1749 - De Winter. In Drie Zangen.

 

Drie maal De Winter. In Drie Zangen.

 

 

 

 

 

 

Drie maal De Winter. In Drie Zangen.

In het midden de uitgave van 1749,
links De Honig-bije uit 1765 met herziene tekst en prenten van Rienk Jelgerhuis, en
rechts de herdruk van De Honig-bije, uit 1778.

 

Titelpagina 1749 (detail)

De Winter. In Drie Zangen.

1749

Titelbeschrijving

B. Bornius Alvaarsma [Boelardus Augustinus van Boelens,1722-1777. De Winter. In Drie Zangen. Abraham Ferwerda, Leeuwarden, 1749. 4to, 200 x 245 mm,        6 (88) p.

Herdruk onder de titel De Winter. In Drie Zangen. Door den Autheur op nieuws overgezien, en van eene menigte Feilen gezuivert. in: De Honig-bije 1765, Band 1, deel 2. (4), 50 p. Met uitslaande titelprent en 12 uitslaande en genummerde (1-12) gravures van Rienk Jelgerhuis (1729-1806).

Herdruk onder de titel De Winter. In Drie Zangen. Door den Autheur op nieuws overgezien, en van eene menigte Feilen gezuivert. in: De Honig-bije 1778, Tweede druk, Band 1, deel 2. (4), 50 p. Met uitslaande titelprent en 12 uitslaande en genummerde (1-12) gravures van Rienk Jelgerhuis (1729-1806).

 

Illustraties:

De editie uit 1749 bevat, in tegenstelling tot de herdrukken uit 1765 en 1778, geen illustraties. 

Inhoud:

Voorbericht aan den leezer (2)

De schrijver licht toe dat hij dit gedicht schreef op verzoek van een vriend en niet uit eigenbelang. Hij geeft ook aan dat de schertsende toon in zijn gedicht niet bedoeld is om individuen te hekelen, maar slechts de volksaard in het algemeen te beschrijven.

Eerste Zang (1 – 28)

Beschrijving van de winterse bezigheden in het algemeen; er wordt teruggeblikt op de voorbije seizoenen door lieden uit allerlei beroepen, rangen en standen.

Tweede Zang (29 – 60)

Beschrijving van verschillende facetten van het schaatsen als belangrijkste winterse vermakelijkheid.

Als de vorst invalt worden de schaatsen gereed gemaakt; de smid krijgt het druk met het slijpen van schaatsen. Waaghalzen ‘baanen’ de weg over het ijs naar een naburig dorp. Daarmee strijken ze een borrel op bij de kastelein en de naam van de eerst aankomende wordt op de balk geschreven. (p. 33-39). Op de terugweg zakt het hele gezelschap door het ijs. (p. 40-41)

Snel daarop begeeft de massa zich op het ijs. Verschillende manieren van rijden worden levendig beschreven in een stijl die soms aan de ijsscene in Moortje van Bredero doet denken. (p. 42-48)

Er worden tochtjes gemaakt naar uitspanningen op het platteland (p. 45-46); ook de voor- en nadelen van schaatsen die weinig ijs houden (d.w.z. een sterke ronding hebben) komen aan bod (p. 46). Het schijnt de gewoonte te zijn geweest in twee groepen tegen elkaar te rijden, waarbij het er om ging wie het eerst bij het afgesproken eindpunt kwam. (p. 48) Onderweg slaat het noodlot toe. Vergeefs wordt geprobeerd door middel van een menselijke keten een jonge bruid uit een wak te redden. (p. 49-53)

Het ijs biedt het ‘boere jong volk’ de gelegenheid om in het beste pak naar de stad te rijden (p. 55-58) om de dag te besluiten met ‘Boere-Coffy’ (heet bier) in het ‘waardtshuys’ voordat de terugtocht wordt aanvaard (p. 59-60).

Derde Zang (63 – 88)

Bij aanvang van de Derde Zang kondigt Alvaarsma (Van Boelens dus) een grootser werk aan, waarmee hij een harddraverij met paard en slee om een ‘silv’re zweep’ bedoelt, die geanimeerd wordt beschreven. (p. 65-72) 

Dan volgt er - vooraf niet aangekondigd - een hardrijderij op schaatsen. Pier ‘die de ellef steeden van Vriesland, op een dag heeft in het rond gereeden’ (dit is de oudste vermelding van de Elfstedentocht in de literatuur) heeft de schaats opgehangen aan een balk van de herberg. Freerik Schrap gaat de uitdaging aan:

Hy greep het yser dat zoo trots te bing’len hing,

En slingerde het ter neêr met verontwaardiging.'

Bij de tweestrijd bijt Pier letterlijk in het stof en is het Freerik die ‘met de prys en eer gaat dekken ...’  (p. 78-81)

Tijd om naar huis te gaan: het begint te sneeuwen: ‘Er uit nu die vermaak in ’t sleede-jagen schept’. Al moet je er desnoods kostbaarheden om verpanden. (p. 81-85). In de stad wordt de baan met de bezem schoongehouden en zwiert '’t Borger-jonkvolk … by avond, en by nagt, By toortsligt ...'

Het stel dat ‘het donkerst van de baan’ opzoekt raakt in een liefdesspel verzeild; er volgt een seksscene in bedekte termen maar nog wel zo expliciet dat Johan van Buttingha Wichers, die pagina’s lang citeert uit deze bron, haar in 1888 achterwege liet.

De hoorns worden geblazen tot teken dat de dooi is ingetreden en het ijs onveilig wordt. Veel mensen hebben er spijt van dat ze tijdens het wintervermaak zoveel hebben uitgegeven, maar niet iedereen is daar rouwig om:

‘... En klauwt syn kop om ’t geld dat op een draf ging fluiten;

Terwyl de waard belonkt, en telt met vreugt syn duiten, ...'

Digitaal: Google books. Zoek op: alvaarsma winter (geraadpleegd op 7 mei 2020)

Referenties:

Johan van Buttingha Wichers - Schaatsenrijden. 's Gravenhage, 1888. Herdruk 1975, p. 145-152

W.M.C. Regt - Boelens, (Boelardus Augustinus van) in: Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Leiden, 1924. Deel 6,        p. 126-127

Anrie Broere – Elf Steeden vóór 1749, in: Kouwe Drukte, jaargang 1 (april 1998), nr. 2, p. 7-11

Pieter Breuker - Het uitdagen bij schaatsen en andere volksvermaken, in: Kouwe Drukte, jaargang 23 (oktober 2019), nr. 66,      p. 22-30

Opmerking:

De Winter werd door Van Boelens opgedragen aan zijn vriend Hessel Vegelin van Claerbergen, die grietman was van Haskerland. Van Claerbergen zou het gedicht zonder medeweten van Van Boelens in druk hebben uitgegeven.

De schrijver verwijst in alle drie ‘Zangen’ soms naar de klassieke mythologie, maar is op zijn best als hij die geleerdheid achterwege laat en zich beperkt tot rechtstreekse ‘verslaggeving’ van wat zich op ijs afspeelt.

1765 - herdruk in De Honig-Bije met illustraties van Rienk Jelgerhuis

Titelprent
Interieur met drie boerinnen die elk een ovaal bord
met daarop een teken van de dierenriem
voor de wintermaanden vasthouden, respectievelijk:
Capricornus / Steenbok (vanaf 22 december),
Aquarius / Waterman (vanaf 20 januari)
en Pisces / Vissen (vanaf 19 februari).
Gesigneerd: R.J. J
Gedateerd: A. 1765

De Winter. In Drie Zangen.

Door den Autheur op nieuws overgezien, en van eene menigte Feilen gezuivert.

in: De Honig-bije

Band 1 van De Honig-bije bevat twee delen. Het tweede deel beslaat De Winter. In Drie Zangen.

Pagina's: (4), 50 

1765

Met uitslaande titelprent en 12 uitslaande en genummerde (1-12) gravures van Rienk Jelgerhuis (1729-1806).

De gravures sluiten over het algemeen nauw aan bij de tekst. In de onderschriften bij de afgebeelde prenten zijn de tekstpassages geplaatst waarop ze van toepassing zijn.

Afbeelding 1 (boerenwoonhuis)
Zoo kan zig Bouwman in zyn eigen Stulp vermaaken,
Nog lant en have ryk, gezeten aan den haart,
De scheenen tegens 't vuur, en 't pypjen in zyn baart.
(p. 4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 2 (Leeuwarden)
In steê krioelt het nu van volk; en groot en kleen,
Als water, wind, en kouw den buitenwoner nadert,
Koomt in den Hooftstad zaêm al druipende vergadert.
(p. 9)

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 3 (wijnhuis)
Daar zyn 'er die de lust van 't vogtig wynhuis trekt,
Daar Van der Stoop voor aan zit aan een pyp te lurken,
En reeds al bezig is zyn vyfde vles te ontkurken.
(p. 10)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 4 (koffiehuis)
Hy, die wat meer is, gaat om den courant te lezen,
En zig te zien vermeld wat dat 'er omme gaat
Op 't grote Schouwburg, by 't Gemeen, of in den Staat,
Naar 't Koffyhuis, en zuigt een geurig pypje zuiver
Varinas als een roos, betaald ook met een stuiver.
(p. 17)

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 5 (de baan er doorbrengen)
Elk land 'er zonder ramp, maar Pietje met de billen,
Wat zwaar van agter-end, die laatst was, zakt 'er in,
En slagt
[lijkt], half mensch half visch, volmaakt een Meeremin. (p. 23)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 6 (val op de stadsgracht)
Hans helpt ze weder op, en hy beklaagt de sloof:
Maar onder 't volk ontstaat een yzelyk geschater,
En meenig trekt zyn neus zoo grillig als een Sater.
(p. 27)

 

 

 

 

 

Afbeelding 7 (vergeefse redding)
Daar lag de maagd in 't diep gedompelt aan de lippen,
En zogt zig met den arm, om het gevaar te ontglippen,
Te steunen op den kant, die haar ten deele ontgleed,
Ten deele afbrokkelde, en het zwaar gewigt niet leed.
(p. 29-30)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 8 (boerenjongvolk in Leeuwarden)
Nu wort de stad bezien: markt, kerken, straten, stegen
Bekruist, betrentelt en beschoffelt aller wegen,
Met oogen in de lugt als of men sterre-keek,
(p. 34)

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 9 (koekverkoopster)
Hier zit eene oude Bes min vleeschig als een splinter,
En als een bontekraay zoo schier van kouw, in ly
Van een verlaten ark, haar voetjes zy aan zy
Gemetzeld op een stoof, de handen door de sneden
Ter zyden van den rok met arm met al gegleden,
Om haar geregte deel ook teffens van den smook
Des kools te hebben, en nog tot wat anders ook
(p. 38-39)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 10 (hardrijderij)
En roeren nauwelyks de vlakte met hun reed [schaats].
Zy slaan de lucht vast met hun armen uit het steed.
(p. 45)

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 11 (sledevaart)
Ey hoor, daar rink'len al de bellen in myn oren.
Daar zyn de Bazen reeds, van agt'ren, en van voren,
Van boven tot beneên gestoken in een vagt 
(p. 47)

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 12 (hoornblazers bij dooi)
Eerlang verdwynt het ys. De horens tot een teken
Dat zig de vaart ontsloot beginnen op te steken,
En brommen door de Stad de luchts verand'ring uit,
Die nu een nieuwen weg weêr baande voor de schuit.
(p. 49)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmerking:

Het is opvallend dat de uitvoerig beschreven harddraverij met paard en slede door Jelgerhuis niet is afgebeeld. 

De paard met slede in prent 11 betreft het sleede-jagen in de stad.

 

1778 - derde editie in een herdruk van De Honig-bije

Band 1 van de herdruk van De Honig-bije bevat drie delen. Het tweede deel beslaat De Winter. In Drie Zangen.

Deze editie komt inhoudelijk geheel overeen met de uitgave van 1765, inclusief de titelprent en twaalf afbeeldingen van Rienk Jelgerhuis.

Bovenkant van de pagina