De dag van kapper Piet Flink

18 januari 1963

Auteur Ron Couwenhoven

'De duiven zaten bevroren in de galmgaten'

Toerrijders in Sloten

Het Dagblad Tubantia meldde ’s avonds de barre omstandigheden, waar Nederland die legendarische vrijdag mee worstelde. Het KNMI in De Bilt had om kwart over elf bekend gemaakt: 'Wolkenvelden en hier en daar een sneeuwbui, maar ook opklaringen. Matige tot krachtige, aan de kust tijdelijk harde wind tussen noordoost en oost. Matige tot strenge vorst.'

De temperatuur was die nacht in Amsterdam gedaald tot 16 graden onder nul. Het was de koudste nacht van de winter. Eelde peilde zelfs – 19 graden Celsius.

De Leeuwarder Courant meldde op de dag van de Elfstedentocht: 'In de afgelopen nacht is in Friesland een koude-rekord gebroken. In Allingawier werd om half een op 1,50 meter hoogte min 20,3 graden C. afgelezen. Een nieuw absoluut kouderecord sinds januari 1894. Het vorige was min 19,5 graden gemeten op 22 januari 1940 te Rottum bij Heerenveen en op 11 janauri 1963 op de vliegbasis Leeuwarden. Op 10 centimeter hoogte boven de sneeuw werd in de omgeving van Bolsward zelfs min 24 graden Celsius gemeten.

In Gorredijk bereikte de thermometer gisteravond om half elf zijn dieptepunt op 18,4 graden C. , de laagste waarde van deze winter hier en de strengste vorst in januari sedert 1942. Drachten meldde – 17,4 en Lippenhuizen min 18,5. Om vijf uur vanmorgen gaf de vliegbasis Leeuwarden – 16 om zeven uur was het in Gorredijk – 17 graden.

er kwamen zeer grillige laaghangende mistschollen voor, waarbij het horizontale zicht op een plaats binnen een kwartier van 80 tot 2000 meter kon wisselen. De vooruitzichten wijzen op onverminderd aanhouden van het zeer koude winterweer met matige tot strenge vorst. Ten zuiden van een hogedrukzone van Schotland via Zuid-Skandinavië naar Rusland wordt de toevoer van koude lucht uit noordoost tot oost weldra versterkt. Een storing uit Polen zal vandaag geen sneeuw van betekenis brengen, maar wel neemt de noordoostenwind later op de dag toe tot krachtig. Een ongunstige complicatie voor de dan op Dokkum aankoersende Elfstedenrijders.'

Brugwachter Kampstra, die sinds drie jaar de brug over het Van Harinxmakanaal bij Leeuwarden bediende, zag het allemaal hoofdschuddend aan. 'Ze benne knettergek,' liet hij nieuwsgierige verslaggvers weten, toen hem zijn mening over de deelnemers van de Elfstedentocht werd gevraagd. 'Maar afijn, het bestuur heeft gezegd, dat ze allemaal voor eigen risico rijden, dus dan moeten ze maar verstandiger zijn. Neem nou mijn oomzeggertje. Een fiks kereltje, dat verzeker ik u. Ik belde hem gisteren om te vragen of hij mee zou doen, maar hij zei: ‘Oom, want ik ben zijn oom, u weet hoe ik kan rijden. Maar mij zullen ze niet zien. Ik heb net geprobeerd van Bolsward naar Witmarsum te rijden, maar ik ben tien keer op mijn bek gevallen. Nou en dat voor mij! U weet toch hoe ik rijden kan, oom?'

Bolsward tijdens de beruchte tocht van 1963

Kapper Piet Flink uit Hengelo had het allemaal al lang van tevoren zien aan komen. Al zijn klanten had hij al weken voor de vorst inviel laten weten, dat ‘dit een winter als nooit tevoren zou worden.’

De computers van het Koninklijk Nederlandsch Meteoroligsch Instituut  (KNMI) in De Bilt spraken andere taal, maar Piet Flink wist het zeker: Nederland stond een koudegolf te wachten, die zijn weerga niet kende. Hij werd eveneentjes een nationale beroemdheid. Verslaggevers liepen zijn zaak in en uit en iedereen wilde zich wel even laten knippen door deze weerprofeet. Pierre Huyskens en Frits van der Molen, een legendarisch journalistenkoppel van Elsevier’s Weekblad, beschreven in een open brief aan de weledelgeboren heer J.B. Ridderikhoff, Tibaultplein 705 in Kaapstad, Zuid Afrika de bizarre gebeurtenissen in Nederland: 'In de computers van het KNMI was blijkbaar antivries verwerkt, zodat deze voortijdig naar ‘dooi’ doorsloegen, maar figaro Flink las in de kruinen van zijn cliënten dat het anders was. Had hij trouwens de datum van de Elfstedentocht ook niet op een paar uur nauwkeurig te voorschijn geknipt?'

Op 21 november 1962 was er voor het eerst vorst gemeten. Die dag begon Nico Grootes uit het Noordhollandse Westzaan weer in zijn winterdagboek te schrijven. Dat deed hij al sinds de uitzonderlijke winter van 1929. Altijd startte hij zijn notities, zodra het kwik onder nul was gedaald.

De 29ste november 1962 schreef Grootes: 'Begint de winter vroeg dit jaar? Gisteren al, viel hier wat sneeuw, terwijl het in het zuiden van ons land de vorige week al sneeuwde. Vanavond voor het eerst vorst met heldere hemel en noordoosten wind.'

Een dag later vroor het vijf graden en sneeuwde het behoorlijk en verschenen in Friesland al de eerste schaatsenrijders op het ijs. De 23ste november was volgens Grootes een bijzondere dag: 'Op dag af gebeurde vorig jaar precies hetzelfde en in 1890 begon het op deze datum streng te vriezen. Het was het begin van de strenge winter ’90-’91, maar zover zijn we nu nog niet.'

Maar dat er iets bijzonders opkomst was registreerde ook de Haagse weerkundige drs. Jan Buisman. In zijn boek ‘Bar en Boos’ meldde hij: 'Het zou begonnen zijn met hoge luchtdruk boven Centraal Azië. Daarop is een kettingreactie gevolgd met koudegolven in Noord-Amerika, warmtegolven boven de Atlantische Oceaan en koudegolven boven Europa. '

De voorbodes voor een stenge winter waren overal aanwezig. Begin december werd centraal Europa gedomineerd door hoge luchtdruk, waardoor erg koude lucht richting Nederland stroomde. Het kwik daalde snel en Volkel meldde –11 graden Celsius. Dit hogedrukgebied had gruwelijk kanten. In Londen werd de smog zo ernstig, dat tussen 3 en 6 december liefst 750 mensen aan de gevolgen bezweken.

Ook in Nederland deden zich nog nooit vertoonde zaken voor. Zo werd de 22-jarige J. Boet op een stille landweg in Dubbeldam aangevallen door een witte sneeuwuil met een spanwijdte van ruim een meter. Het was pas de zesde keer in de twintigste eeuw dat zo’n vogel in Nederland werd gesignaleerd. Volgens deskundigen hielden de beesten zich uitsluitend rond de poolcirkel op.

Huyskens en Van der Molen meldden: 'In een wak voor de IJsselmeerkust nabij de Afsluitdijk heeft een zeearend – nog zeldzamer dan de pooluil – op barbaarse wijze vijf wilde zwanen verscheurd. Er was toen paniek onder de 300 zwanen en 5000 eenden, die daar dagelijks werden gevoederd. Of het ijzige relaas van een timmerman uit Zürich aan de kop van de Afsluitdijk in Friesland. Hij moest in de kerktoren zijn voor een reparatie. Op de verdieping der galmgaten zag hij een aantal duiven. Ze zaten stil rechtop en keken uit over heet koude, witte winderige land. Ze zaten daar maar in die torenvensters en ze vlogen niet op, toen de timmerman naderde. Ze vlogen helemaal niet op, want ze waren doodgevroren in een wakkere houding, alsof ze nog leefden. Een opzetter had het niet mooier kunnen doen dan deze winter.'

Op 20 december was het opnieuw zwaar gaan sneeuwen en iedereen verkneukelde zich al op een witte kerst. Oudejaarsdag verliep rustiger dan ooit tevoren, omdat er een ware blizzard over Nederland joeg. De sneeuwstorm teisterde het land zo heftig dat menigeen liever binnen bleef, toen om middernacht het vuurwerk afgestoken moest worden. Tot begin maart zou de sneeuw blijven liggen. Dorpen raakten onbereikbaar. Tussen 1 november en 31 januari werden 31 sneeuwdagen geteld. Daarmee was het record van 1848 gebroken. De winter van 1963 was hard op weg de ijzigste van de afgelopen 250 jaar te worden.

Professor dr. W. Bleeker goochelde in maart ’63 met de cijfers, die deze uitzonderlijke winter op de tabellen had gebracht. De hooggeleerde heer kwam tot een opmerkelijke conclusie: het viel allemaal wel mee.

Zo veegde hij de vloer aan met de registratie voor strenge winters, die de Duitse meteoroloog Hellmann had uitgedokterd: 'Hij heeft een methode gevolgd voor het karakteriseren van de winter. Hij berekende voor elke dag van het tijdvak 1 november tot 31 maart de gemiddelde dagtemperatuur. Alle dagen, waarop de temperatuur onder het vriespunt was, tellen mede in de klassificatie van Hellmann. De negatieve dagtemperaturen worden namelijk opgeteld en de som levert weer een ‘wintergetal’. Des te sterker de negatieve som des te strenger de winter. Deze methode heeft voor ons klimaat het nadeel, dat geen rekening wordt gehouden met aaneengesloten koudenperioden. Zij voldoet wel in continentale klimaten, maar niet in kustgebieden.'

Professor Bleeker zag meer in de methode Ten Kate, die in 1947 in het tijdschrift ‘Hemel en Aarde’ vond, dat men moest uitgaan van de gemiddelde dagtemperatuur van alle kalenderdagen, dus van 1 januari tot en met 31 december. Ten Kate onderzocht wat de normale temperatuur was en berekende aan de hand van de werkelijk gemeten temperatuur wat men per dag ‘tekort’ gekomen was of ‘teveel’ gekregen had. Voor de volledige winterperiode – de dag waarop de eerste vorst gemeten werd en de laatste – berekende Ten Kate dan het wintergetal.

Zo kwam 1963 er bij hem maar bekaaid vanaf: zesde achter 1946-47 en 1941-42 en ver verwijderd van winter nummer één 1829-1830, die in de berekening van Ten Kate met 584 punten veruit koploper was. Dat was andere koek dan volgens de Hellmann-berekening, waarin 1963 veruit koploper werd in de eredivisie van de zware winters.

Maar dat de winter van 1962 – 1963 iets bijzonders was, daar waren de geleerden het wel over eens. Donderdag 17 januari waren de voorspelling al uiterst ongunstig. Overdag – 6 tot –8 graden en zware, aanwakkerende wind uit het noordoosten. Dat verhinderde niet dat bijna 10.000 deelnemers zich bij de Beurs in Leeuwarden liet inschrijven. Er speelden zich wonderlijke taferelen af. Zo stonden er bij de bushalte voor de Beurs twee dames te wachten om samen een petroleumkachel naar familie te brengen, waar men wegens stooktechnische problemen letterlijk en figuurlijk in de kou zat. Er kwamen twee meisjes van een jaar of twaalf voorbij. Ze keken bewonderend naar de vrouwen en zeiden: 'Must ‘ns sien. Da’s ideaal. Die hewwe de kachel metnommen!'

In het restaurant bij de Groote Wielen, waar de finish van de tocht gehouden zou worden, had eigenaar Kok speciale maatregelen genomen. Trots kondigde hij aan dat hij een enorme invasie verwachtte, maar dat hij die makkelijk het hoofd zou kunnen bieden: 'Ik heb 35 kilogram spliterwten, 30 kilogram spek en verscheidene meters worst ingeslagen voor de erwtensoep. Laat ze maar komen.'

De ijsvloer op De Groote Wielen was inmiddels 26 centimeter dik. Ruim voldoende voor een veilige finishplaats en een opluchting voor het Elfstedenbestuur, dat de traditionele finishplaats bij de Oldenhove in de stad niet kon gebruiken, omdat het ijs daar niet dik genoeg was om de verwachte massa te kunnen dragen.

Velen vroegen zich verbijsterd af waarom het bestuur de tocht had uitgeschreven. De omstandigheden in de dagen voor de start waren al moordend. Een doorgewinterde boerenzoon van zo’n 35 jaar meldde bij de inschrijving: 'Ik heb goed getraind deze winter en heb bijvoorbeeld meegereden in de Ronde van Langweer. Met hem hier, mijn getuige dus, komen we net terug van Sneek. We wilden even terrein verkennen voor de inschrijving. Maar ik hou mijn tientje in de zak en mijn vriend hier ook. Ach meneer, we zijn met vallen en opstaan, lopen en twee keer glijden in Sneek aangekomen en weet wat we toen hebben gedaan? Met de auto teruggekomen! Ik garandeer u dat van de eerste duizend er 300 Seek niet eens halen.'

De echtgenote van een onderwijzer uit Gauw, een minuscule vlek in het Friese poollandschap, kondigde bij haar man aan, dat ze met warme chocolademelk langs de baan wilde gaan staan om de mensen een opkikkertje te geven: 'Maar hij zei dat dat onzin was, omdat hier toch bijna niemand langs zou komen. Hij had een geoefend schaatsenrijder gesproken, die twee uur tevoren uit Leeuwarden was vertrokken, terwijl het normaal nog geen half uur mag duren! En dan moet het tusssen Bolsward en Witmarsum nog erger zijn.'

Maar niets kon het legioen Elfstedenrijders meer tegen houden. Een plaatselijke krant plaatste ernstige kritiek bij het besluit van het bestuur. Met de kreet: 'Kwakkelt de winter niet, dan kwakkelt het bestuur wel,' werd de organisatie onder vuur genomen en tal van verwijten gemaakt. Maar het besluit was gevallen en zelfs het sombere bericht in de vroege uren van vrijdag 18 januari dat het kwik in de omgeving van Bolsward tot de recordlaagte van –20,3 graden Celsius was gedaald kon het startschot in Posthuma’s Lakspuiterij niet meer tegenhouden.

 

Bronvermelding

Auteur van dit artikel: Ron Couwenhoven, begunstiger en (lid) van De Poolster

Dit artikel is eerder gepubliceerd in: "18 januari 1963 – De dag van de Elfstedentocht"
Dit boekje werd door Ron Couwenhoven in 2003 uitgegeven ter gelegenheid van de reünie die toen voor de Elfstedenrijders die in 1963 de tocht hadden volbracht, in Hindeloopen werd gehouden.

Bovenkant van de pagina