IJskaart van de IJ.H.N.

 

Auteur Matthy van Klaveren

Ten behoeve van toertochtrijders op de schaats werden er aan het eind van de 19e eeuw ijswegenkaarten of kortweg ijskaarten ontworpen. De oudste stamt waarschijnlijk uit 1887, al is hij tot op heden niet teruggevonden. Dat is wel het geval met de tweede herziene druk uit 1894: ZEIL en IJSKAART voor de omstreken van Leiden. Bijna alle latere ijskaarten zijn vervaardigd op initiatief van een ijsbond, maar deze eerste kaarten waren een particulier initiatief.

In het laatste decennium van de 19e eeuw worden vele regionale en provinciale ijsbonden opgericht, alleen de Friese IJsbond stamt nog net even van voor die tijd. De IJsbond Hollands Noorderkwartier (IJ.H.N.) wordt opgericht in 1895. De meeste ijsbonden komen al snel na hun oprichting met een ijskaart van hun gebied, alleen bij de IJ.H.N. duurt het tot 1902. Zij geven dan de IJskaart IJsbond "Hollands Noorderkwartier" Noord-Holland boven het IJ ten dienste der Schaatsenrijders uit. Op deze kaart staat Amsterdam als meest zuidelijk punt. De bond was in deze jaren vooral gericht op het gebied boven het IJ en Noordzeekanaal. Dit zou snel daarna wijzigen, waardoor het echt een provinciale bond werd. Door het grote succes beleeft deze kaart een herdruk in 1904 en in 1908 en zelfs later nog een in 1920.

IJskaart van de IJ.H.N. Amsterdam en Omstreken (1910)
Wapen van de IJ.H.N. (IJsbond Hollands Noorderkwartier) op de ijskaart van Amsterdam en omgeving

IJskaart Amsterdam en omgeving
In de bestuursvergadering van de IJ.H.N. op 29 november 1908 werd besloten ook voor het zuidelijk deel van de provincie Noord-Holland een ijskaart uit te geven. Dit vooral naar aanleiding van het succes van de eerder genoemde kaart, die al in de derde druk verschenen was. De kosten moesten gedekt worden door adverteerders. Voorgesteld werd de colporteur Wanders uit de Zijlstraat in Haarlem te benaderen. Hij moest een halve pagina advertenties verkopen voor een prijs van vijftien gulden, waarvan hij twintig procent provisie zou krijgen plus een vergoeding voor reiskosten. Of Wanders de opdracht ook inderdaad kreeg is niet bekend, maar vast staat wel dat de advertentie-opbrengst nogal tegenviel. De eerste adverteerder was de firma Coppé uit Halfweg, die een halve pagina voor zijn rekening nam, maar daarna stagneerde de verkoop. Er werden daarom een paar oude bekenden benaderd, die ook op de derde druk van de ijskaart Noord-Holland boven het IJ hadden geadverteerd en de resterende ruimte werd benut om de uniforme bondskaart van de IJ.H.N., de Stichtse IJsbond en de Zuid-Hollandsche IJsvereeniging aan te prijzen. Met de bondskaarten van deze drie organisaties kon men in de aangesloten provincies vrij gebruik maken van elkaars ijsbanen: ‘Zegt het voort!

Legenda van de ijskaart Amsterdam en omgeving

Op 6 juni 1909 kondigde secretaris Cock aan dat hij gereed was met het ontwerp van de kaart. De nieuwe kaart toonde nog een deel van Noord-Holland boven het IJ tot de lijn Edam - Purmerend – Uitgeest in het noorden en het gehele gebied ten zuiden van het Noordzeekanaal van de kust tot Hilversum en Utrecht in het oosten en Den Haag – Woerden en Utrecht in het zuiden (20.1). Net als op de andere IJ.H.N.-kaarten waren ook de stoomtramwegen (o.a. Den Haag – Leiden – Haarlem – Velzen – Heemskerk en Haarlem – Amsterdam) aangegeven.

De kaart laat duidelijk zien waar je aan de rand van de stad kan opstappen om de provincie in te gaan. Amsterdam ligt dan ook vrij centraal op deze kaart. De ijsbanen beheerd door de afdelingen van de IJ.H.N. staan weer in rood aangegeven.

Seyffardt’s Boekhandel in Amsterdam gevestigd op het Damrak was net als bij vorige kaarten van IJ.H.N. de drukker en de schaal bedroeg ook dit keer 1:150.000, maar het zou nog tot januari 1910 duren voor de kaart beschikbaar was. Een nieuwtje was dat het dit keer een liggende kaart was. Voor het overige was de opzet gelijk aan die van de andere kaarten met dien verstande dat het wapen nu het officiële wapen van de provincie Noord-Holland droeg: een staande leeuw in het linkerveld en twee liggende leeuwen in het rechterveld (20.2). De legenda stond weer aan de rechter bovenzijde van de kaart (20.3). De prijs van de kaart bedroeg 25 cent in de boekhandel.

T.F. Bastet - Schaatsen
De firma T.F. Bastet prees boven de kaart schaatsen aan. De winkel van Bastet in Amsterdam had bij wedstrijdrijders een uitstekende naam omdat dit bedrijf lange tijd de enige leverancier in ons land was van Noorse schaatsen. De zaak van Bastet, sinds 1684 gevestigd eerst in Kalverstraat 173 en later op nummer 39, is in 1981 opgeheven. Het messen- en scharenmagazijn van T. F. Bastet, Hofleverancier van Z.M. Koning Willem III, had eind 19e eeuw 'zaken in de voornaamste steden van het Rijk en het Buitenland', zoals in een advertentie uit 1885 staat. Als Karst Leemburg in 1929 de Elfstedentocht wint en later zijn ervaringen van die dag aan het papier toevertrouwd, schrijft hij: ‘De heer Bastet uit Amsterdam gaf mij een mooi zakmes. Meneer Bastet zou veel reclame gaan maken met de schaatsen, waarop ik had gewonnen.’ Uit advertenties van G.S. Ruiter uit Akkrum blijkt dat het schaatsen uit deze fabriek zijn en wel het model 36.

Schaatsen van verkoper T.F.Bastet.
Vermoedelijk een Duits fabricaat; dit is dus niet model 36 van G.S. Ruiter.
Merkteken van verkoper T.F.Bastet
 

Weggevertje
De verkoop van de kaart stagneerde echter behoorlijk en in de vergadering op 25 september 1910 stelde voorzitter Minnema voor de ijskaarten van het zuidelijk district ‘zoveel mogelijk te verspreiden en desnoods door de afdelingen te laten uitdelen, omdat het doel der kaart toch is propaganda voor de IJsbond te maken.’ Een jaar later, op 21 oktober 1911 zei voorzitter Minnema: ‘Het is noodzakelijk de kosten te voldoen uit de baten van het propaganda-fonds voor Amsterdam.’ Dit fonds werd gevoed door een jaarlijkse subsidie van vijftig gulden van de Amsterdamsche IJsclub, die dit bedrag stortte om zo ijsclubs in de omgeving van de hoofdstad in de gelegenheid te stellen baanvegers te betalen. Op die manier zou het voor schaatsliefhebbers uit Amsterdam mogelijk worden de provincie in te schaatsen.

Doorgaande routes
Voorzitter Minnema had twee jaar eerder een vurig pleidooi gehouden in Het Nieuws van de Dag van 22 november 1909. Hij prijst het werk van de IJ.H.N. en spoort Amsterdammers aan afdelingen van de IJ.H.N. op te richten. Alleen de Overtoomsche IJsvereeniging bestaat dan al. Het doel is om door de stad ijsbanen te maken en zo te onderhouden dat wakken worden afgezet en onveilige plaatsen op voldoende wijze worden afgebakend. Hij eindigt zijn relaas met ‘waarom zou Amsterdam binnenkort alleen achterblijven en waarom zouden juist in Amsterdam de ijsbanen (naar buiten) slechter moeten zijn dan overal elders in Noord-Holland. Laat men de zaak eens aanpakken, wellicht gaat het gemakkelijker dan men van te voren denkt.

Zijn oproep heeft echter niet het beoogde succes, want hoewel het aantal afdelingen van de bond licht groeit, blijft het aantal aangesloten verenigingen in Amsterdam in de jaren daarna achter. Het is heel goed mogelijk dat de oorzaak gezocht moet worden in een reeks zachte winters in de periode 1910 tot en met 1916. Pas in de winter van 1916-1917 slaat koning Winter weer toe, maar dan ook gelijk goed.

De 20-Plaatsentocht in Waterland in 1917
Een van de eerste schaatstochten die in Noord-Holland werd georganiseerd vond plaats in 1917. Op initiatief van het Algemeen Handelsblad kwam de 20-plaatsentocht tot stand. Er werd een ijskaart ontworpen door M.F. Visser die de titel droeg: IJskaart voor Waterland en Omgeving. Hij was te koop voor 15 cent en was een uitgave van Drukkerij Jacob van Campen uit Amsterdam. De kaart inclusief marge heeft het formaat 44,5 x 44 cm en heeft de kleuren rood, lichtblauw en zwart op een grauwwitte ondergrond. De kaart stond ook opgenomen in de ochtendeditie van het Algemeen Handelsblad van zaterdag 3 februari 1917. Weliswaar in een iets kleiner formaat (39,5 x 39 cm excl. marge) maar wel in driekleurendruk. Dus zelfs in die tijd kwam de krant soms al in meerdere kleuren uit. Onder de kaart in de courant stond een artikel van de hand van de ontwerper. Hij begint eerst met de beschrijving van de tocht, waarbij hij langs alle twintig plaatsen gaat en aangeeft waar er overgestapt moet worden, waar handwijzers zijn geplaatst en waar de controleposten zijn. Het laatste stukje uit het artikel van M.F. Visser ging als volgt:

Het is de bedoeling, dat diegene die aan de wedstrijd deelnemen, om 9 uur gestart worden, terwijl de liefhebbers voor den tocht eerst half tien zullen afrijden. Deze laatsten kunnen, behoudens zekere beperking, aangezien de contrôleposten toch een sluitingstijd moeten hebben, den rit geheel naar hun eigen zienswijze regelen. Een voorrijder is er niet, aan hardrijden wordt bij den tocht niet gehecht; juist daarom hebben ook zoovelen paren ingeschreven. De bedoeling is op deze wijze den lust in het maken van ijstochten op de schaats te bevorderen. En hiertoe kan de in den aanvang genoemde tweede bedoeling van bovenstaande kaart, n.l. voor een ieder de mogelijkheid te openen om zelf kleinere of grootere schaatsentochten te ontwerpen, in sterke mate medewerken. Juist het zelf opmaken en daarna uitvoeren van een tocht, is op zichzelf een genot. Dit nu maakt deze kaart mogelijk, doordat in blauw de meeste gewone ijswegen aangegeven zijn, en de roode natuurlijk uit den aard der zaak berijdbaar zijn. Behalve deze banen zijn in zwart de wegen en dijken aangegeven, benevens de dorpen met hunne kerktorens. Dit is gedaan eenerzijds om daardoor een betere oriëntering mogelijk te maken, tweedens echter omdat juist daardoor de rijder veel meer geniet en zeker ook leert van de omgeving! Het groote verschil bijv. tusschen het “oude land” van Waterland en de droogmakerijen als Broeker-, Buiksloter-, Belmermeer, Purmer, Wormer enz. in verkaveling , diepteligging enz., moet dan dadelijk opvallen. Juist op schaatsen kan men van ons polderland zoveel zien. De rijder van den tocht gelieven bijv. eens nu en dan er aan te denken, dat het overstroomingswater in Februari 1916 voor al het land ten Noorden van Amsterdam en ten Zuiden van Wormer en Purmer een hoogte bereikt heeft van 2 meter op het ijs! Hij, die iets van het Kinselmeer of van de dijkbreuken wil zien, of de boeren op hunne terpwoningen bij Zuiderwoude, dus vlak bij de doorbraak, wil spreken, of daar tusschen de uitgespoelde veenklompen wil rijden, binde nu de ijzers onder en volge de blauw-gekleurde banen.

Het inschrijfgeld voor de wedstrijd bedraagt f 3,00. Voor den tocht voor een dame of heer f 1,50 en voor elke dame door een heer begeleid f 0,50. De deelnemers en deelneemsters kunnen zich, onder toezending van het verschuldigde inleggeld, aanmelden. De inschrijving wordt onherroepelijk donderdagnacht om twaalf uur gesloten. De directie van het Algemeen Handelsblad zal behalve de zilveren medailles voor allen, die de tocht of wedstrijd volbrengen, ook een aantal prijzen voor de eerstaankomenden in de wedstrijd uitloven.’ Dit alles stond te lezen in de Tilburgsche Courant van 31 januari.

Medaille 20 Plaatsentocht 3 februari 1917

Sportredacteur J. Nijland regelde de inschrijving. De wedstrijd werd gewonnen door Jacques de Koning uit Monnickendam, maar hij miste één van de stempelposten en werd derhalve gediskwalificeerd, waarna de Tilburger P. Arts tot winnaar werd uitgeroepen.

Liefst 601 liefhebbers schreven zich in voor de toertocht over 55 kilometer. Opmerkelijk hoog was het aantal deelnemende vrouwen: 101. Er deden ook 18 militairen mee. Het parkoers was met roodgeschilderde handwijzers aangegeven. De start lag achter de grote Willem III-sluis bij Nieuwendam. Daarna liep het traject via Buiksloot, Landsmeer en Den Ilp – ‘alwaar overgestapt wordt’ – naar Oostzaan en Zaandam. Vandaar ging het via de buurtschap Het Kalf over de ringsloot van de Wijde Wormer naar Purmerend. Via de Weerwal schaatste men door de stad naar de Purmer om via Kwadijk en Middelie in Edam te komen. Vanaf deze stad ging men via Katwoude, Monnickendam en Broek in Waterland terug naar Nieuwendam.

Eigen tochten, eigen kaarten
Hoewel de tocht geslaagd was is er nooit een vervolg gekomen. In 1938 start de IJ.H.N. met de Dorpentochten en dit wordt een enorm succes. Na 19 dorpentochten stopt men in 1962. De ijsclubs gaan dan steeds meer eigen toertochten organiseren en geven soms eigen routekaartjes uit. De gewoonte om zelf een tocht uit te pluizen met een ijskaart raakt in onbruik en daarom worden er na de Tweede Wereldoorlog geen nieuwe ijskaarten meer uitgegeven. Alleen de provincie Friesland vormt hierop een uitzondering; de laatste kaart verscheen daar in 2005.

 

Bronnen

1. Persoonlijke archieven van Matthy van Klaveren

2. Algemeen Handelsblad van zaterdag 3 februari 1917

3. Tilburgsche Courant 31 januari 1917

4. www.winkelstories.com

5. www.elfstedenwiki.vpro.nl

6. niet gepubliceerd werk van Ron Couwenhoven

Bovenkant van de pagina