Elfstedentocht 1997, Harry Karssies

Mijn Elfstedentocht van 1997

Auteur Harry Karssies, 2025

Na de Elfstedentocht van 1986 plaatste de Elfstedenvereniging een advertentie in de landelijke dagbladen met een oproep voor nieuwe leden. Wie lid wilde worden moest een uittreksel van het geboorteregister opsturen. Uit die inzendingen zou een loting plaatsvinden. Er waren circa 32000 inzendingen, maar er was slechts plaats voor 3.000 mensen. Ik had dus de kans van 1 op 10, maar werd op deze manier wel lid. Wanneer je ieder jaar je contributie betaalt blijf je lid en dat doe ik tot op de dag van vandaag. Volgend jaar is dat alweer veertig jaar.

Wennen aan natuurijs

In 1996 was het bijna zover dat er weer een tocht kon worden gehouden. Al het Friese water was bedekt met een dikke laag ijs. Toch was het niet genoeg om een tocht uit te schrijven tot grote frustratie van veel mensen. Gelukkig was het in 1997 raak. Vlak voor de kerst begon het goed te vriezen. Binnen veertien dagen kon er op zaterdag 4 januari een Elfstedentocht worden gereden. Ik had in mijn voorbereiding de nodige kilometers op natuurijs gemaakt en was daardoor goed gewend aan oneffenheden en scheuren en zo. Ook in het donker schaatsen was iets wat ik oefende.

Prima geregeld

Lidmaatschapskaart seizoen 1998/1999 Harry Karssies
Vereniging "De Friesche Elf Steden"

En zo werd het zaterdag 4 januari. Een dag ervoor was ik afgereisd om mijn kaart op te halen. Wat een drukte! Wat een mensen! Maar wat mij vooral is bij gebleven, is de goede organisatie. Overal afhaalbalies, keurig genummerd. Hierdoor werd het de deelnemers makkelijk gemaakt. Alles was prima geregeld. Wat ik niet wist, was dat er naast de jaarlijkse contributie bij het afhalen van mijn startkaart nog even f 100,00 moest worden betaald.

Zaterdagmorgen 05.00 uur ging mijn wekker. Goed geslapen? Nou, nee.
Thuis kon ik de start van de wedstrijdrijders nog op televisie zien, daarna werd ik, samen met mijn buurman Piet Hoekstra, naar de trein in Buitenpost gebracht. Twintig minuten later arriveerden we op het station in Leeuwarden, waar we met een bus naar de Frieslandhal werden vervoerd. Eenmaal daar aangekomen was het een drukte van belang.

Duizenden mensen in schaatskleding, klaar voor het grote evenement. Op nummer werd ik keurig naar mijn eigen kooi verwezen en daar duurde het helaas nog lang voordat ik kon starten. Te vroeg aanwezig? Nee, je had geen idee hoe het één en ander zou lopen, maar te laat komen was beslist geen optie.

 

Schrik van de wind

Doordat ik in 1986 lid was geworden startte ik behoorlijk achteraan de rij. Tegen 9.00 uur mocht ik weg en dan weet je dat de kans groot is dat je in het donker eindigt. Er moest eerst ongeveer 1 km worden gelopen om bij het ijs te komen. Eenmaal op het ijs was het snel de schaatsen onder en weg wezen, mee in de stroom schaatsers. Het ging goed en ik dacht: “Als het zo verder gaat dan haal ik het wel”. Tot aan Sloten de wind in de rug. Lekker, maar dan is het moeilijk in te schatten hoeveel wind er staat. Midden in Sloten kwam ik voor het eerst ten val, precies midden in het stadje. Veel mensen op de kant die verbaal reageerden. Was het een aanmoediging om op te staan en verder te rijden, of was het uit hilariteit? Ik weet het niet.
Het was ook bij Sloten dat ik door kreeg hoe hard het waaide. Je moet terug naar het Slotermeer en dat betekent dat je een aantal honderden meters tegen de wind in moet schaatsen en daar schrok ik van. Achteraf bleek het de hele dag ongeveer windkracht 5 was geweest.

Onderweg vereeuwigd in Sneek. Ik ben de man links op de voorgrond.

 

Nu eerst maar over het Slotermeer richting Balk en verder rijden door Gaasterland over de Luts.
Het rijden van dat traject ging niet snel, maar was verbluffend mooi. Eenmaal in de weidsheid bij de Galamadammen ging het in vliegende vaart voor de wind naar Stavoren. Het ging mij eigenlijk te snel en ik dacht: “Als ik nu val is het goed mis en misschien wel afgelopen”. Gelukkig bleef ik overeind. Vanaf Stavoren richting het noorden en dus tegen de elementen in. Al snel had ik een mooi treintje te pakken en zat ik achter een brede rug die mij uit de wind hield. En zo, rustig aan via Hindeloopen, Workum naar Bolsward. “Zo, op de helft” dacht ik, “nu maar even rusten en wat eten”. Zo gezegd, zo gedaan, maar ik had niet in de gaten dat als je te lang zou zitten je spieren verstijven en je veel moeite hebt met het opnieuw in de slag komen. Dat overkwam mij daar. Het duurde kilometers lang voordat ik weer een beetje ontspannen kon schaatsen. Op naar Harlingen en Franeker.

Warm water … zo lekker!

Doordat ik zo laat was gestart zakte de zon in Franeker al achter de horizon en begon het ‘in het donker rijden’. Iedere kenner weet dan dat het daar zwaar gaat worden. Wind tegen, slecht ijs en in de duisternis. Inmiddels was ik aardig gewend aan het onregelmatige ijs en kon ik de scheuren die waren ontstaan aardig ontwijken. Helaas, in het donker waren toch verschillende valpartijen mijn deel. Ergens op dit traject van de tocht stonden kinderen op het ijs met een grote ketel warm water. Bekertjes warm water werden uitgedeeld en ik genoot ervan, nooit geweten dat dat vocht zo lekker kon zijn.

Het was daar dat ik mijn maat Piet uit het oog ben verloren. Gelukkig was je niet alleen in deze misère. Zo vond ik verschillende mensen waarmee ik verder ben gereden.

Man met de hamer

Inmiddels begon ik wel behoorlijk moe te worden en richting Oude Leie bemerkte ik dat het wel erg zwaar werd. Daar zeiden ze me dat het nog maar een paar kilometer was naar Bartlehiem. “Waar was ik aan begonnen? Dit nooit meer!”, dacht ik. In de verte zag ik de lichtmasten van Bartlehiem en dacht “Als ik daar nu maar kom, dan ga ik eraf!!!” Ik bedacht “Als ik nu in het riet terecht kom, dan is het helemaal afgelopen. Ze vinden me hier nooit, dan vries ik dood!”.

Mijn benen hadden de schaatsslag de hele dag al gemaakt, dus die wisten niet beter dan daar mee door te gaan. Eenmaal in Bartlehiem aangekomen was het een drukte van belang. Duizenden mensen stonden op de kant om de deelnemers aan te moedigen. Het ging aan mij voorbij. Ik legde mijn armen en mijn hoofd op een dranghek. Staand, op mijn schaatsen, viel ik in slaap. Een jonge knul maakte me wakker. Hij begon aan me te trekken en zei dat ik iets moest eten. “Ik wil niet eten, ik wil stoppen en van het ijs af!”, was mijn antwoord. “Nee … hier eten!”, zei hij en hield mij een tas vol repen en chocolade voor. “Nu”, dacht ik, “Als je zo blijft aandringen, dan zal ik maar wat nemen” en dat deed ik. De suikers gierden door mijn lijf en ik voelde ze springen in mijn spieren. Ik begon meer te eten en ik kreeg weer vat op mijzelf. Mijn denken nam weer toe en reageerde weer op datgene waar ik mee bezig was: namelijk het schaatsen van een Elfstedentocht. Na ook nog kwalitatief beter voedsel tot me genomen te hebben, kreeg ik weer moed. Noemen ze dit nu een inzinking, de man met de hamer? Kom op, nu naar Dokkum!

Dat deed me wel wat!

De stempelkaart van Harry Karssies
Elfstedentocht 4 januari 1997 

Eenmaal daar aangekomen stonden er duizenden mensen rond het keerpunt. Het leek wel een arena waarin ik was beland. Op dat moment reed ik even alleen en stak mijn hand omhoog. Daar reageerden toen duizenden toeschouwers op. Dat deed me wel wat! Na nog maar weer eens iets gegeten te hebben, ben ik naar Leeuwarden gereden. Halverwege, in Oudkerk, stond een geheime controle. Het was de plek waar eventuele zwartrijders eruit gehaald konden worden.

Een knip in de kaart liet zien dat ik toch echt een rechtmatige deelnemer was. Eenmaal richting Bonkevaart werd ik verblind door de lampen die daar stonden opgesteld, allemaal in de richting vanwaar de schaatsers vandaan kwamen. Mooi voor het vele publiek maar voor mij gewoon lastig.

Om 23.15 uur stempelde ik af en dan gaat alles ineens vanzelf. Mensen helpen me om het talud op te komen en verwijzen me naar een warme bus die mij weer naar de Frieslandhal zou brengen. Daar aangekomen en nadat ik mij stempelkaart had ingeleverd, was ik blij dat ik nog een paar sportschoenen in mijn rugzak had zitten. Uit de immense berg schoenen was ik niet meer in staat mijn paar te vinden.

Terug naar het station en met de trein weer naar Buitenpost. Daar stond mijn vrouw me op te wachten. Het was een goed weerzien en nu maar onder een warme douche en het bed in.

Drang naar het dranghek

De volgende dag ben ik met mijn kinderen nog even naar Bartlehiem gereden met de auto. Zo goed en zo kwaad als ik kon lopen, op het ijs gestapt, ja hier was het. Het dranghek stond er nog. Wat een ervaring! Ik besloot het nooit meer te doen! Enkele weken later dacht ik daar wel weer anders over.

Wat zou ik graag die jongen nog eens willen bedanken die mij in Bartlehiem verder heeft geholpen. Hij vertelde mij toen dat hij niet was ingeloot en dat hij daar stond voor zijn vrienden. Wie was hij? Wat zou ik hem graag nog eens willen ontmoeten!

Deze Elfstedentocht ging de boeken in als 5e in zwaarte vanwege de kou en harde wind. Eén derde van de deelnemers heeft het dan ook niet gehaald.

Bron

Artikel van Harry Karssies 'Mijn Elfstedentocht1997' in Kouwe Drukte, jaargang 29 - nr 84 - oktober 2025

Bovenkant van de pagina