Schaatsen aan het hof in Den Haag | 1392-1418

 

Auteur Niko Mulder

For the ENGLISH translation click here

Schoverlingen en schaatsen uit Amsterdam

 

Item mijn heer Van Oestervant screef den scult enen briif

dat hi hem zende zoude III paer scouerding ende III paer scaetzen,

die Dirc leuerde her Peter vanden Zande,

costen XL s.

Willem van Oostervant, oudste zoon en troonopvolger van graaf Albrecht van Beieren, verzoekt Dirk Simonsz, schout van Amsterdam, per brief
 
hem drie paar schoverlingen en drie paar schaatsen te sturen.
Schout Dirk leverde ze aan de heer Pieter vanden Zande, secretaris en kapelaan van Willem van Oostervant
voor het bedrag van 40 schellingen.
Hof in Den Haag circa 1300
Het hof in Den Haag circa 1300

Aan het hof in Den Haag werden uitgaven tot in de kleinste details verantwoord in de grafelijke boekhouding. Al lijken de posten nog zo onbeduidend, ze verschaffen ons boeiende inkijkjes in het hofleven, zoals bijvoorbeeld bovenstaande bestelling van drie paar schoverlingen en drie paar schaatsen uit Amsterdam, hoogstwaarschijnlijk geplaatst tussen 1 december 1392 en eind februari 1393. Die winter staat te boek als normaal. Er is weinig over bekend, maar er kon dus kennelijk wel enige tijd worden geschaatst. Al is het de vraag of de scaetzen en de scouerding op tijd werden afgeleverd.

 

Toch middeleeuws!

De woorden ‘schaats’ en ‘schoverling’ duiken hier voor het eerst op in de literatuur. Hoewel ze in deze betekenis niet in het Middelnederlands woordenboek voorkomen, blijken ze dus tóch al in gebruik te zijn eind 14e eeuw.

Scouerding (spreek uit: scoverding) is later verbasterd tot ‘schoverling’ in de noordelijke Nederlanden en vermoedelijk ook de oorsprong van het Vlaamse ‘scaverdine’ dat uiteindelijk ‘schaverdijn’ werd. Beide woorden zijn volgens Verdam mogelijk afgeleid van ‘schaven’ of ‘schuiven’ (zich snel verwijderen), net als het Groningse ‘scheuvel’ en de ‘schöfel’ uit het Duitse Ost-Friesland.

 

Houtjes en ijzers apart?

Waarschijnlijk gaat het hier niet om twee verschillende modellen, maar om drie paar houten voetstapels (scaetzen) en bijpassende ijzers (scouerding). In de Middeleeuwen staat het woord ‘schaats’ namelijk altijd voor een houten steun, zoals kruk, stelt (Vlaams) of schraag. Helaas is de oorspronkelijke brief verloren gegaan, maar uit het feit dat schenkel en houtje afzonderlijk van elkaar worden genoemd, mogen we opmaken dat de smid en de maker van de houten voetstapel onafhankelijk van elkaar hun halffabricaten leverden. Naderhand daarentegen zou de schaatsenmaker - de houtbewerker dus - de leverancier van het eindproduct worden, althans zo ging dat in Amsterdam rond 1500. Mede daardoor werd gaandeweg met het woord ‘schaats’ het hele ding aangeduid, dat wil zeggen: de combinatie van schenkel én voetstapel.

Als de houtjes en ijzers aan het eind van de 14e eeuw ongemonteerd werden geleverd, betekent dat ook dat beide onderdelen inmiddels vrij eenvoudig in elkaar konden worden gezet. Vermoedelijk schoof men de neus van de voetstapel onder de toon (een horizontaal teruggeslagen ijzeren pin aan de hals van de schenkel), drukte men het ijzer in de groef aan de onderzijde van de voetstapel, waardoor het houtje ingeklemd raakte tussen de toon en het verticaal omgeslagen ijzer aan de achterzijde; (hoef)nagel of spijker erdoor en klaar-was-kees. Deze verbinding zou eeuwenlang in gebruik blijven.

 

Of toch twee aparte modellen?

Met scaetzen zouden in theorie ook houten plankjes zónder ijzers bedoeld kunnen zijn waarop met name dames zich graag lieten voortduwen. Per gevolg zouden onder scouerding dan prikschaatsen zijn begrepen. Schaatsen met zo’n prikpunt waren vanwege de voorwaartse afzet uitermate geschikt om de dames op hun plankjes een zetje in de rug te geven.

Probleem met deze veronderstelling is dat dit gebruik - tot dusver - uitsluitend bekend is uit de zuidelijke Nederlanden, en bovendien pas in de late 15e en de 16e eeuw. Deze uitleg lijkt daarom voor Holland in 1393 minder waarschijnlijk.

 

Amsterdam heeft het …?

Waarom werden de schaatsen niet gewoon bij een Haagse smid besteld? Was het toeval dat schout Dirk Simonsz, een rijke Amsterdammer die regelmatig betalingen voorschoot voor de graaf en soms dagen achtereen aan het hof in Den Haag verbleef, deze opdracht kreeg? Of hadden de makers van schaatshouten en -ijzers uit Amsterdam vóór 1400 al zo’n reputatie op hun vakgebied, dat Willem van Oostervant ze per se daar vandaan moest hebben? De schaatsenmakers vormden er een eeuw later als enige ter wereld een afzonderlijke beroepsgroep en maakten deel uit van een houtbewerkersgilde blijkens de keuren van 1497 en 1551. Het is niet bekend of hun specifieke deskundigheid ook eind 14e eeuw al gold, maar deze bestelling zou daar op kunnen wijzen.

Schaatshoutje met lange lage hals uit Amersfoort, circa 1425-1525
Afdeling archeologie Gemeente Amersfoort.
Met dank aan Timo d'Hollosy.

De opdracht zou ook kunnen worden verklaard uit de ontdekking van een nieuw model dat mogelijk in Den Haag nog niet werd vervaardigd, bijvoorbeeld een schaats met lange neus zonder prikpunt. De slag met zijwaartse afzet, die men inmiddels beheerste, maakte de prikker op de hals van de schaats immers overbodig. Bovendien kon je op een ver vooruitgestoken neus je snavelschoenen kwijt. Zekerheid over een dergelijke vroege ontwikkeling van de schaats met lange lage hals is er echter niet.

Snavel- of tootschoen

 

 

Prijskaartje

Veertig schellingen voor drie paar schaatsen kwam in die tijd ongeveer overeen met de prijs van een eenvoudig zwaard. Zelfs de luxe van één paar schaatsen kon lang niet iedereen zich veroorloven.

 

 

Te weinig allure?

Schaats met prikpunt uit Hofgracht, Den Haag. Datering 1350-1450.
Foto: © Afd. Archeologie Gemeente Den Haag

Of de schaats met afzetpunt, die in de Oude Hofgracht in Den Haag is gevonden, onderdeel uitmaakte van de bestelling van Willem van Oostervant uit 1392 weten we niet. De driehoekige riemgaten in het populierenhout zijn ongeschikt voor brede leren riemen, zoals je die bij een paar hofschaatsen eigenlijk zou verwachten. De vorm van de riemgaten is wellicht een aanwijzing dat er niet langer uitsluitend door de adel werd geschaatst. Eind 14e eeuw reden burgers ook in het naburige stadje Schiedam (LINK) al op schaatsen. In het geval van de Haagse schaats ligt het echter voor de hand om aan iemand uit de omvangrijke hofhouding te denken, en niet aan een buitenstaander, want uit bronnen blijkt dat niet iedereen vrij toegang had tot het ommuurde complex. In 1363 werd er betaald ‘van de viver in de Haghe te biten’, dus om het ijs te bijten (openhakken) om aan- en overvallen te voorkomen. Twee jaar later werd de toren 14 dagen lang extra bewaakt ‘doet ys lach’ (toen er ijs lag).

Het grafelijk hof in Den Haag rond 1400 (bron: Die Haghe, 1909)

 

Voor wie waren de schaatsen bestemd?

Willem van Oostervant plaatste de order. Hij verbleef van november 1392 tot eind februari 1393 in Holland voor een bezoek aan het hof van zijn vader Albrecht in Den Haag. Het is niet ondenkbaar dat Willems jonge echtgenote - Margaretha van Bourgondië was pas 18 - met hem was meegereisd vanuit Le Quesnoy in Henegouwen. Het paar had pal naast de kooltuin op het binnenhof een riante verblijfplaats, die aan de zuidzijde grensde aan de binnengracht.

De bestelde schaatsen of enkele paren daarvan konden natuurlijk ook bestemd zijn voor het personeel van Willem en Margaretha. Kapelaan-secretaris Pieter vanden Zande was een van hen.

Graaf Albrecht was 56 en vermoedelijk nog vrij vitaal, al is het de vraag of zijn hoofd al weer naar vermaak stond. Twee mensen uit zijn gevolg die dicht bij hem stonden, zijn geliefde Aleid van Poelgeest en zijn meesterknaap Willem Cuser, waren op 22 september bij het hof vermoord. De ophef daarover leek tijdens de winter geluwd, maar zou weer oplaaien en nog een lange Hoekse en Kabeljauwse staart krijgen.  

 

Kerende kansen in barbaarse tijden

De Hoekse en Kabeljauwse twisten gingen vooral om de invloed van edelen op de macht aan het hof, waarbij de kansen snel konden keren.

De moord op Willem Cuser leidde in het voorjaar tot een proces en een vonnis in de vorm van een grote schoonmaak. Een groot aantal Hoekse edelen aan het hof moest het veld ruimen, hun kastelen werden belegerd en afgebroken. Toen Willem van Oostervant het voor hen opnam, leidde dit tot een breuk tussen hem en zijn vader Albrecht die ruim jaar lang aanhield. De tweedeling liep dus dwars door de grafelijke familie. Het conflict had ook gevolgen voor de andere personen die betrokken waren bij de levering van de partij schaatsen. Pieter vande Zande werd op bevel van graaf Albrecht uit de hofhouding van Willem van Oostervant ontslagen. Schout Dirk Simonsz Abbe, die zich ook wel Benning of Benninck noemde, bleef als aanhanger van de graaf aanvankelijk buiten schot. Nadat graaf Albrecht in 1405 overleed, was Dirk Simonsz als prominente Kabeljauw betrokken bij een opstand tegen Willem van Oostervant, nu Willem VI geheten. Daarop liet de nieuwe graaf de voormalige schout zonder pardon arresteren en onthoofden. Aan de levering van de partij schaatsen van destijds zal hij niet meer hebben teruggedacht ...

 

Met gehuurde sleden en kolfstokken over het ijs naar Delft

Schaatsen was niet het enige wintervermaak aan het hof. Dat bleek in de strenge winter van 1395-1396, die al vroeg inzette. Een post uit de grafelijke boekhouding van december 1395 luidt:

… als mijn here ende mijn vrouwe op te ijse Delfwairt gaen wouden,

betailt van colven, ballen, van sleden te huur,

die mijn vrouwe weder invoirde …

Toen graaf Albrecht en zijn tweede vrouw Margaretha over het ijs richting Delft wilden,
werd er betaald voor de huur van kolfstokken, ballen en sleden,
 
die Margaretha weer terug liet brengen.
Paardenslee in Januari. Getijdenboek Croÿ-Arenberg, 1505-1510. Omgeving Gent-Brugge.
Edingen, collectie van de hertogen van Arenberg.
in: De vier jaar getijden in de kunst van de Nederlanden 1500-1750, p. 39

 

Of graaf Albrecht en Margareta van Kleef, zijn jeugdige tweede echtgenote, op de maandag na Sint-Nicolaas ook geschaatst hebben, zullen we wel nooit weten. Het grafelijk echtpaar bezat vermoedelijk zelf schaatsen, hoefde ze dus niet te huren en daarom werden schaatsen ook niet vermeld in de rekeningen. Het is opmerkelijk dat kolfstokken en sleden niet tot de inventaris van het hof behoorden. Ook valt het op dat Margaretha van Kleef en niet Albrecht de gehuurde spullen weer liet terugbrengen. Had zij het initiatief genomen voor dit wintervermaak?

 

Kolvers op het ijs
De martelaarsdood Crispinus en Crispinianus, detail 
Aert van den Bossche, 1494.
Nationaal Museum, Warschau. Wikipedia.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

Baanvegers op het ijs!

Item. (swoensdages na sinte Katharinen dach) bi mire vrouwen bevelen den knechten,

die hair upten yse een bane scoen maecten,

gegeven xviij gr.

Op de woensdag na het feest van de heilige Catharina (25 november) gaf Margaretha de opdracht om de knechten,
die voor haar op het ijs een baan hadden geveegd,
18 groten te betalen.

Al heel vroeg in deze overigens zachte winter, op 28 november 1397, liet Margaretha van Kleef de knechten een baan schoon vegen. Het is de eerste vermelding van een baanvegerij (LINK) in de geschiedenis. De post vermeldt niet of er geveegd werd op de grachten of op de hofvijver, die destijds aan de buitenzijde nog omsloten was door muren.

 

De oudste ijsbaan ter wereld

Ruim twintig jaar later, in de derde week van januari 1418 nam gravin Jacoba van Beieren, enig kind van Margaretha van Bourgondië en Willem VI, een dagje ijsvrij. Haar vader was het jaar daarvoor aan een hondenbeet overleden en Jacoba was, hoewel pas 17 jaar oud, al negen maanden weduwe.

Detail van folio 56 verso, de post met het ijsvermaak op de hofvijver, uit de Tresorier- en kostenrekening 1417-1418 van Jacoba van Beieren

 

Item uptem xxvisten dach in Januario betailt wolfert vanden Oisterlande de roedrager

ende hij mijnre liever vrouwen an hoir selfs hande geleent ende gegeven hadde.

Eeerst ende sij upten ijse den scoelkinder uten hagen gaff 1 hollansen scilt.

Item den tortijsdragere van dat sij upten viver een nye baen gemaect hadden ende gevaicht 1 scilt

Item ende hij mijn lieve vrouwe gegeven had mede te mommen

als mijn lieve oude vrouwe indie Raetcamer at ende wat des sonnendages savonts xxiii dage

in Januario ix hollanssche scilde

facit tsamen xxxvii s. vii d. groot

Item op de 26e dag in januari betaald aan Wolfert van den Oosterlande de roedrager
wat hij aan mijn lieve vrouwe (=Jacoba) in haar eigen handen geleend en gegeven had.
 
Ten eerste wat zij op het ijs de schoolkinderen uit Den Haag gaf:
1 Hollandse schild.
Item aan de toortsdragers omdat zij op de vijver een nieuwe baan gemaakt en geveegd hadden 1 schild.
 
Item wat hij mijn lieve vrouwe gegeven had om mee te vermommen
 
toen mijn lieve oude vrouw (= Jacoba's moeder, Margaretha van Bourgondië) in de Raadkamer at en [nog] wat op zondagavond
op de 23e dag in januari 9 Hollandse schilden.
 
Dat maakt tezamen 37 schellingen en 7 penningen groot

 

Uit de verrekening van de bedragen die de gerechtsbode Wolfert van den Oosterlande had voorgeschoten aan Jacoba blijkt dat er in deze koude januari 1418 verschillende activiteiten plaatsvonden op en rond het ijs van de hofvijver. Jacoba gaf de schoolkinderen uit Den Haag - ongetwijfeld afkomstig uit de betere families - een fooi upten ijse. Of er geschaatst is, ja of kinderen toen überhaupt wel schaatsen hadden, dat vermelden de rekeningen natuurlijk niet.

Er was die winter voordat de vijver ondergesneeuwd raakte kennelijk al eerder geschaatst, want ze liet de toortsdragers een níeuwe baan vegen. De Hofvijver in Den Haag is als ijsbaan dus al zo’n 600 jaar in gebruik en daarmee ongetwijfeld de oudste ter wereld. Er wordt namelijk nog altijd geschaatst als Koning Winter het toelaat.

Verder besteedde Jacoba een flink bedrag om mee te mommen. Werd het aloude vrijersfeest Angen (St. Agnes op 21 januari), waarin meisjes doorgaans verkleed en gemaskerd langs de huizen van vrijgezelle jongens gingen, bij gelegenheid misschien op de hofvijver gevierd?

 

Scheve schaats

Met een bijzonder intrigerende vermelding in de rekeningen van de grafelijkheid uit 1398 zijn al veel (schaats)historici op het verkeerde been gezet. Dankzij Antheun Janse weten we beter:

XII piecstaffen voir mijn here mede te vlieghen

mit ijsers aen de voeten

12 stokken met ijzeren punten aan de uiteinden voor graaf Albrecht
om vogels mee te vangen
Deze afbeelding toont een parodie op het zogenaamde ‘vlieghen’, het vangen van vogels met behulp van netten. De grap is dat de dame een minnaar heeft gestrikt in haar net, terwijl de vogels nog frank en vrij in de bomen zitten. Ze trekt het net, dat is bevestigd aan twee ‘piecstaffen’ (stokken), strak met behulp van een touw. De valk op de handschoen van de jonkvrouw in de versierde initiaal verwijst uiteraard naar de valkenjacht, ook al zo'n populair adellijk vermaak.

Bodleian Library Oxford, Douce 6, folio 004v, detail. - circa 1325

Deze ‘ijsers aen de voeten’ slaan namelijk niet op schaatsen, maar op ijzeren punten aan de uiteinden (‘voeten’) van stokken (‘piecstaffen’), die bij de vogeljacht (het zogenaamde ‘vlieghen’) werden gebruikt om vangnetten aan te bevestigen.

Er is dus geen enkel verband met ijsvermaak. Dat is maar beter ook: prikstokken werden bij het schaatsen al ruim honderd jaar niet meer gebruikt; een foutieve interpretatie van het fragment zou een volledig verkeerd beeld van de ontwikkeling van het schaatsen hebben veroorzaakt.

 

 

 

Reacties op dit artikel kunnen worden verzonden aan  redactie@schaatshistorie.nl of n.mulder@hccnet.nl.

 

Niko Mulder

14 januari 2017

Bronvermelding

  1. B. ARA Den Haag, archief Graven van Holland, inv. Kort no. 2027 = 4e rekening van Dirk Simonsz, schout van Amsterdam, 1392 dec. 1 – 1393 dec. 1, p. *8, uitgaven.
  2. B.R. de Melker – Oorkondenboek van Amsterdam tot 1400 - supplement (1995), p. 54-55
  3. Jan Buisman - Duizend jaar weer, wind en water in de lage landen, deel 2, p. 314; 331; 336; 429
  4. J. Verdam - Over het woord ‘schaats’. Bijdragen en mededeelingen Akademie van Wetenschappen 1907, p. 371-372; p. 374-375
  5. A. Carmiggelt – Tussen Hof en Herberg – Archeologisch onderzoek aan de zuidzijde van het binnenhof in Den Haag (VOM-reeks 1992, nr 1), afbeelding 25E; p. 15
  6. Mededelingen Monique van Veen, afd. Archeologie, Dienst Stadsbeheer, Gemeente Den Haag) 24 januari 2006
  7. Niko Mulder - Ten IJse (4) – Met scaetzen en scouerding op de hofgracht, in: Kouwe Drukte 36, oktober 2009
  8. Jhr G.G. Calkoen – Het binnenhof van 1247-1747, p. 46; p. 142 noot 11in: Die Haghe, bijdragen en mededeelingen, 1902 (ijsbijten)
  9. C.H. Peters – Het Grafelijk leven in die Haghe, in de tweede helft der XIVe eeuw, in: Die Haghe, bijdragen en mededeelingen, 1909.
  10. Wiebe Blauw – Van glis tot klapschaats, 2001, p. 96-97
  11. Niko Mulder - Het schaatsenmakersgilde – een unicum; in: Acht eeuwen schaatsen in en om Amsterdam – Niko Mulder / Jos Pronk, 2014 (gewijzigde herdruk), p. 13-14
  12. M.J. Waale – De Arkelse oorlog, 1401-1412 (1990), p. 243 (Pieter vanden Zande); p. 70 e.v. (conflict tussen Albrecht en Willem)
  13. H.E. van Foreest - Traditie en werkelijkheid. C. Au lieu et heure que la femme y moru, uit: Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden 22 (1968-69) 171-208 (toedracht moord op het binnenhof).
  14. Eenheid en verdeeldheid. Politieke en sociale geschiedenis tot in de zestiende eeuw – M. Carasso-Kok / C. Verkerk, in: Geschiedenis van Amsterdam tot 1578 (2004), p. 224 (moord op Dirk Simonsz Abbe)
  15. F. van Oostrom - Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400, p. 28 (1987)
  16. Eelco Verwijs - De oorlogen van Hertog Albrecht van Beieren met de Friezen in de laatste jaren der XIVe eeuw citeert een rekening uit Cleen Foreyn, fol. 80r voor 28 november 1397.
  17. Antheun Janse – Een pion voor een dame. Jacoba van Beieren (1401-1436), 2009, p. 138
  18. Tresorier- en kostenrekening 1417-1418 van Jacoba van Beieren, folio 56 verso, archiefstuk uit de collectie De Merode-Westerloo 1786. Met dank aan Gerben Schooneveldt namens de Societas Palaeographica voor de transcriptie en hertaling van het fragment.
  19. Anoniem - Huizen van Holland, Henegouwen en Beijeren, in: Mededeelingen van de Vereeniging ter Beoefening der Geschiedenis van ’s-Gravenhage, p. 319 (huursleden);
  20. p. 319: Coman Floris in den Haghe betaelt hr Jan Heerman van XII piecstaffen voir minen hée mede te vlieghen mit ijsers an de voeten, die aan te doen zetten, mit dat hire om virteerde, als hire om getoge was tot Rott’dam, als hi aenbrocht IIII oud.sc.
  21. Antheun Janse - Ridderschap in Holland (2001), p. 346 (vogeljacht)

Lees verder

Bovenkant van de pagina