijst reed. Hij kwam zo bij de laatste drie waarin hij het op moest nemen tegen Lembertus Jelles die hij ook klopte. In de eindrit stond hij tegenover Kerst Thomas Boersma uit Terzool, die in de vijfde reed het stilstaand nummer had. Dat hielp hem niet. Sybren was ook in de finale de snelste.

Vier jaar later verloor Sybren Hyltjes op 18 januari 1809 de finale van de grote hardrijderij in Sneek van Atze Geerts Atsma die als achttienjarige in 1805 nog in de tweede omloop werd uitgeschakeld onder de naam Otse Geerts. De nederlaag leverde Sybren wel de premie op: een zilveren tabaksdoos. Hij was toen 28 jaar oud, want hij werd op 15 september 1780 in Deersum geboren. Zijn vader was Hyltje Sybrens en zijn moeder was Jetske Douwes van der Valk. Na het overlijden van zijn vader hertrouwde Jetske met Gerrit Jantjes Bakker uit Deersum en met hem kreeg zij een dochter die Jeltje werd gedoopt. Deze dochter kwam twee dagen na de succesrace van haar halfbroer Sybren ook in Leeuwarden aan de start. Zij deed mee aan de hardrijderij voor ongehuwde vrouwen die op 20 januari 1809 werd gehouden, maar zo succesvol als haar broer was zij niet.

Sybrens familienaam was Wiarda.  Sybren was zijn hele leven boer in Bozum. Hij trouwde met Jeltje Ymes Stellingwerf  (1783-1854).  Hun eerste zoon Hyltje werd nog in Deersum geboren, maar op 10 juli 1814 toen hun tweede zoon Douwe werd geboren, woonden Sybren en Jeltje in Bozum en daar zouden zij de rest van hun dagen slijten.

Het echtpaar kreeg vier kinderen: Hyltje (1806 - 1895), IJme (1809-1830), Douwe (1814) Jelle (1817 - 1906) en Sybrand (1820 -1910). In 1830 overleed IJme op 24 september aan de gevolgen van waterzucht. Hij was toen militair bij het Flankeur Battaljon van de Nationale Militie afdeling 8. Hij was zo ernstig ziek dat hij toestemming kreeg naar huis terug te keren. Op 20 september was IJme weer bij zijn ouders.

'Helaas na verloop van slechts vier dagen bezweek hij in onze liefdearmen. Wij betreuren in hem een braven zoon, die zich in zijn betrekkingen deugdzaam heeft gedragen, en deswege ons altijd onvergetelijk zal blijven,' meldden de bedroefde ouders Siebren H. Wiarda en Jeltje IJ. Stellingwerf in de rouwadvertentie, die zij in de Leeuwarder Courant plaatsten.

De winnaar van Sneek 1805, de eerste schaatswedstrijd waarvan zowel de deelnemerslijst als de complete uitslag bewaard is gebleven, zou zelf op 20 mei 1851 in zijn woonplaats overlijden. Hij was toen 70 jaar oud.

33. Kerst Thomas Boersma, Terzool
De 25ste januari 1805 kwam Kerst Thomas met een fraaie gouden hoedenspeld thuis. Hij had de premie gewonnen in de stadrijderij van Sneek. Met Sybren Hyltjes Wiarda uit Deersum was hij overgebleven uit een omvangrijk veld van 48 rijders, maar Sybren bleek te snel in de eindstrijd. Nauwelijks een week later was het weer feest bij de familie Thomas in Terzool, want de vriendin van Kerst's broer IJsbrand had de grote hardrijderij in Leeuwarden gewonnen. Een jaar later zou Trijntje Pieters Westra uit Poppingawier haar ja-woord aan IJsbrand Thomas geven, zodat zij de schoonzuster van Kerst werd. Hardrijden zat in de familie, want op 21 januari 1829 stond Thomas IJsbrands aan de start van de rijderij in Sneek. Er waren 82 deelnemers ingeschreven, maar de zoon van Trijntje Pieters haalde wel de laatste drie met de kampioenen Halbe Huitema en Hantje Speerstra. De directie van de hardrijderij was daar zo over te spreken dat hij voor zijn prima rijden een gratificatie ontving.

Kerst Thomas had net als zijn broer eind december 1811 de familienaam Boersma aangenomen. Bij de inschrijving werd vastgelegd dat hij boer van zijn vak was. Tijdens de hardrijderij van 1805 schakelde hij eerst Willem Gerrits uit Offingawier uit, om ververvolgens af te rekenen met Harmen sipkes uit Joure, Jakob Popkes uit Oosterwierum en Haije Piers Piersma uit Oudeweg. Hij zat toen 'op de drie' en had daar het staand nummer, zodat hij zonder rijden in de eindrit kwam. Daarin trof hij Sybren Hyltjes Wiarda uit Deersum en die ging er met de prijs - een paar fraaie zilveren schoengespen - vandoor.

Maar Kerst was er dus bij toen de winnaars in triomf - met de muziek voorop - naar de Stadsherberg werden gebracht, waar 'de rijders vriendschappelijk werden ontvangen' en hen de prijzen werden overhandigd, waarna in 'eene geschikte en welgeregelde orde dit wintervermaak, waarbij ook de stadsexecuteur en desselfs suppoosten aanwezig waren.'

Kerst Boersma komen we daarna niet meer tegen op de deelnemerslijsten. Hoe oud hij precies was in 1805 is niet bekend, maar zijn vader Thomas Karsten trouwde op 10 februari 1771 met Yttje Sijbrands in Terzool en Kerst zelf huwde op 29 mei 1796 met Rigtje Cornelis die ook uit Terzool kwam. Hij zal dus rond de dertig jaar zijn geweest toen hij in Sneek aan de start kwam. In 1805 hadden Kerst en Rigtje al een gezin met vier kinderen: Thomas (1798), Fetsken (1799), IJttje (1800) en Cornelis (1803) terwijl Rigtje zwanger was van Gerrit die in 1805 werd geboren. In 1810 kreeg het echtpaar nog een nakomertje dat Janke werd gedoopt. De gezinssamenstelling bleek toen Kerst Thomas in 1811 de familienaam Boersma liet registreren.  

Niet lang daarna werd het gezin getroffen door een ramp, want moeder Rigtje overleed op 27 januari 1813. Kerst Thomas overleefde zijn vrouw maar zeven jaar. Hij stierf op 21 april 1820 in Schraard, een dorpje ver van Terzool en dichtbij Witmarsum. Dat bleek toen zijn jongste dochter Janke in 1829 trouwde met Klaas Jacobs Schouwstra, die in IJlst was geboren maar het grootste deel van zijn leven in Sijbrandaburen bij Terzool woonde. En met Klaas kwam er weer een hardrijder in de familie. Hij was actief in de jaren 1823 - 1828 en zijn kinderen Jacob en Gerbrig kwamen twintig jaar later tussen de touwen. Op 22 februari 1855 zorgden de kleinkinderen van Kerst Boersma in Leeuwarden voor een regelrechte sensatie door de stadsrijderij voor paren achter de statige Oldehove te winnen. De genen van moeder Janke zullen daar ook wel een rol bij gespeeld hebben. Zij was een oersterke vrouw die 89 jaar werd. Op 6 oktober 1899 overleed zij in Akkrum.

34. Willem Gerrits Grondsma, Offingawier
Ook voor Willem Gerrits eindigde de hardrijderij van Sneek in de eerste omloop. Hij kwam tussen de touwen tegen Kerst Thomas Boersma en die was te snel voor hem. Boersma zou de laatste drie bereiken. Willem Gerrits was 26 jaar en kwam uit Offingawier, waar hij met zijn broer Gerrit een zathe huurde. De boerderij met 76 pondematen - ongeveeer 280.000 vierkante meter - land en opstallen kwam donderdag 15 juni 1815 in de verkoop. De broers hadden ook land bij Goënga. Alles werd op een veiling in hetberg De Witte Arend in Sneek, tijdens de hardrijderijen altijd het centrale punt van de organisatie, te koop aangeboden. De verkoop verliep moeizaam, want een maand later werd al het onroerend goed nog eens te koop aangeboden. Willem en Gerrit namen in 1811 de familienaam Grondsma aan.

Maar uiteindelijk lukte het wel en vertrok Willem met zijn echtgenote Johantje Pieters Stellinga naar IJlst, waar hun vier kinderen Eelkje, Gerrit, Minke en Wytske werden geboren. Johantje stierf twaalf november 1826, toen haar dochtertje Wytske nauwelijks een jaar was. Daarmee werd een buitengewoon treurige periode voor het gezin ingezet die zich merkwaardig genoeg steeds rond dezelfde datum afspeelde. Op 11 november 1927 overleed Wytske, die nog maar drie jaar was. Een jaar later stierf vader Willem Grondsma op 9 november!

Een half jaar na zijn overlijden kwam zijn boedel in veiling. Hij bleek eigenaar van 28 koeien, 5 hokkelingen, 1 bul, een zwart ruinpaard en twee schapen. Willem had ook twee hooiwagens, een sleeptrog, een karn en kaasketel en allerlei andere onmisbare gereedschappen die als uitmuntend 'boerenreeuw' werden aangeprezen. Bij de boerderij lag een grote zeilboot met twee stel zeilen, waarvan één een bezaan en een sprietzeil. Ook wat spek-en rookvlees kwam in de aanbieding. Net als de huisraad: vier bedden, een staartstukklok, een eiken kast, vier tafels en veertien stoelen. Vrijdag 1 mei 1829 werd de veiling vanaf negen uur gehouden in het sterfhuis in IJlst. Willem Grondsma was 46 jaar toen hij stierf.

35. Harmen Sipkes Weening, Joure
Voor Harmen Sipkes uit Joure eindigde de hardrijderij in de tweede omloop. Daarin moest hij uitkomen tegen Kerst Thomas Boersma die op de laatste drie zou komen. Harmen had in de eerste omloop Claas Baukes uit Offingawier van de lijst gereden.

Harmen Sipkes nam de familienaam Weening aan. Hij was huisschilder in Joure en zou op 13 november 1803 met Sjoukje Gerrits Post trouwen die ook uit dit dorp kwam. Hun zoon Sipke zou net als zijn vader deelnemer aan de hardrijderij van Sneek worden. Hij schreef zich op 17 januari 1838 in. Vader Harmen zou 71 jaarworden. Hij overleed op 22 juli 1854.

36. Claas Baukes Teppema, Offingawier
Klaas Baukes Teppema uit Offingawier stond na één omloop alweer aan de kant. Harmen Weening had hem er afgereden. Klaas nog maar zeventien jaar toen hij zich inschreef voor de hardrijderij van 25 januari in Sneek. Daarna komen we hem niet meer tegen op de deelnemerslijsten, maar zijn jongere broer Doede nam op 18 januari 1809 de honneurs van de familie waar toen de hardrijders weer naar Sneek kwamen.

Klaas zou op 24 maart 1814 trouwen met Trijntje Rintjes Visser uit Gaastmeer. Toen ruim een jaar later hun zoontje Rintje werd geboren woonden zij daar ook. Ongetwijfeld bij de ouders van Trijntje. Haar vader was koopman. Klaas werd in de geboorteakte als 'zonder bedrijf' geregistreerd, maar toen twee jaar later Bauke werd geboren bleek hij aakschippersknecht. Hij was zelf niet thuis bij de bevalling, maar koopman Hendrik Maneveld regelde de geboorteaangifte. Dat deed hij wel een beetje slordig, want Bauke werd met de familienaam Tibbema in de acte vermeld.

In 1823 kocht het echtpaar voor 450 gulden een huis in Workum, waar nog vijf kinderen werden geboren. Bauke was vaak afwezig, omdat hij varensgezel was. Hij bracht het uiteindelijk tot schipper. Zijn echtgenote overleed in 1831. Twee jaar later hertrouwde hij met de veertigjarige Froukjen Ruurds de Ruiter. Zelf was hij toen 46. Klaas Teppema bleef altijd in Workum wonen. Hij overleed er op 28 maart 1863.

37. Jacob Popkes Langedijk, Oosterwierum
Jacob Popkes moest er pas in de derde omloop af. Hij was negentien jaar en kwam uit Oosterwierum, waar zijn vader eigenaar was van herberg De Drie Roskammen. Jacob's familienaam was Langedijk. Hij reed eerst Ruurd Meintes uit Flansum van de lijst en vervolgens Otse Geerts uit Sijbrandaburen. Dat was een prestatie waar hij de rest van zijn leven trots op kon zijn, want Otse Geerts was niemand minder dan Atse Geerts Atsma. Hij was in 1805 nog maar achttien jaar, maar vier jaar later won hij in Sneek waarna hij zou uitgroeien tot één van de beroemdste hardrijders van Friesland. Er waren niet veel rijders die konden zeggen dat ze van Atse Geerts hadden gewonnen. De hardrijderij van 25 januari eindigde voor Jacob Langedijk in reed nummer drie waarin hij het aflegde tegen Kerst Thomas Boersma die uiteindelijk op de drie zou komen. Jacob kwam dus van de 48 deelnemers bij de laatste twaalf.

Langedijk was 27 jaar toen hij met Beitske Yntes Kingma trouwde. Zij was de 24-jarige dochter van meester-bakker Ynte Kingma uit Poppingawier. Jacob werkte in de herberg van zijn ouders en zou dat zijn levenlang blijven doen. Het huwelijk kende een treurige start, want baby Rinske die op 13 februari werd geboren, overleed 34 weken later. Ook Popke (1815) en nog een Rinske (1822) overleefden de wieg niet. Maar in 1823 werd weer een Popke geboren en hij bracht het net als zijn zus Ynne (1830) tot volwassenheid.

Overigens was Jacob Langedijk niet alleen als kastelein actief. Op 16 oktober 1821 kocht hij een huis en wagenmakerij in Oosterwierum voor f. 975,- van de Groninger Meint Koekoek. en hij had vee. Dat bleek uit een advertentie die op 30 november 1832 in de Leeuwarder Courant werd geplaatst: Daar wordt vermist een zwartbont koebeest, zijnde een Overlooper, teekens van hetzelve zijn: zwartbont haar, één zwarte hak, de andere hak bijna zwart, een lange kol voor den kop, de horens matig zwaar, hengende min of meer sluig, breed en gedekt van leden, 628 streep hoog, een witte stip op den neus. Hetzelve wordt vermist sedert dinsdag den 20 november 1832 bij Geert de Ruiter, kastelein te Sneek en behoort in eigendom aan Jacob Popkes Langedijk, kastelein te Oosterwierum. Die hetzelve teregt brengt zal voor zijn moeite beloond worden.

Kennelijk had Langedijk de koe op een veiling bij zijn collega gekocht en was hij nog niet in de gelegenheid hem naar Oosterwierum te halen. Jacob overleed op 10 september 1836 toen hij nog maar 51 jaar was. Twee jaar later stierf zijn moeder en uit haar boedel werd ook het nodig vee geveild: 5 kalve koeien, 1 varen, 2 rieren, waaronder één die zeer uitmuntend is, 2 hokkelingen, kalveren, een schaap met lam en een zwart langstaart merriepaard. Verder kwam er allerlei boerengereedschap plus een hooiwagen en een karn onder de hamer. De inboedel werd ook geveild. Er bleek zeer veel serviesgoed, porcelein, kristal, theegoed, veel glaswerk en engels aardwerk aanwezig. Met regte woorden te veel om te noemen, meldde notaris T. Gosliga uit Jorwerd die maandag 30 april de veiling in De Drie Roskammen leidde.

Beitske Kingma, de weduwe van Jacob, zou de herberg voortzetten. Er was nog steeds veel porcelein, kristal, glas en aardewerk aanwezig. In 1841 besloot zij tot een grote opruiming. Begin februari waren er zes zitting nodig om alles te verkopen. De Leeuwarder koopman Bouwe Jacobs van den Oever regelde de zaken voor Beitske. De opbrengst was f. 1077,-. Een jaar eerder had zij ook al vee, paarden en schapen verkocht, wat f. 615,- had opgebrcht.

Twee jaar voor zijn overlijden was Jacob Langedijk gestart met een traditie die jarenlang zou worden volgehouden bij zijn herberg: een harddraverij voor paarden. Donderdag 12 juni 1834 's middags om twee uur werd er gestreden om eene fraaie zilveren zak-tabaksdoos. Alle paarden tot genoegen der Keurmeesters zullen worden toegelaten uitgezonderd diegene, welke alhier of in eene der steden een prijs of Premie hebben gewonnen. Het was de eerste keer dat er door Langedijk zo'n advertentie in de Leeuwarder Courant werd geplaatst. Heet succes was kennelijk groot want in september werd er nog een draverij gehouden.

Dit roept uiteraard de vraag op of de kastelein van Oosterwierum wellicht ook hardrijderijen op het ijs heeft uitgeschreven, maar bewijzen daarvoor zijn niet gevonden. Voor 1838 werden alleen stadsrijderijen per advertentie in de Leeuwarder Courant aangekondigd. Uitzonderingen op de regel waren Grouw (1829) en Heerenveen (1838).

38. Ruurd Meintes van den Berg, Flansen (Flansum)
Ruurd Meintes schreef zich samen met zijn broer Oege in voor de hardrijderij van 25 januari in Sneek. De broers luisterden naar de familienaam Van den Berg. Ruurd kreeg startnummer 38 en werd in de eerste omloop gelijk uitgeschakeld door Jacob Popkes Langedijk. Ruurd was toen 24 jaar. Hij bleef lang vrijgezel, maar op 4 maart 1820 trouwde hij met Lykeltje Douwes uit Poppingawier. Dat was hard nodig, want Lykeltje was al acht maanden zwanger. Op 13 april beviel zij van een dochtertje dat Taetske werd gedoopt. Zij werkte ongetwijfeld al een tijdje voor Ruurd, want zij was dienstmeid zoals zoveel Friese meisjes en vrouwen.

Het echtpaar bleef altijd in Rauwerderhem wonen. In 1829 hadden zij een boerderijtje in Poppingawier.  Maandag 11 mei liet Ruurd van den Berg zijn hele boedel veilen. Hij werd als landbouweer te Poppingawier vermeld in de advertentie die notaris mr. G.A. Avenhorn van Nauta in de Leeuwarder Courant liet plaatsen.

Er werden 8 melke- en een vare koer aangeboden, plus twee rieren, twee hokkelingen, een stier en vier kalveren. Alle dieren waren roodbont. Ook vier schapen met lammeren werden verkocht plus twee onbeslagen hooiwagens, een phaeton - een rijtuig - een sleeptrof en allerlei gereedschappen, waarbij het kaasmakersgereedschap. Ook de meubelen werden verkocht, waaronder twee tafels en een kast.

Ruurd van den Berg ging het wat kalmer aan doen. Hij was 49 jaar en zou twee jaar later op 18 augustus 1831 overlijden.

39. Otse Geerts (Atse Geerts Atsma), Sijbrandaburen

Vermeldingen op deelnemerslijsten:
25-  1-1805 Sneek - mannen
18-  1-1809 Sneek - mannen - 1 - gouden horloge

24-12-1812 Sneek - mannen - 1 - gouden horloge
22-  1-1813 Leeuwarden - mannen - 2 - zilveren tabaksdoos
  3-  1-1821 Sneek - mannen
23-12-1822 Sneek - mannen
  2-  1-1823 Leeuwarden - paren met Trijntje Reidinga, Goënghuizen - 1 - gouden horloge
  3-  1-1823 Lemmer - mannen
18-  1-1823 Leeuwarden - mannen
18-  1-1826 Sneek - mannen
16-  2-1828 Leeuwarden - mannen
21-  1-1829 Sneek - mannen
  1-  2-1829 Harlingen - paren - met Rinske P. Tibbesma, Warga - 2 - 3 gouden Willems
14-  1-1830 Leeuwarden - mannen - 2 - zilveren zakhorloge of 30 gulden
15-  1-1838 Leeuwarden - mannen
17-  1-1838 Sneek - mannen
23-12-1840 Sneek - mannen
20-  1-1847 Sneek - mannen
  3-  1-1848 Dokkum - mannen

Vijfendertig jaar hardrijder
Atze Geerts Atsma uit het miniscule Terzool was één van de onbetwiste kampioenen uit de eerste twee decennia van de negentiende eeuw. Toen hij op 25 januari 1805 inschreef voor de stadsrijderij van Sneek werd hij als Otse Geerts uit Sijbrandaburen op de lijst gezet. Er waren 48 deelnemers. Hij was pas achttien jaar, maar reed in de eerste omloop wel Anne Uiltjes uit Oppenhuizen van de lijst. Zelf moest hij het in de tweede reed afleggen tegen Jacob Popkes Langedijk uit Oosterwierum. Dat het om Atse Geerts Atsma ging bleek uit het kerkregister van de Nederlandsche Hervormde gemeente Sijbrandaburen/Terzool, waardoor kon worden vastgesteld dat Otse Geerts in het tweelingdorp woonde, waar hij later altijd als inwoner van Terzool werd geregistreerd.

Op 18 en 19 januari 1809 was de 22-jarige hardrijder de beste van 100 rijders die in Sneek om een gouden zakhorloge en een zilveren tabaksdoos streden. De wedstrijd was aanvankelijk uitgesteld wegens dooi, maar kon woensdag 18 januari toch van start gaan. Hij woonde toen in Terzool, een dorpje aan de Sneeker Oudvaart tussen Poppingawier en Sijbrandaburen, stond onder startnummer 60 op de hardrijderslijst. Atze Geerts reed Auke Sjirks uit Hommerts er af en in de tweede omloop moest Ruurd Jans uit Jutrijp er aan geloven. Vervolgens klopte Atze Tjeerd Heins uit Uitwellingerga, waarna hij in de vierde reed op Pier Thomas uit Wytgaard stuitte. Deze zou hij vier jaar later in de finale van de grote stadsrijderij in Leeuwarden nog eens treffen. Maar in 1809 was Pier Thomas Stornebrink, zoals zijn familienaam luidde, nog niet de rijder die hij later zou worden. Atze Geerts was nog te sterk voor hem. Via Haije Piers Piersma uit Akkrum en Oepke Bouwes uit Poppingawier bereikte Atze de zevende en voorlaatste reed, die hij ook overleefde.

In de eindrit trof hij Sijbren Hijltjes Wiarda uit Deersum die in zijn halve finalerit tegen Cornelis Ynzes Reen uit Kubaard kamp had gereden, waarna Reen de kamprechters liet weten van verdere strijd af te zien. Het was hem wat te zwaar.

In de eindrit won Atze Geerts het gouden zakhorloge door ook Sijbren te verslaan. Onder aanvoering van een halve compagnie gewapende burgers werden de winnaars onder luide toejuichingen van het publiek door de stad geleid en naar de herberg De Witte Arend gebracht, waar de prijsuitreiking plaats vond.

Daarmee ging de luisterrijke carrière van Atze Geerts Atsma van start. Hij werd een legende in Friesland.  Zelfs op 61-jarige leeftijd kwam Atze nog voor op de hardrijderslijsten. Op 20 januari 1847 schreef hij zich in voor de wedstrijd in Sneek, waar hij als nummer 28 op de startlijst kwam. Zodoende moest hij in de eerste omloop tegen een andere oude bekende van de wedstrijdbanen aantreden: Harmen Roels Knobbe uit Oudega, die inmiddels ook al 43 jaar was. Hoe die strijd afliep is onbekend, maar uiteraard slaagden de veteranen er niet in tot de finale door te dringen. Die werd gewonnen door Melle Hedzes Castelein uit Tietjerk, die daarmee 120 gulden verdiende.

Atze Geerts had het genoegen dat hij net als op 17 januari 1838 in Sneek samen met zijn zoon Geert, die toen al 36 was, op de startlijst van Sneek stond. Maar Geert haalde op de schaats nooit het niveau van zijn beroemde vader.

Hoe groot Atze’s reputatie was bleek tijdens deze hardrijderij van Sneek. Hij was al 52 jaar en werd er in de eerste omloop ongetwijfeld onmiddellijk afgereden door Durk van der Wal uit Workum, die een maand later de zee-wedstrijd bij Hindeloopen zou winnen. De wedstrijd in Sneek met zijn 96 deelnemers vergde twee dagen voordat de winnaars bekend waren, maar toen de directie en de toeschouwers de tweede dag Atze Geert Atsma en de even bekende Hantje Jans Speerstra, een 49-jarige boer uit Gauw - die naar zijn zoon Jan kwam kijken - op de bijbanen als toeschouwers ontdekten werd hen gevraagd ‘tot verpozing’ voor het publiek tegen elkaar te rijden. De beroemde rijders stemden toe in ‘eenen wedloop tot genoegen, het bewijs gevende dat hunne reeds gevorderde jaren hun jeugdige krachten en vlugheid nog niet hadden benomen.’

Ook in Dokkum waren ze Atze nog lang niet vergeten.  Toen Evert Hoites Schaap uit Roordahuizum er op 4 januari 1849 de prijs van 130 gulden veroverde, was Atze Geerts als eregast van de directie aanwezig en het publiek juichte hem hartstochtelijk toe, toen Friesland’s beroemdste schaatsheld uit de eerste helft van de negentiende eeuw zich op schaatsen op het ijs vertoonde. Een jaar eerder was hij op 3 januari nog van start gegaan in Dokkum.

Atze Geerts Atsma, die werd 24 november 1785 geboren, was toen dus al 63 jaar oud. Hij zou op 6 februari 1861 in Rauwerderhem als weduwnaar overlijden. Zijn echtgenote was Ettje Diemers uit Terzool die liefst twintig jaar ouder was (1766-1831). Zij was weduwe van dorpsonderwijzer Wytze Sjoerds Venema toen zij op 29 maart 1807 in Terzool met Atze trouwde en moeder van drie kinderen. Haar kleinkinderen Albert en Geert Venema stonden op 20 januari 1847 aan de start in de stadsrijderij van Sneek en werden dus ook hardrijders. Zij stonden er aan de start met hun stiefgrootvader Atze Geerts, die inmiddels 61 jaar was, en zijn 36-jarige zoon Geert!

Ettje dook later met de familienaam De Boer op. Dat gebeurde op 29 april 1828 toen zij met haar twee broers, zuster en schoonzuster, die allemaal in Drachten woonden, twee huizen in Rottevalle verkocht. Het ene huis werd voor 125 gulden overgenomen door Fokke Bouwer uit dat dorp en het andere kwam voor 310 gulden in handen van de Armenverzorgers van Rottevalle.

Het echtpaar Atsma kreeg op 19 januari 1808 een zoon die Diemer werd genoemd maar het jongetje overleed al op 21 maart van dat jaar. Drie jaar later werd op 4 november zoon Geert geboren. Hij had de genen van zijn vader en zou net als Atze schipper en hardrijder worden. Samen stonden ze op 21 januari 1829 op de startlijst van de wedstrijd in Sneek en kwamen ze op 23 december 1844 nog voor op de deelnemerslijst van de hardrijderij in Dokkum. Maar het niveau van zijn vader haalde Geert op de ijsbaan nooit, want hij slaagde er niet in zich in de prijzen te rijden.

Atze Geerts Atsma woonde zijn hele leven in Terzool. Op 4 april 1812 bleek dat de toen 25-jarige hardrijder schipper van zijn vak was. Hij kocht die dag een schip van Hoyte Wietses Verwerda uit Bozum. Zeven maanden later nam hij voor 400 gulden het huis en de kuiperij in Terzool over van Bregje Durks uit Drogeham.

Atze Geerts was niet uitsluitend schipper, want in 1831 en 1832 huurde hij land bij Terzool en Irnsum. Het huisje in Terzool bleek op 4 januari 1833 voor drie kwart eigendom van vader en zoon Atsma. Zij verkochten dat deel toen voor 225 gulden aan Yge Wytzes Venema, , die kuiper van zijn vak was en vermoedelijk al huurder was van de woning en de kuiperij. Venema was een zoon uit het eerste huwelijk van Atze's echtgenote Ettje Diemers. Atze en Geert Atsma werden in de notariële acte die van de verkoop werd opgemaakt, beiden als schipper omschreven.

Hetzelfde jaar leende Atze 160 gulden tegen vijf procent rente van Minne Ruurds IJsselstein uit Rauwerd. Vermoedelijk was dat geld nodig voor reparaties aan zijn schip. Op 16 juli 1860 leenden vader en zoon Atsma nog eens 500 gulden. Dit keer van Hobbo Lemke uit Rauwerd. Geert Atzes Atsma werd toen nog steeds omschreven als schipper. Zijn vader was op dat moment al 74 jaar. De zoon 51.

Een jaar later stierf de legendarische schaatsenrijder uit Terzool. Dat gebeurde op woensdag 6 februari 1861.  Nederland had een koude winter achter de rug. Friesland stond in januari bol van de hardrijderijen. De rivieren bevroren, maar aan het einde van de maand trad de dooi in en brak er een dijk bij Alphen in het Land van Maas en Waal, waardoor 37 mensen verdronken. De kranten stonden er vol van en wellicht daarom was er totaal geen aandacht in de pers voor het overlijden van de beroemdste hardrijder die Friesland tot dan toe kende.

Maar Atze Geerts zou door het schaatsvolk nooit vergeten worden. Achttien jaar na zijn dood werd in zijn dorp een ijsclub opgericht, die zijn naam kreeg. De Leeuwarder Courant meldde op 7 februari 1879 in zijn rubriek Particuliere Correspondentie:

'Sijbrandaburen en Terzool.

Alhier is een ijsclub opgerigt, uit onze beide dorpen zijne leden tellende; voorshands zijn er 65 toegetreden. De naam van den bekenden hardrijder van vroeger Atze Geerts Atsma uit Terzool draagt zij in haar banier.'

De eerste wedstrijd van de club was inmiddels al op woensdag 5 februari gehouden. 'Manspersonen' streden toen om een prijs van 20 gulden en een premie van 5 gulden en ze mochten nog geen 'geadverteerde prijs of premie hebben gewonnen.' Wie er met de prijs aan de haal ging is niet bekend, maar de oprichting van de club en de naamsvermelding van Atze duidde er op dat men in Terzool nog lang niet vergeten was wie hij was. Op 7 december 1911 werd besloten de ijsclubs van Terzool en Deersum samen te voegen. Die van Deersum noemden hun club Adam Ruurds, naar de fameuze hardrijder uit de achttiende eeuw. Op voorstel van dorsponderwijzer K. Meijer werd besloten de fusieclub ijsclub Adam en Atze te noemen.

De onsterfelijkheid van Atze Geerts kwam ook doordat zijn nazaten tot in de vijfde generatie hun rol bleven spelen op de hardrijdersbanen. Ook een jongere broer van Atze Geerts kwam in wedstrijden uit. Anne Geerts Atsma, een 24-jarige schipper uit Beers, maar net als Atze geboren in Terzool, stond samen met Atze op 18 januari 1826 op de hardrijderslijst van Sneek, waarin hij het in elk geval tot de 'derde reed' bracht, waarin hij het moest opnemen tegen Arjen Witteveen uit Akmarijp. De mannen zaten toen bij de laatste 22 rijders, maar niet bekend is wie van de twee het won. In elk geval brachten ze het niet tot de eindritten.

Hoe het hardrijden de familie in het bloed zat, bleek in de wonderwinter van 1890-1891. Toen startten op 11 december 38 hardrijders in Britswerd. In de finale stond Geert Atsma uit Uitwellingerga aan de startlijn. Hij verloor van Keizer uit Tietjerk, maar hij was goed in vorm want een dag eerder was hij in Heeg met 30 rijders aan de start ook al in de prijzen gevallen. Hij bracht  het tot de laatste drie, maar moest genoegen nemen met plek drie die hem vijf gulden opleverde. Maar op 8 januari in Rien was het raak. Er stonden liefst 81 rijders aan de start, zodat er vijf omlopen nodig waren voor er drie finalisten over waren. Daar was Geert Atsma ook bij. In de beslissende rit klopte hij H. Hoekstra uit Delfstrahuizen, zodat hij de prijs van 20 gulden won.

Geert was achterkleinzoon van Geert Atzes Atsma, die nog in 1844 aan wedstrijden had meegedaan, en dus ook een rechtstreekse afstammeling van Atze Geerts Atsma, één van de eerste grote kampioenen op de Friese hardrijdersbanen.

40. Anne Uiltjes de Jong, Oppenhuizen
Op nieuwjaarsdag 1810 trouwde Anne Uiltjes uit Oppenhuizen met Antje Frankes uit Uitwellingerga en een jaar later nam Anne de familienaam De Jong aan. Antje bleek Zijlstra te heten. Het koppel was vijf jaar eerder actief in de eerste schaatswedstrijden waarvan de deelnemerslijsten en de uitslagen bewaard bleven. Anne ging op 25 januari in Sneek van meet onder nummer 20. Hij trof het niet want hij moest gelijk tussen de touwen tegen de achttienjarige Otse Geerts, die hem gelijk van de lijst reed. Later kon hij trots zijn op deze ritten, want Otse werd één van de beroemdste Friese hardrijders van de negentiende eeuw onder de naam Atse Geerts Atsma. Een week later startte Antje Frankes Zijlstra in de fameuze hardrijderij van Sneek, waarin zij het tot de vierde reed bracht. In de derde omloop reed Antje haar schoonzuster Ytje Gerbens van de lijst. Ytje was met haar broer Wybe getrouwd. In de volgende ronde werd Antje er af gereden door Janke Wybes uit Damwoude, die de premie zou winnen.

Antje Frankes werd in 1785 geboren en zou op nieuwjaarsdag 1810 in het huwelijk treden met Anne Uiltjes de Jong, een boer uit Oppenhuizen, waarmee Uitwellingerga een tweelingdorp vormde.  Anne was ook hardrijder. Een week voor de beroemde vrouwenwedstrijd in Leeuwarden ging hij van start in de stadsrijderij van Sneek, maar die 25ste januari werd hij er gelijk afgereden door Otse Geerts, die later beroemd werd als Atse Geerts Atsma. Anne's broer Bouwe Uiltjes ging onder nummer 31 van start.

Anne de Jong en Antje Zijlstra vestigden zich eerst in Boornzwaag, maar verhuisden al snel naar een boerderij in Woudsend om voor 1817 terug te keren naar Oppenhuizen. Zoals veel Friese gezinnen kreeg het echtpaar veel kinderen. Antje baarde vier dochters en vijf zoons, van wie er één zeer jong overleed. De jongste was Franke Annes, die 12 september 1829 werd geboren. In de winter van 1853 groeide hij uit tot één van de beste hardrijders van Friesland. Hij won de beroemde stadsrijderij van Leeuwarden op 21 december en werd een week later tweede in Sneek om vervolgens op 23 januari 1855 ook de hardrijderij van Bolsward te winnen. Zijn moeder werd zelf 69 jaar oud. Zij stierf op 2 maart 1855 in Oppenhuizen. Vader Anne maakte het succes van zijn zoon ook nog mee. Hij stierf toen hij 76 jaar was op 15   augustus 1862. Na 1805 kwamen hij en zijn vrouw niet voor op startlijsten van hardrijderijen.

41. Yppe Wybes, Oppenhuizen
IJpe Wijbes Speelman, zoals zijn familienaam luidde, stond in de eerste omloop tegen Haije Piers Piersma uit Akkrum en dat was partij die even te sterk voor hem was. Hij lag er dus gelijk uit. Maar op 18 januari 1809 was hij weer present in Sneek. Hij bracht het tot de tweede omloop in Sneek. Hij werd daarin uitgeschakeld door Klaas IJdes uit Oldeboorn.

IJpe was timmerman van zijn vak. Hij behoorde tijdens de hardrijderij in Sneek al tot de oudere rijders, want hij was geboren op 29 november 1778 als zoon van Wybe Jarings en Ybeltje IJpes. IJpe was dus dertig jaar toen hij naar de startstreep schaatste. Zijn jongere broer Heere, die in 1785 was geboren, stond ook aan de start in Sneek. Ype was vier jaar eerder op 25 januari ook present toen 48 hardrijders in Sneek van start gingen.

IJpe zou op 8 juni 1814 met Grietje Andries Boelens trouwen en met haar zes kinderen krijgen. Zij was een boerendochter uit Oppenhuizen. Grietje stierf op 30 juni 1830 in het kraambed. Dertien dagen eerder had zij het leven geschonken aan een gezonde zoon, die Schelte werd genoemd. Hij was het zesde kind van het echtpaar. Grietje werd maar 41 jaar oud. IJpe Speelman zou niet lang daarna hertrouwen met Reinskjen Akkerman met wie hij ook nog vijf kinderen zou krijgen.

Toen hij 62 jaar was besloot hij te stoppen als timmerman. Notaris J.J. Wiersma uit Sneek kondigde op 4 december 1840 in de Leeuwarder Courant aan dat het huis, de timmerschuur, het ruime erf en de bleek van IJpe Wijbes Speelman uit Oppenhuizen in veiling gebracht zou worden. Het huis en de timmerschuur stonden aan het Voetpad in het dorp en waren op 12 mei 1841 vrij te aanvaarden. Ype had het al in 1818 gekocht met financiële steun van Douwe Jeljers Bouma uit Sneek, die hem toen een lening op een obligatie had verstrekt. Hij bleef wel in Oppenhuizen wonen, want op 11 september 1856 overleed hij daar. IJpe was toen 77 jaar oud.

42. Haije Piers Piersma - Akkrum
Toen op 25 januari 1805 de stadsrijderij van Sneek werd gehouden schreef Haije Piers uit Oudeweg ook in. Hij stond in de eerste reed onder nummer 42 tegen Yppe Wijbbes uit Oppenhuizen. Die partij won Haije. In de twee volgende omlopen klopte hij Oege Meindertsz uit Flansen en Johannes Jans uit Oppenhuizen. Hij stond toen bij de laatste zes, waarin hij verloor van Kerst Thomas uit Terzool, maar hij had dus wel bewezen dat hij een beste hardrijder was.

Haije Piers bleef lang actief op de hardrijdersbaan. Hij was ook deelnemer aan de hardrijderij die op 18 en 19 januari 1809 in Sneek werd gehouden. Ook daar presteerde de toen 22-jarige hardrijder uit Oldeboorn uitstekend. In Sneek bracht hij het tot de vijfde omloop, waarin zich nog maar zeven rijders plaatsten. Haije kwam in de baan tegen de uiteindelijke winnaar Atse  Geerts Atsma. Piersma, zoals zijn familienaam luidde, had wel al minstens acht ritten gewonnen. Toen hij op 6 december 1817 trouwde met de 27-jarige naaister Minke Wybes van der Ploeg werd hij als koopman en arbeider in de trouwakte vermeld, maar het koopmanschap ging hem kennelijk niet goed af, want in latere stukken werd hij bij de geboorte van zijn kinderen steeds als arbeider vermeld. Het echtpaar zou vier kinderen krijgen. In 1823 was Haije slachter. Later werd hij weer gewoon arbeider.

Haije Piers werd in maart 1786 in Oldeboorn geboren als zoon van Pier Haies en Tettje Hotzes, die 13 juni 1784 waren getrouwd. Zijn vader nam de familienaam Piersma aan. Hij overleed al voor 1798, want in dat jaar hertrouwde Tettje op 27 mei met Geert Dirks Betlehem, van wie zij in december 1800 beviel van een dochtertje dat Grietje werd gedoopt.

Grietje was dus een halfzuster van Haije Piers en samen zouden zij donderdag 2 januari 1823 in de hardrijdersbaan verschijnen. Er werd die dag een parenrijderij gehouden op de Stadsgracht in Leeuwarden. Dat was de eerste wedstrijd sinds 1809, waarin weer vrouwen op het ijskwamen. Er schreven 32 koppels in. Piersma ging onder nummer 18 van start met Grietje Geerts Betlehem. Volgens de deelnemerslijst was Grietje twintig jaar, maar volgens de burgerlijke stand was zij twee jaar ouder.

Dat bleek toen zij 6 december 1828 met de 33-jarige koopman Hendrik Annes Jongsma trouwde. Hij kwam oorspronkelijk uit Beetsterzwaag, maar woonde in Oldeboorn. Grietje was dienstmeid toen zij in het huwelijk trad. Zij zou zeven kinderen krijgen. De halfzuster van Haije Piers was een sterke vrouw, want zij werd 85 jaar. Op 12 juni 1886 overleed zij in Oldeboorn.

Haar halfbroer en partner op de hardrijdersbaan van Leeuwarden leefde toen al lang niet meer. Haije Piersma overleed op 14 september 1857. Hij woonde toen in Tietjerk, waar hij arbeider was. Hij had nog wel meegemaakt dat zijn jongste zoon Wybe, die in 1825 werd geboren, hardrijder werd. Dat gebeurde op 21 december 1851 in de stadsrijderij van Leeuwarden.

43. Pietter Pietters, Deersum
Pietter Pietters uit Deersum vloog er in de eerste omloop gelijk uit. Oege Meinderts uit Flansum was te sterk voor hem. Opmerkelijk was natuurlijk dat hij zijn voornaam en het patroniem met tweemaal een dubbele t liet noteren. In de stukken van Deersum komt maar één man voor die dat deed. Dat was Pijtter Pijtters die op 8 januari 1792 met Geertje Jansw Reen trouwde. Dat moet de hardrijder dus wel zijn. Verdere gegevens werden over hem niet gevonden. Twee jaar na de hardrijderij stierf Geertje Reen op 6 september 1807. Dat sterfgeval werd uitsluitend genoemd in een overlijdensregister, waarin werd vastgelegd dat er geen belasting hoefde te worden betaald over haar nalatenschap. Die zal dus ook wel van zeer geringe omvang zijn geweest. Geertje overleed in Deersum, waar ze ook was geboren.

44. Oege Meinderts van den Berg, Flansen (Flansum)
Voor Oege Meinderts eindigde de hardrijderij van Sneek onmiddellijk na de confrontatie met Gerben Jellema uit Offingawier. Zijn broer Ruurd was ook één van de 48 deelnemers . Vier jaar eerder stond  Oege ook op de deelnemerslijst toen er op 25 januari 1805 in Sneek werd gestreden om een paar zilveren schoengespen. Oege kwam tot de tweede omloop, waarin hij van Haije Piers Piersma uit Akkrum verloor. In de eerste rit had hij Gerben Jellema uit Offingawier van de lijst gereden.

Oege kwam uit Flansum, een minuscule buurtschap van het dorp Rauwerd. Flansum telde slechts een paar boerderijen op terpen, die honderden jaren eerder langs de voormalige Middelzee werden gebouwd. Hij was dus van boerenkomaf. Flansum lag in de driehoek Rauwerd - Irnsum - Poppingawier. Dat was aan het begin van de negentiende eeuw de streek waar de beste hardrijders van Friesland vandaan kwamen. En als boer werd hij ook geregistreerd toen hij op 23 mei 1811 met de 24-jarige Tjitske Rinses uit Goutum trouwde. Zelf was hij toen 26 jaar, maar in de trouwakte werd zijn familienaam niet genoemd. Die dook pas op toen op 12 januari 1813 dochter Minke werd geboren in Poppingawier. De ambtenaar noteerde toen de familienaam Bergsma, maar opmerkelijk was dat Oege zelf met Van den Berg ondertekende.

Toen zijn zoon Martsen zes jaar later op 24 februari werd geboren was Oege Meintes arbeider in Irnsum. In 1823 was hij boerenknecht in Roordahuizum of Reduzum, zoals men tegenwordig zegt. De ondertekening luidde toen ook Van den Berg en zo werd Oege ook geregistreerd in de overlijdensacte, nadat hij op 13 januari 1848 was overleden in Rauwerd. Hij werd 63 jaar.

45. Tjibbe Aukes de Jong, Haskerdijken
Ook voor Tjibbe Aukes duurde de hardrijderij maar kort. Hij verloor in de eerste omloop van Johannes Jans uit Oppenhuizen. Tjibbe nam in 1811 de familienaam De Jong aan. Hij was toen al vader van twee kinderen. zijn huwelijk met Jeltje Murks Lieuwes zou nog zes kinderen opleveren. Aanvankelijk verdiende hij de kost als koopman, maar later werd hij als boer in Haskerdijken, waar hij in 1782 ook was geboren, geregistreerd. Tjibbe was dus 22 jaar toen hij in Sneek aan de start kwam. Hij overleed op 8 oktober 1827. Zijn echtgenote stierf  al vijf jaar later op 28 juni 1832 toen zij 45 jaar was. Jeltje was toen winkelierster.

46. Johannes Jans, Oppenhuizen

47. Hendrik Dooijtzen Dijkstra, Goënga
Herman Dooijtzes werd gelijk van de lijst gereden door Pieter Adams Boer, de zoon van de beroemde Hurdrider Adam Ruurds uit Deersum. Herman was negentien jaar en kwam uit Goënga en was boerenknecht. Hij zou de familienaam Dijkstra aannemen. In 1804 was hij getrouwd met Durkjen Tjipkes Okkema die op 8 december 1805 in Goënga beviel van een zoontje dat Dooijtze werd gedoopt. Het jongetje zou later zilversmid in Akkrum worden.

Op de startlijsten komen we Hendrik Dijkstra na 25 januari 1805 niet meer tegen. Hij ging in 1811 het leger in. Hendrik had een contract gesloten met Ale Wytzes Hoekstra uit Oppenhuizen, waarbij hij zich verplichtte als remplacant voor Ale het Napoleontische leger in te gaan. Dergelijke contracten waren schering en inslag. Zo konden gefortuneerde mannen, die waren ingeloot, aan de dienst ontsnappen. Hoeveel het Hendrik Dijkstra opbracht is niet bekend. Uit het register van Friese militaireen on der Napoleon 1795 - 1815, dat aanwezig is in het archief van Tresoar in Leeuwarden, blijkt dat Hendrik op 1 juni 1811 werd ingelijfd bij de 74e Equipage van de vloot. Hij kwam dus bij de marine terecht en ontsnapte zo aan de moordadige veldtocht naar Rusland in 1812.

Hendrik woonde met zijn gezin in Scharnegoutum toen hij besloot het boerenleven op te geven om militair te worden. Maar lang zat hij niet in de Napoleontische krijgsdienst wat Ale Wytzes Hoekstra werd als nog opgeroepen, nadat Hendrik Dijkstra om onbekende redenen uit de dienst was ontslagen. Hoekstra was in 1811 23 jaar. Hij overleefde de moorddadige veldtochten van Napoleon wel, want op 6 juni 1818 trouwde hij met Uilkjen Gerbens Wijnja uit Oppenhuizen. Zij was een zusteer van Ytje en Cornelis Wijnja, die in in 1805 aan de beroemde vrouwenrijderij in Leeuwarden en in 1822 aan de hardrijderij van Sneek deelnamen.

Hendrik Dooijtzes Dijkstra zou niet meer terugkeren naar het boerenland. Toen zijn zoon Dooijtse op 31 mei 1835 met Wijbigje de Vries trouwde bleek vader Dijkstra dragonder. Hij was dus infanterist te paard - later noemde men hen huzaren - geworden in het Nederlandse leger. Hij woonde toen in Zaltbommel.  Zijn laatste dagen sleet hij in Sneek waar Hendrik op 24 april 1841 overleed. In zijn overlijdensakte werd gemeld dat hij 54 jaar was geworden. Dat was een foutje, want Dijkstra werd op 14 februari 1785 geboren. Hij werd dus twee jaar ouder.

48. Pieter Adams Boer - Deersum
Pieter Adams stond op 25 januari 1805 aan de start van de stadrijderij van Sneek, waarin 48 rijders van start gingen. Hij reed in de eerste omloop Hendrik Dooijtzes uit Goenga van de lijst, maar overleefde de tweede reed tegen Johannes Jans uit Oppenhuizen niet. Pieter Adams was een zoon van Adam Ruurds Boer, de bekende Hurdrider die in tal van mytische verhalen voorkwam. Net als zijn vader was hij boer in Deersum. Zijn broer Hotze ging ook in deze hardrijderij van start.

Ook in 1809 was Pieter deelnemer aan de hardrijderij van Sneek. Met zijn rit tegen Jacobs Hessels Reidsma uit Britswerd opende hij de hardrijderij van 18 januari 1809. Hij werd gelijk uitgeschakeld. Pieter Adams Hij bleef zijn levenlang ongehuwd en overleed op 7 februari 1841. Hij was toen 71 jaar oud, zodat hij tijdens de hardrijderij van 1809 38 jaar was. Daarmee was hij één van de oudste deelnemers. Pieter Boer bleef zijn levenlang vrijgezel en werkte altijd in het boerenbedrijf.

Bron

. Tresoar. DTB 500, Ned. hervormde gemeente Beetgum.

. Stichting Archief Ron Couwenhoven, Adam Hurdrider, voor-en nageslacht - W. Tsj. Vleer (1954).

. Leeuwarder Courant 29-12-1961 - art. W. Tj. Vleer

. Tresoar. DTB 872 Herv. gem. Goënga, Gauw, Offingawier doopboek 1721-1811.

. Tresoar. Overlijdensregister 1823, Utingeradeel, Paginanummer B1.

. Tresoar. Huwelijksregister 1815 Akkrum, Utingeradeel, , Aktenummer A7.

. Tresoar. Geboorteregister 1818, Utingeradeel, Paginanummer B2.

. Blog. Ad van der Zee, gegevens m.b.t. Froukje Jellema en dood Harmen Freerks.

. Leeuwarder Courant 14 juni 1815.

. Leeuwarder courant 28-4-1829.

. Tresoar. D DTB 730 herv.gem. Oleboorn en Nes, trouwregister 1661-1810.

. Tresoar. DTB 730 herv.gem. Oleboorn en Nes, trouwregister 1661-1810.

. Tresoar. Huwelijksregister 1828, Utingeradeel, , Aktenummer A32/1-8.

. Tresoar. Overlijdensregister 1886, Utingeradeel, Aktenummer A69.

. Tresoar. Overlijdensregister 1857, Tietjerksteradeel, Paginanummer B53.

. Tresoar. Geboorteregister 1825, Utingeradeel, Paginanummer B36.

Bovenkant van de pagina