Artikel KD46

IJswegenkaarten - De IJskaart van Noord-Holland van H.J. ten Have uit 1903 - vervolg

Auteur Matthy van Klaveren

Zoals reeds opgemerkt in de vorige uitgave mocht ik ook putten uit onderzoek dat Ron Couwenhoven reeds had uitgevoerd door de archieven van de IJHN te raadplegen. Als reactie op mijn artikel berichtte hij mij nog het volgende:

‘Toen de Amsterdamsche IJsclub vijftig gulden ging betalen werd dat geld in een pot gestopt. Er was natuurlijk niet elk jaar ijs. Het geld uit dat fonds werd besteed aan de inzet van baanvegers in de dorpen op de route Nieuwendam – Marken. Vooral voorzitter Simon Minnema van de IJsbond Hollands Noorderkwartier zette zich enorm in om ijsclubs op te richten in Waterland. Dat was een dun bevolkt gebied en de afdelingen – zoals de clubs toen werden genoemd als ze er kwamen – zaten altijd in geldnood. Daarvoor kwamen de subsidies van de Amsterdamsche IJsclub als geroepen.

Het logo van de Amsteramsche IJsclub

Krant als erelid
Het was ook de bedoeling van de ijsclub om de aanleg van geveegde banen in Waterland te stimuleren. Als dank werd de AIJC uiteindelijk tot erelid van de IJsbond Hollands Noorderkwartier benoemd. Hetzelfde gebeurde met het dagblad Nieuws van den Dag uit Amsterdam, dat de ijsberichten van de IJHN altijd in zijn kolommen opnam. De krant werd ook tot erelid benoemd. Dat was vermoedelijk de enige keer dat een organisatie in Nederland erelid van een ijs- c.q. schaatsbond werd.

De benoemingen waren er uiteraard op gericht beide organisaties te blijven betrekken bij de aanleg van de ijsbanen in Noord-Holland. Als erelid hadden ze toegang tot de algemene vergadering. Hoewel de Amsterdamsche IJsclub nooit lid werd van de IJHN kon men zo wel zijn invloed in de vergaderingen uitoefenen.

Eind jaren ‘10 ontstond een ernstig conflict, omdat de IJHN wedstrijden wilde gaan organiseren (vooral kortebaan en schoonrijden) om zo de terugloop van het ledenbestand te keren. Daarmee kwam men op het terrein van de KNSB en dat was tegen het zere been van de Amsterdamsche IJsclub. Men staakte de subsidie, maar in 1921 kwamen IJHN en KNSB tot een vergelijk met als gevolg dat de Amsterdamsche IJsclub een nieuwe subsidie gaf ter stimulering van de nieuwe ijswegenkaart die toen werd uitgegeven.
Tot zover de aanvulling van Ron.

Afstroom beperken
De ijsbonden hielden zich dus bezig met het beveiligen, onderhouden en bewegwijzeren van de banen, maar er waren meer zaken waar zij zich mee inlieten. De IJsbond in Friesland en nu de IJswegencentrale kwamen toen en komen nu nog altijd in het geweer om het afstromen bij vorst zoveel mogelijk te beperken. Dit om bij vorst de ijsgroei te bevorderen, want stromend water onder de ijskorst kan de ijsdikte aanzienlijk doen afnemen, wat uiteraard zelfs gevaarlijke situaties kan opleveren. Er zijn ook genoeg verhalen bekend over schippers die bekogeld werden door woedende schaatsliefhebbers omdat zij het ijs stuk voeren. De ijsbonden probeerden dan ook om provinciaal of via de ijsclubs plaatselijk een APV (Algemene Plaatselijke Verordening) te bewerkstelligen dat de bruggen gesloten bleven, zodat de scheepvaart tot stilstand kwam.

In Zuid-Holland kwam ik een bericht tegen dat de ijsbonden daar overlast constateerden van de vele arren op de baan. De arren zelf vielen wel mee denk ik, maar de paarden die beslagen ten ijs kwamen, vernielden de banen natuurlijk wel. Of de bonden succes hadden werd echter niet vermeld.

Haat-liefdeverhouding
Er waren echter ook particulieren die het ijs onder de bruggen open hielden, hierdoor moesten de schaatsenrijders over hun erf en daarvoor legden zij planken of ander klûnmateriaal neer en vroegen dan tevens een bijdrage. Een bijdrage werd ook gevraagd door de vele baanvegers dus als schaatsenrijder moest je wel een beurs met klein geld meenemen om overal baancenten te betalen. In die tijd was er dus een haat-liefdeverhouding met de baanvegers; zij zorgden voor geveegde banen maar door de vele baanvegers was het ook een aanslag op de portemonnee.

Bondskaarten uit het Nieuws van den Dag 22 november 1909

Hier lag dus ook een taak voor de ijsbonden, die zij aan het begin van de vorige eeuw oppakten. Zij stelden baanvegers aan, ook als werkverschaffing, in de barre wintertijd. Sociale voorzieningen waren er toen niet zoals we die vandaag de dag kennen. De ijsclubs kregen hiervoor soms wel gemeentelijke bijdragen. Het voordeel was nu dat de rijders die lid waren van de bond zich vrij over het ijs konden bewegen. Zij moesten dan wel de bondskaart op de revers spelden zoals dat toen zo mooi werd omschreven.

Voor de niet-leden werden baanbussen bij de baan neergezet; er werd van hen verwacht dat zij daar dan hun baangeld in deponeerden.

Het stukje uit de courant uit 1864 dat hieronder is afgedrukt zal hopelijk niet te vaak zijn voorgekomen, maar een handgemeen tussen een baanveger en een schaatser kwam wel regelmatig voor. Voor de baanveger betekende dit vaak de enige bron van inkomsten zolang de vorst in ons land regeerde en dat duurde in de 19e en begin 20e eeuw vaak langer dan nu.

Een handgemeen tussen baanveger en schaatser
Leidsche Courant
21 januari 1864
via Regionaal Archief Leiden

 

Bron

Leidsche Courant 21 januari 1864 via Regionaal Archief Leiden

Bovenkant van de pagina