1435 Lidwina uit Schiedam - op schaatsen of schalootsen?

 

Auteur: Niko Mulder - 22 april 2023

Dit artikel is in enigszins gewijzigde vorm opgenomen in Kouwe Drukte 77, mei 2023

For the ENGLISH translation click here

 

Omstreeks 1395 ging Lidwina uit Schiedam als veertienjarige met vriendinnen het ijs op, viel, brak een rib en onderging tot aan haar dood een lange lijdensweg. Officieel is ze beschermheilige van de zieken en het ziekenpastoraat1 en niet van schaatsenrijders, maar toch werd en wordt ze door velen tot ver in het buitenland als zodanig beschouwd. Is dat terecht?

Afb. 1 Lidwina op schaatsen - Bidprentje uit 1946
door Huub Levigne

Er is in het Poolstermagazine Kouwe Drukte en op Schaatshistorie veelvuldig aandacht besteed aan allerlei aspecten van het voorval, maar één vraag is niet eerder nadrukkelijk gesteld: stond Lidwina bij haar val op schaatsen?

Tegenwoordig wordt een schaatsenrijdende Lidwina Afb.1 bijna als vanzelfsprekend aangenomen, voornamelijk vanwege de inmiddels overbekende houtsnede uit 1498 waarop ze met schaatsen aan haar voeten is weergegeven. Afb.4 Ook in sommige teksten uit die periode wordt ze beschreven als schaatsenrijdster. Zowel deze teksten als de gravure verschenen echter pas zo’n honderd jaar na haar val op het ijs.

Of een schaatsende Lidwina strookt met de werkelijke toedracht van eertijds wordt in deze bijdrage onderzocht. Daartoe zal de beschrijving van het gebeuren in een groot aantal middeleeuwse tekstgetuigen tegen het licht worden gehouden. Ik heb deze bronnen ontleend aan Goudriaan2. Verkorte versies van het leven van Lidwina zijn buiten beschouwing gelaten.

Tekstgetuigen die identiek zijn of sterk overeenkomen zijn gezamenlijk beschreven. Alle zijn voorzien van een volgnummer en in een grijze balk geplaatst om ze eenvoudig te kunnen onderscheiden. Bij verwijzing naar een van deze bronnen staat het nummer tussen vierkante haken, bijvoorbeeld [4]. In de gevallen dat de oorspronkelijke bron verloren is gegaan (), kon er doorgaans worden terugvallen op een afschrift uit later tijd.

 

Verloren bron aan de basis

1. Notities van Jan Gerlachsz, vóór 1433 

Jan Gerlachsz, een familielid van Lidwina die jarenlang bij haar in huis woonde, heeft tijdens haar leven aantekeningen bijgehouden. Vroeger dacht men ten onrechte dat die gelijkstonden aan haar biografie in het Middelnederlands [7]. Inmiddels weten we dat Gerlachsz’ notities na Lidwina’s dood in 1433 zijn verwerkt in haar eerste levensbeschrijving door Hugo van Rugge3 [2].

Verder tasten we in het duister over zijn geschrift. Was Lidwina op de hoogte van zijn aantekeningen? Heeft ze er haar goedkeuring aan gegeven? Heeft Gerlachsz de ijsscene eigenlijk wel beschreven? Maakte hij zijn aantekeningen in het Latijn of in het Middelnederlands? Hoelang bleven ze bewaard? Hebben na Hugo van Rugge ook andere schrijvers er gebruik van gemaakt?

Het lijkt praktisch uitgesloten dat Gerlachsz zelf aanwezig was bij het ijsvermaak van Lidwina en haar vriendinnen. Als hij de toedracht van de valpartij al heeft opgenomen in zijn notities, zal hij pas jaren later een beroep hebben gedaan op de herinneringen van Lidwina of die van een of meerdere meisjes. Aangezien het geheugen bedrieglijk kan zijn en gegevensoverdracht kan leiden tot miscommunicatie, moeten we al vanaf de aanvang rekening houden met ruis in de verslaglegging.

 

Koen Goudriaan

Er bestond heel lang veel wanbegrip over de vele beschrijvingen van Lidwina’s leven. Goudriaan heeft in 2003 achterhaald hoe versies zich in grote lijnen tot elkaar verhouden. Hij heeft daarbij aangegeven dat de redacties uit Bazel en Keulen [2], net als de vroege Duitse vertalingen [5], onontbeerlijk zijn voor een goed begrip van de oorspronkelijke tekst van Hugo van Rugge. Het afschrift uit Düsseldorf [2] blijkt daar ook toe te behoren.

Hoewel Goudriaan niet inging op het voorval op het ijs, had ik zonder zijn bijdrage deze analyse niet kunnen maken.

 

Het schoeisel van Lidwina

2. Hugo van Rugge, Venite, Latijn, circa 1435 / 1445-1460

Vrij kort na de dood van Lidwina begon Hugo, een onderprior uit het klooster in Rugge bij Den Briel, met de beschrijving van haar leven. Hij baseerde zich onder andere op de geschriften van Gerlachsz [1], op mondelinge mededelingen van haar laatste biechtvader, en in beperkte mate op die van andere personen.4 Hugo’s beschrijving is voor ons de oudste bron en vormt de basis voor verreweg de meeste bewerkingen van Lidwina’s levensverhaal. Hugo gaf de ijsscene tamelijk uitgebreid weer, maar helaas met één grote beperking: het Latijn. Hoewel hij die taal volgens Groenendaal5 goed genoeg beheerste, vond hij niet altijd de juiste woorden om het ijsvermaak helder te omschrijven. Veel onduidelijkheid had kunnen worden voorkomen als hij de woorden voor schoeisel en/of schaatsen er in het Middelnederlands bij had vermeld.

In drie tamelijk vroege afschriften van het oorspronkelijke handschrift van Hugo van Rugge6 staat dat Lidwina met sandalijs aan haar voeten het ijs op is gegaan (super glaciem sandalijs pedes induta). Een van haar vriendinnen kwam in snelle gang (cursu rapido) op haar af, kon niet voldoende afremmen en klampte zich aan haar vast, waardoor Lidwina op een hoop schotsen viel. Afb.2

Afb. 2. Düsseldorf ULB, MS-C-19, 1450-1460, fol. 60v (uitsnede)
Regel 5: super glaciem sandalijs pedes induta; regel 6: cursu rapido

In de Koninklijke Bibliotheek te Brussel huist nog een vierde afschrift van de oorspronkelijke Venite.7 Het is niet alleen van aanmerkelijk later datum (1499) dan de drie oudst bewaarde versies [2], het wijkt er ook van af, tot in de ijsscene aan toe. Ik behandel het daarom apart. [12]

Het is geen zekerheid, maar vanwege cursu rapido lijkt het aannemelijk dat de vriendin schaatste. Of dat ook voor Lidwina gold, wordt in het midden gelaten en hangt af van de interpretatie van sandalijs.

Sandali, open schoenen, zijn niet echt iets voor in de winter; ze werden in het algemeen weinig gebruikt in het overwegend natte en koele Holland.8 Vermoedelijk heeft Hugo er daarom iets anders mee bedoeld. Groenendaal vertaalt ze als pantoffels of klompschoenen, bestaande uit een houten zool met lederen bovenstuk.9 Daarmee komen ze overeen met patijnen of platijnen, trippen en schalootsen. Het leren bovenstuk kon een voetkap zijn, of bestond uit riempjes en soms ook veters, zoals bij sandalen én ... bij schaatsen.

Het meest essentiële onderdeel van een schaats is de ijzeren schenkel, maar die noemt of beschrijft Hugo niet.

Wilde hij met sandalijs benadrukken dat Lidwina niet met schaatsen het ijs opging? Of deed hij een onbeholpen poging om er juist wel schaatsen mee aan te duiden?

 

Hugo en Piet Groenendaal

Hugo Groenendaal, een cisterciënzer monnik, deed onderzoek naar de verschillende levensbeschrijvingen van Lidwina. Hij publiceerde zijn studies niet.

Een jaar na Hugo's overlijden in 1973 hield zijn broer Piet Groenendaal een lezing over Lidwina, waarvan de tekst in 1975 in een boekje is uitgegeven. Hij baseerde zich daarbij op het onderzoek van zijn overleden broer en ging als een van de weinige onderzoekers dieper in op de val van Lidwina op het ijs.

Destijds werd TLeven , de beschrijving van het leven van Lidwina in het Middelnederlands [7], nog als de meest oorspronkelijke bron beschouwd. Piet Groenendaal hechtte er dan ook veel waarde aan. Hoewel deze zienswijze inmiddels is achterhaald, zijn veel van zijn argumenten nog altijd geldig.

 

3. Anoniem / Hugo van Rugge?, Venite II, Latijn, vóór 1440? / 1486

De oorspronkelijke Venite van Hugo werd al snel bewerkt, mogelijk door hemzelf.10 In de sleutelpassage verandert er inhoudelijk echter niets; sandalijs blijft gehandhaafd, evenals cursu rapido.

 

4. Thomas a Kempis, Vita Lidewigis, Latijn, 1448 / 1468

Kempis kreeg het verzoek de Venite in te korten en te verduidelijken; hij schrapte ook enkele passages die niet zo goed aansloten bij een voorbeeldig meisje.11

De ijsscene paste hij echter nauwelijks aan. Lidwina gaat, op uitnodiging van haar vriendinnen, met hen het ijs op met sandaliis (super glaciem induta sandaliis graderetur). Ook Kempis gebruikt cursu rapido voor een van de vriendinnen. Of Lidwina zelf schaatste is niet duidelijk.

 

Monnikenwerk en engelengeduld

Inmiddels werd in kloosters de eerste redactie van Hugo afgeschreven (handmatig gekopieerd). Geschriften zoals Lidwina’s levensverhaal werden doorgaans voorgelezen in de eetzaal.12  

Elke abdij had zo zijn eigen netwerkje van bevriende stichtingen; manuscripten werden over en weer aan elkaar doorgespeeld, overgenomen en soms ook overgebracht naar de volkstaal. Kunnen we uit de vertalingen opmaken wat Lidwina aan haar voeten had?

 

Vroege Duitse vertalingen

5. Anoniem, Venite in het Duits, circa 1450-1454 / 15e eeuw

Er zijn twee vroege Duitstalige versies van de oorspronkelijke Venite van Hugo van Rugge. Ze stammen uit Lichtental, een nonnenklooster iets ten noordoosten van Straatsburg, en uit de Eberhardsklausen bij Trier. Wat betreft de ijsscene komen ze sterk overeen. Lidwina hette solen angethan. We lezen ook das ein anden Jungfröwe von iren gespilen mit snellem louffe über das ÿß lyeff. Afb.3

Afb. 3 Karlsruhe Badische Landesbibliothek, Lichtenthal 87, 1450-1454, fol. 7, uitsnede
Regel 1-2: und hette solen angethan;
Regel 4: mit snellem louffe über das yß lyeff

Solen, Sohlen in modern Duits, is een gangbaar woord voor sandalen en dus een letterlijke vertaling van het Latijnse sandalia. Of solen in Duitsland destijds ook platijnen of zelfs schaatsen konden zijn, heb ik niet kunnen achterhalen.

Cursu rapido (met snelle gang) wordt in vertaling mit snellem louffe. De woorden louffe en lyeff lopen hier letterlijk vooruit op schrittschuhlaufen (18e eeuw) en schlittschuhlaufen, dat tegenwoordig wordt gebruikt.

 

Inlevingsvermogen?

6. Jan Brugman, Vita alme virginis Liidwine, Latijn, 1456 / 1459

Als er iemand kon praten als Brugman was het natuurlijk Jan Brugman zelf. Hij maakt van de ijsscene een vrij breed uitgesponnen drama met nieuwe elementen.

Zo beweert hij dat het ijsvermaak in Holland gebruikelijk is onder jongeren (more adolescentularum regionis Hollandiae); dat geldt echter niet voor de deugdzame Lidwina, die zich nooit met anderen mengde in het spel (quae numquam cum ludentibus se miscuit). Ze liet zich ten langen leste overhalen om te komen kijken hoe haar vriendinnen heen en weer reden en plezier maakten (cursitantes hinc illincque ... et iocantes ... aspexit). Een van hen komt rapido cursu op Lidwina af met de fatale val als gevolg. Er rollen traantjes als zij op handen wordt weggedragen.

Wat betreft het ijsvermaak benadrukt Brugman dat Lidwina zelf niet schaatste, al geeft hij niet aan wat de pechvogel aan haar voeten had. Vermeed hij het woord sandaliis bewust omdat hij het onduidelijk of dubieus vond?

We mogen ons overigens afvragen waaraan Brugman de smeuïge details ontleende. Het ongeval op de schaats had inmiddels zo’n zestig jaar eerder plaats gevonden en de kans dat hij nog ooggetuigen heeft gesproken kunnen we nagenoeg uitsluiten.

 

In de landstaal

7. Anoniem, TLeven, Middelnederlands, circa 1470? / circa 1480

Het levensverhaal van Lidwina in het Diets (Middelnederlands) liet lang op zich wachten. Mogelijk zijn oudere versies verloren gegaan. Goudriaan13 beschouwt TLeven als een verkorte vertaling van de bewerkte Venite [3]. De sleutelpassage is gevat in één lange volzin.

Lidwina was bijna vijftien ... soe ghinc si op scoloedsen met anderen maechden op dijs spelen ... ende daer quam een van haren ghespelinnen rijdende op dat ijs ...

Volgens de tekst ghinc Lidwina op scoloedsen. We herkennen er schalootsen in, afgeleid van het Franse galoches. De gangbare betekenis van schaloots was houten zool met een lederen voetkap. Als de schrijver er een paar schaatsen mee had bedoeld, had hij geen onderscheid hoeven maken tussen Lidwina en de andere meisjes en had hij in plaats van ghinc (enkelvoud) het meervoud ginghen si op scoloedsen voor alle betrokkenen kunnen hanteren.

Hij had voor schaatsen trouwens ook de woorden schoverlingen of schrikschoenen kunnen gebruiken. Scouerding kwam in 1393 al voor.14  Veelzeggend genoeg hield de auteur het echter op schalootsen!

 

Beestje bij de naam

8. Anna Ebin, Venite in het Duits, 1457-1465

Deze variant van het heiligenleven van Lidwina werd in 1457 uit het Latijn naar het Beiers vertaald en pas acht jaar later door ‘schwester anna’ uitgewerkt op perkament. Het manuscript volgt de beschrijving van Hugo van Rugge vrij nauwgezet, maar noemt schaatsen eindelijk bij hun naam.

Anna schrijft ... da sy in schryttschuhen auf das eys spylen gingen en ... über dasz eyse schreyten. Vanwege sy ... gingen (meervoud) is het voor tweeërlei uitleg vatbaar of het schaatsenrijden alleen voor de vriendinnen gold of ook voor Lidwina.

Wist Anna Ebin, dochter uit het adellijk geslacht Von Eyb en non in het klooster Pillenreuth bij Neurenberg diep in Duitsland, destijds al wat schaatsen was? Of werd ze via via vanuit westelijke contreien geïnformeerd? Pillenreuth had connecties in de Elzas15 en, gezien de overeenkomst in stijl wat de ijsscene betreft, mogelijk ook met het klooster Dalheim dat zo’n 400 km ten noordwesten van Pillenreuth ligt.

 

9. Anoniem, Venite in het Nederduits, 15e eeuw

In dit handschrift, afgeschreven in een klooster in Dalheim bij Paderborn, wordt in de sleutelpassage wél een duidelijk onderscheid gemaakt tussen Lidwina zónder en haar vriendinnen mét schaatsen:

Do ghinck se (Lidwina) ... myt dussen ionfrouwen spelen op dat ijs. Do waren dar ionfrouwen de hadden dar under de voeten schrickschoen ofte schouerlick dar men op dat ijs mede pleget to rijden in dem lande.

De Nederduitse woorden schrickschoen en schouerlick klinken ons bekend in de oren.

 

Op ijzeren werktuigen

10. Anoniem, Vita Lijdewijt, Latijn, 1483 / 1485

Samen met haar leeftijdgenootjes zou ze op het ijs gaan spelen en rennen (lees: rijden) met ijzeren werktuigen (luderet discurrendo super glaciem instrumentis ferratis) stevig vastgemaakt aan beide voeten (eius pedibus fortiter astrictis bincinde cum suis ibat). Al rijdende verloor Lidwina de controle over haar voeten (sic currendo vel transeundo lydwiid incaute pedes regens) met de val als gevolg.

In deze levensbeschrijving wordt met instrumentis ferratis een poging gedaan om schaatsen te omschrijven in het Latijn. Lidwina speelt dit keer een totaal andere rol: ze wordt niet ondersteboven gereden door een vriendin, maar rijdt zelf en valt als ze uit balans raakt. In plaats van sandalijs met hun onzekere betekenis heeft Lidwina met instrumentis ferraris nu onmiskenbaar schaatsen onder de voeten!

Groenendaal16  beschouwt deze versie als slordig geschreven.

 

Op schaatsen

11. Jan Brugman, Vita alme virginis Liidwine, Latijn, 1498 (wiegendruk)

De tekst is gelijk aan Brugman’s handschrift uit 1456 [6]: Lidwina gaf niet om spel, maar ging mee om te kijken naar het schaatsenrijden van haar vriendinnen. Desondanks heeft ze schaatsen aan op de begeleidende houtsnede! Afb.4 

Afb. 4 Lidwina op schaatsen in de druk uit 1498
Wikimedia Commons, uitsnede

 

Groenendaal17 noemt de slordig geschreven versie [10] als mogelijke oorzaak voor de tegenstrijdige voorstelling van zaken in deze wiegendruk.

 

12. Hugo van Rugge, Venite, Latijn, circa 1435 ⇔ /

Anoniem, Venite X⇔ /

Jacobus van Aldenrade, Venite, 1499 Brussel

De ijsscene in de redactie uit 1499 wijkt op essentiële punten af van de oudere Venites [2]. In plaats van sandaliis pedes induta (met sandaliis aan de voeten) staat er nu soleis ligneis sufferratis (houten zolen, van onder met ijzer beslagen). Dit is een sterke omschrijving voor schaatsen in het Latijn, maar hij stamt slechts ten dele uit de late Middeleeuwen! Op de afbeelding van deze passage Afb.5 is duidelijk zichtbaar dat er tekst is weggekrabd en dat de woorden soleis ligneis naderhand zijn toegevoegd in een ander handschrift en in een afwijkende kleur inkt.

Afb. 5 Koninklijke Bibliotheek Brussel, KBR 8763-74 (1499), fol. 55v, uitsnede
Regel 3: soleis ligneis sufferratis
In de kantlijn: scrygschoe sic appelantur ibi (ze worden daar scrygschoe genoemd)

Als we de correctie met soleis ligneis buiten beschouwing laten, zal er in eerste instantie waarschijnlijk sandaliis sufferratis hebben gestaan. Sufferratis is afgeleid van sufferrare en betekent, zoals gezegd, met ijzer beslagen.18

Alhoewel er met sandaliis sufferratis ook platijnen met ijssporen of scherp (ijzeren uitsteeksels) bedoeld kunnen zijn, lijkt het erop dat Lidwina hier schaatsen krijgt aangemeten. Deze aanname wordt bekrachtigd door twee andere aanvullingen: prout ibidem moris erat (zoals daar de gewoonte is) en ad discurrendum super glaciem (om mee over het ijs te rennen / rijden).

Latere toevoeging!

Geen van de aanvullingen (sufferratis, moris, discurrendum) vinden we in de drie oudst overgeleverde versies van Hugo’s tekst [2], noch in de aangepaste Venite [3] en evenmin in de Vita Lidewigis van Kempis [4]. Ook in de twee vroege Duitse vertalingen [5] en in de Middelnederlandse [7] ontbreken ze, evenals in de Beierse Venite [8]. Brugman [6] en de Nederduitse Venite [9] noemen slechts dat schaatsenrijden de gewoonte is onder jongeren.

De ijsscene in de Venite uit het Brusselse handschrift uit 1499 wijkt dus duidelijk af van zijn voorgangers en de schaatsen aan de voeten van Lidwina moeten we dan ook als een latere toevoeging beschouwen.

Het staat vast dat een franciscaner monnik verantwoordelijk was voor een andere inlassing in dit manuscript19 Of dat ook geldt voor de wijzigingen aan het ijsvermaak, heb ik niet nader kunnen onderzoeken.

Het manuscript werd tussen 1495 en 1500 afgeschreven door Jacobus van Aldenrade, een toen al hoogbejaarde kartuizer uit het Sint-Albanusklooster bij Trier.20 Ik denk niet dat de oude Jacobus de nieuwigheden zelf heeft bedacht, maar dat zijn tekst een kopie is van een al eerder gewijzigde en ons onbekende versie van Hugo’s Venite. Deze door mij veronderstelde en mogelijk franciscaanse Venite X, kan ook ten grondslag hebben gelegen aan de afwijkende ijsscenes in de andere bronnen [10, 11 en 13] uit deze periode.

 

13. Anoniem, TLeven, Middelnederlands, 1505

Tenslotte, we zitten inmiddels in het begin van de 16e eeuw, een oude bron in een nieuw jasje. Ook de versie in het Middelnederlands [7] werd aangepast aan de tijdgeest. Waar vanaf circa 1480 nog werd gesproken over scoloedsen of een variant daarvan, lezen we in dit gedrukte werk iets heel anders.

Toen Lidwina bijna 15 was ghinc si op scouerlinghen of slootsen21 mit haren oude magen opt ijs spelen ...

Hoe moeten we deze zinssnede begrijpen? Twijfelde de bewerker eraan of Lidwina op schaatsen of schalootsen was? Wilde hij op zeker spelen en alle mogelijkheden afdekken? Of stelde hij slootsen gelijk aan scouerlinghen, zoals eeuwen later ook Johan van Buttingha Wichers22 scolootsen als een synoniem zou beschouwen voor schaatsen?

Groenendaal23 heeft deze laatste uitleg verworpen met voorbeelden uit middeleeuwse bronnen, waarin onder schalootsen altijd platijnen worden begrepen en nooit schaatsen.

Afb. 6 Luxe patijnen, 18e eeuw
Rijksmuseum Amsterdam, BK-1978-294-B

De twijfelachtige tweede betekenis van schalootse!

Het Middelnederlands Woordenboek (MNW) geeft twee betekenissen voor schalootse:

1. Een schoeisel bestaande uit eene houten zool en een lederen bovenstuk, eene soort van pantoffels of muilen. Afb.6

2. Schaats.

Ik heb mijn bedenkingen bij die tweede duiding.

Over uitleg 1 (schoeisel met houten zool en bovenstuk van leer) bestaat geen twijfel. Het MNW geeft vijf verschillende bronnen24, alle uit de late Middeleeuwen. Uit de context van de vermeldingen blijkt dat er met 'schalootsen' geen schaatsen zijn bedoeld.

Bij interpretatie 2 (schaats) wordt er slechts één bron gegeven, namelijk Van Buttingha Wichers Schaatsenrijden uit 1888, waarin op pagina 81 de passage met het ijsvermaak in Schiedam uit TLeven wordt aangehaald: Doe si opt leste van haer XV jaren was, ghinc si op scolootsen met haeren evenoude maechden op het ijs spelen, … en daer quam een van haer gesellinnen riden opt ijs.

Van Buttingha Wichers vermeldt bij scolootsen of scoloetsen tussen haakjes: zoals toentertijd de schaatsen genoemd werden.

Hij verantwoordt die aanname niet, noch in de tekst, noch in de voetnoot eronder. Wel nam hij de afbeelding met de val van Lidwina Afb.4 uit de gedrukte Vita van Brugman uit 1498 op in zijn boek. Vermoedelijk ging hij er zonder meer van uit dat deze houtsnede, waarop Lidwina schaatsen draagt, historisch verantwoord was en kwam hij tot de conclusie dat schalootsen dus schaatsen zouden moeten zijn.

Om onbegrijpelijke redenen nam Jacob Verdam, een van de samenstellers van het Middelnederlands Woordenboek, de dubieuze uitleg van Van Buttingha Wichers over en werd, zoals hierboven aangegeven, schalootse in de alternatieve betekenis van 'schaats' opgenomen in het MNW

Dat vroeg uiteraard ook om een aanpassing van het lemma schaetse. Bij betekenis 3 wordt de gehele ijsscene met Lidwina nog eens aangehaald in het Middelnederlands. Met als toelichting: Hier komt voor "schaats" een woord voor dat eigenlijk beteekent "een houten zool met een bovenstuk van leer"

In zijn lezing Over het woord schaats25 voor de Akademie van Wetenschappen liet Verdam doorschemeren dat hij tamelijk gecharmeerd was van het aangenaam geschreven boek van Mr. J. van Buttingha Wichers. Hij had wat mij betreft kritischer mogen zijn op diens ongefundeerde aanname, waarmee zo'n driehonderd jaar na verschijning van TLeven een andere dan de gangbare middeleeuwse betekenis aan het woord schalootse werd gegeven.

Verklaring gezocht

Hoe valt te verklaren dat Lidwina in bronnen uit het einde van de 15e eeuw zo stellig op schaatsen werd verbeeld?

Het ijsvermaak was populair in die tijd.26 Het lijkt erop dat Lidwina’s toenmalige biografen de schaatspret zijn gaan projecteren op de situatie van een eeuw eerder. Kennelijk was het voor hen inmiddels ondenkbaar dat zij in haar jeugd níet zou hebben geschaatst.

Deze veronderstelling wordt ondersteund door de afbeelding in de wiegendruk uit 1498 [11] Afb.4. Daarop draagt Lidwina puntschaatsen, een model schaats dat pas rond 1500 in de mode kwam. We kennen geen archeologische vondsten of afbeeldingen van puntschaatsen die ouder zijn. De puntschaats aan de voet van Lidwina laat zien dat de kunstenaar de schaatsen uit zijn eigen tijd projecteerde op de situatie rond 1395.

 

Conclusies

Samenvattend constateren we:

  • dat we vanwege het ontbreken van gegevens uit de eerste hand niet zeker zijn van de ware toedracht van het ijsvermaak met Lidwina omstreeks 1395;
  • dat het woord sandalijs een onduidelijk beeld geeft van Lidwina’s schoeisel;
  • dat sandalijs zonder vermelding van ijzer of ijzers geen adequate omschrijving is voor de schaats als voorwerp;
  • dat de enige keer dat ijzerbeslag (sufferratis) samen met sandalijs werd genoemd, als een latere toevoeging moet worden beschouwd;
  • dat het woord sandalijs werd vertaald als schalootsen in de landstaal; en niet als schoverling.' of schrikschoen, de destijds gangbare woorden voor schaats;
  • dat onder een schalootse in de Middeleeuwen altijd een houten zool met leren bovenstuk werd verstaan;
  • dat schalootse in de betekenis van 'schaats' in het Middelnederlands Woordenboek berust op een niet onderbouwde aanname uit veel later tijd (1888);
  • dat het schaatsenrijden pas vanaf het vierde kwart van de 15e eeuw onmiskenbaar van toepassing werd geacht op Lidwina, voor zover bekend zonder dat er sprake was van nieuwe informatie over het ijsvermaak in Schiedam uit circa 1395;
  • dat deze gewijzigde opvatting kan worden verklaard uit projectie van het eigentijdse ijsvermaak op het verleden.

Bronvermelding

Tekstgetuigen

2. Bazel UB A VIII 26, fol. 65v (circa 1450); Köln GB Quart 214, fol. 71v-72r (1450-1455); Düsseldorf MS-C-19, fol. 60v (1450-1460).

3. Wenen ONB, Novale Sanctorum II, 12709, fol. 2v (1486).

4. Herder – Opera omnia VI, 1905, p. 327 online, op basis van Leuven UB (1448) en Aken Hs. 49 (1468); Edinburgh, NLS Adv. 18.2.3, fol. 47 (15e eeuw).

5. Karlsruhe, BLB - Codex Lichtenthal 87, fol. 7 (1450-1454); Trier, Stadtbibliothek 1185 / 0487, fol. 153v (15e eeuw) heeft solen, louff en lieff.

6. Utrecht UBU hs 175, fol. 6r-6v (1459) online.

7. Gent UB 1080, fol. 217v-218r (circa 1480) online; tscoloedsen in KB 169 G 62 (1487) en KB 71H9 (eind 15e eeuw); scoloodsen in Catharijneconvent Utrecht h92G5 (1450-1499) en KB 169 G 85 (1490).

8. Neurenberg, Germanisch National Museum, hs 2261, fol. 7r, 123r, 205r (1465).

9. Berlijn, Staatsbibliothek codex mgq 1240, fol. 5v-6r (15e eeuw).

10. Jacobus de Voragine - Historiae plurimorum sanctorum, fol. 261 (Leuven, Johannes de Westfalia, 1485), Lyon, Bibliothèque Municipale online.

11. Utrecht, Museum Catharijneconvent, BMH i44, fol. 12r (1498).

12. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, KBR 8763-74, fol. 55v (1499).

13. Utrecht, Museum Catharijneconvent, 1259 B 5, fol. 4r (1505).

 

Overige bronnen

* Ludo Jongen en Cees Schotel – Het leven van Liedewij, de maagd van Schiedam, 1994;

* Koen Goudriaan – Het Leven van Liduina en de Moderne Devotie, in: Jaarboek voor Middeleeuwse geschiedenis, 2003, p. 161-238;

* P. Groenendaal – Liedewij van Schiedam, 1975 (op basis van onderzoek door zijn broer Hugo), in: Uitgave van de Wetenschappelijke Kring te Schiedam en Vlaardingen.

* Olaf Goubitz – Stepping through Time, 2001;

* Achnitz / De Gruyter - Das Geistliche Schrifttum des Spätmittelalters, 2011 (online);

* J. van den Gheyn – Catalogue des manuscripts de la Bibliothèque Royale de Belgique V: Histoire – Hagiographique, 1905 (online);

* Middelnederlands Woordenboek (MNW) online;

* J. van Buttingha Wichers – Schaatsenrijden, 1888.

Bovenkant van de pagina